Parketnummer: 21-004139-06
Uitspraak d.d.: 19 februari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 2 oktober 2006 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-501156-05 en 16-510770-06, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-300734-04, tegen
(verdachte),
geboren te Beni Teib (Marokko) op 12 juli 1983,
wonende te xx,
thans verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 juni 2007, 25 oktober 2007 en 5 februari 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. B. Roodveldt en mr. E.I.B. Hoffman, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd:
(zie voor de inhoud van de dagvaardingen de bijlage IIa en IIb)
Het hof nummert het in de zaak met parketnummer 16-510770-06 tenlastegelegde feit
als feit 6.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in dit verband in het bijzonder nog het volgende.
Aannemelijk is geworden dat (getuige 1), voordat zij verdachte kende, al eerder in de prostitutie had gewerkt. Weliswaar behoeft dit op zichzelf genomen niet in de weg te staan aan een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde, maar de verklaringen van (getuige 1) over hoe zij door toedoen van verdachte in de prostitutie is geraakt komen hiermee in een ander daglicht te staan. Voorts lijkt niet juist te zijn haar verklaring over haar identiteitsbewijs, dat haar door verdachte zou zijn afgepakt als pressiemiddel om haar te beletten bij hem weg te gaan, nu zij later heeft verklaard dat haar identiteitsbewijs door haar moeder zou zijn afgepakt en verstopt.
Met de verdediging constateert het hof bovendien een aantal andere inconsistenties en/of onwaarschijnlijkheden in de verklaringen van (getuige 1) (over haar mishandelingen door verdachte, haar werktijden en -plaatsen, haar verdiensten en haar seksuele relatie met verdachte).
Het hof acht hierom de verklaringen van (getuige 1) onvoldoende betrouwbaar om deze als bewijs van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde te bezigen. Nu een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde in overwegende mate zou moeten berusten op de verklaringen van (getuige 1), kan op grond van het voorgaande daaraan niet worden toegekomen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
- ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde -
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2002 tot en met 31 juli 2004 te
Utrecht en/of Amsterdam en/of Deventer, in elk geval in Nederland een ander,
genaamd A. (slachtoffer 1), door geweld of één of meer andere feitelijkheden of
door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden
heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan
verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich
daardoor tot het verrichten van die (seksuele) handelingen beschikbaar stelde,
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
(ondernomen) handeling(en) hieruit dat verdachte (onder meer)
- een liefdesrelatie is aangegaan met die (slachtoffer 1) en/of
- cadeaus (waaronder kleding) aan die (slachtoffer 1) heeft gegeven en/of
- onderdak heeft geboden aan die (slachtoffer 1) en/of
- die (slachtoffer 1) heeft voorzien in haar levensonderhoud en/of
- die (slachtoffer 1) heeft belemmerd contacten te onderhouden met haar familie
en/of anderen en/of
- die (slachtoffer 1) (meermalen) heeft mishandeld door haar (met kracht) tegen
het hoofd en/of lichaam en/of ledematen te slaan/stompen en/of schoppen en/of met een riem te slaan en/of asbakken en/of bekers te gooien naar die (slachtoffer 1) en/of de keel van die (slachtoffer 1) dicht te knijpen en/of pepperspray te spuiten in het gezicht van die (slachtoffer 1) en/of
- die (slachtoffer 1) meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd door tegen die (slachtoffer 1) te zeggen dat ze van geluk mocht spreken dat hij geen echte pooier was, omdat die hele andere dingen doen met hun meisjes en/of (vervolgens) tegen die (slachtoffer 1) te zeggen dat een pooier meerdere meisjes had en dan één daarvan doodde, zodat de andere meisjes dan hun hele leven bij die pooier bleven en/of
- die (slachtoffer 1) (meermalen) naar haar werk (het bedrijven van prostitutie te Utrecht en/of Amsterdam en/of Deventer) heeft gebracht en/of haar bij haar werkplek (op vele (meerdere) momenten per dag) heeft gecontroleerd, althans gadegeslagen en/of van haar werk heeft opgehaald en/of
