ECLI:NL:GHARN:2008:BC9402

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
PIJ 2008\038
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stolwerk
  • A. van de Herberg
  • R. Rutgers van der Loeff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 september 2007, die de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met zeven maanden had verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, op basis van nieuwe informatie en advisering. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel vereist. Bovendien is niet aangetoond dat een verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in het belang is van de ontwikkeling van de jeugdige, zoals bedoeld in artikel 77s lid 1 onder c van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft overwogen dat, hoewel er in eerdere adviezen een minder gunstig beeld van de ontwikkeling van de betrokkene werd geschetst, er ook positieve beschermende factoren zijn die in zijn voordeel spreken. De betrokkene heeft zich in het verleden goed weten te handhaven en heeft blijk gegeven van de wens om aan zijn toekomst te werken. Het hof is van oordeel dat de betrokkene de kans moet krijgen om buiten de justitiële inrichting zijn weg te zoeken en te laten zien dat hij voldoende heeft geleerd over zijn gedrag en functioneren. Het hof gaat ervan uit dat hij in geval van moeilijkheden tijdig hulp zal vragen aan hulpinstanties, zoals de reclassering en het JIT.

De vordering van de officier van justitie is door het hof afgewezen, en de beslissing is openbaar uitgesproken. De betrokken rechters hebben de beslissing ondertekend, met uitzondering van de raden die buiten staat waren om dit te doen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
PIJ 2008\038
Beslissing d.d. 8 april 2008
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[pijgestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 27 september 2007, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van zeven maanden.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe informatie en daar het tot een andere beslissing komt.
• In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist. Daarnaast is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat een verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen nog langer in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige, zoals bedoeld in artikel 77 s lid 1 onder c van het wetboek van Strafrecht.
• Uit het verlengingsadvies van 17 juli 2007 van “Rentray” blijkt dat sprake is van een matig recidiverisico. Voorts blijkt uit dit advies het volgende. Positief is dat moeder en zus betrokkene aanspreken op zijn gedrag. Over het algemeen trekt betrokkene niet toe naar delinquente leeftijdsgenoten en laat hij zich niet beïnvloeden door negatief dan wel stoer gedrag van anderen. Risico’s op terugval in oud gedrag liggen met name in de individuele factoren. Het middelengebruik en het omgaan met boosheid en stress zijn de grootste aandachtspunten. Dit blijven kritische items hoewel deze tijdens het proefverlof geen problemen hebben opgeleverd. Betrokkene is zich bewust van het belang van een dagbesteding en wil graag aan een positieve toekomst werken. Voor zijn ontwikkeling was het van belang dat betrokkene het zou gaan proberen in de maatschappij en met vallen en opstaan zou leren functioneren. Ten tijde van dit verlengingsadvies van 17 juli 2007 was betrokkene niet gerecidiveerd of anderszins in grote problemen verwikkeld geraakt. Weliswaar wordt in het herziene advies van “Rentray” d.d. 31 juli 2007 en de brief van deze instelling van 12 september 2007 een minder gunstig beeld van betrokkene ‘s ontwikkeling geschetst, maar daar staat tegenover dat er buiten de jeugdinrichting positief beschermende factoren zijn die gunstig meewerken, zoals een goed contact met de moeder en de reclassering, naast het eigen initiatief van betrokkene om aan het werk te gaan of anderszins tot een zinvolle dagbesteding te komen. Tevens weegt het hof mee, dat betrokkene zich in het verleden op veertien- en vijftienjarige leeftijd ongeveer twee jaar lang heeft onttrokken aan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en zich in die periode goed staande heeft weten te houden met betrekkelijk weinig problemen. Temeer daar er bij het voortduren van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op zijn vroegst over een half jaar opnieuw onderzoek zal zijn gedaan, en er dan nog een nieuw behandelplan ten aanzien van betrokkene moet worden opgesteld, is het hof van oordeel dat op dit moment onvoldoende duidelijk is dat een voortzetting van de maatregel nog zal bijdragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat betrokkene de kans moet krijgen om buiten de justitiële inrichting zijn weg te zoeken en te laten zien dat hij inmiddels voldoende over zijn gedrag en functioneren heeft geleerd. Daarbij gaat het hof ervan uit dat betrokkene in geval van moeilijkheden tijdig hulp zal vragen aan hulpinstanties, bijvoorbeeld de reclassering in Den Haag, en aan het JIT (voorheen: Transfer) tot welke instantie betrokkene zich in het verleden ook meermaals heeft gewend voor begeleiding.
Gelet op bovenstaande zal het hof de vordering van de officier van justitie afwijzen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 27 september 2007 met betrekking tot de betrokkene.
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Stolwerk als voorzitter,
mrs Van de Herberg en Rutgers van der Loeff als raadsheren,
en drs Poll en drs Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van Van Westerlaak als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 08 april 2008
Mr Rutgers van der Loeff en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.