- die (slachtoffer 1) heeft bewogen haar geld (dat ze verdiende in de prostitutie) aan hem, verdachte, af te geven en/of
- die (slachtoffer 1) meermalen, athans eenmaal, heeft gedreigd foto's van die (slachtoffer 1) aan haar familie te laten zien, die gemaakt waren toen die (slachtoffer 1) als prostituée werkzaam was; en/of
- die (slachtoffer 1) gedwongen heeft seks met hem, verdachte, te hebben
- ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde -
hij op of omstreeks 25 december 2005 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk S.S.A. (slachtoffer 2) wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar
opzettelijk wederrechtelijk die (slachtoffer 2)
- op de openbare weg (de Reggestraat) bij haar jas en/of haar armen
vastgepakt en/of in haar rug geduwd en/of
- aan de haren meegetrokken/geduwd en/of haar opgetild in zijn, verdachtes,
armen in de richting van de Socratesbrug en/of de Jutfaseweg en/of de
Berkelstraat en/of
- meermalen althans éénmaal zijn, verdachtes, hand op de mond en/of neus
gedrukt en/of
- aan haar armen gepakt en/of haar meegetrokken (in de richting van 't
Goylaan),
waarbij hij tegen die (slachtoffer 2) heeft gezegd:
-"En nou gaan we een keer praten." en/of
- "Nou moet je naar me luisteren",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde -
hij op of omstreeks 25 december 2005 te Utrecht althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk mishandelend S.S.A. (slachtoffer 2)
- met zijn vuist tegen haar linkerarm heeft gestompt en/of
- in haar gezicht/kaak heeft geknepen en/of
- aan haar haren heeft getrokken en/of
- in haar (linker)hand heeft geknepen,
waardoor voornoemde (slachtoffer 2) letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
- ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde -
hij op of omstreeks 25 december 2005 te Utrecht althans in het arrondissement
Utrecht S.S.A. (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde (slachtoffer 2) dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik maak je af." en/of
- "Ik maak je vandaag echt af." en/of
- "Ik wil je niet loslaten, want als je naar de politie gaat dan krijg ik
problemen. Ik heb namelijk vijf maanden voorwaardelijk.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde -
hij op één of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 21
maart 2006 tot en met 21 juni 2006 te Alphen a/d Rijn en/of Epe en/of Vaassen,
in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk
heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van A. (slachtoffer 1), in elk
geval van een ander, met het oogmerk die (slachtoffer 1) in elk geval die ander
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte in die periode
- aan die (slachtoffer 1) frequent brieven en/of kaarten gestuurd met onder
andere bedreigende en/of beledigende inhoud, waaronder de woorden: "Lieve
schat doe rustig aan en hou je met Asraf bezig. En ga niet vreemd want ik
word boos en maak je af" en/of
- meermalen brieven gestuurd naar de zus, althans het adres van
familieleden, van die (slachtoffer 1),
terwijl er een strafrechtelijke onderzoek/strafzaak naar hem, verdachte,
aanhangig was (met parketnummer 16/501156-05), waarin die (slachtoffer 1) aangifte
heeft gedaan van mensenhandel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
- met betrekking tot feit 1 -
De verklaringen van de getuige A. (slachtoffer 1)
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi betoogd dat de verklaringen van A. (slachtoffer 1) niet voor het bewijs voor het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde mogen worden ge¬bruikt, omdat deze onbetrouwbaar, inconsistent dan wel innerlijk tegenstrijdig zijn op onder meer de punten "periodes en werkplekken", "verdiensten en werktijden", "mishandelingen" en "contact met thuis", een en ander als vermeld in de pleitnotities op de pagina's 6 tot en met 13.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2007 A. (slachtoffer 1) als getuige gehoord en is, mede op grond van de daarbij verkregen indruk van haar, anders dan de verdedi¬ging van oordeel dat haar verklaringen, ondanks enkele inconsistenties en tegenstrijdigheden daarin, in elk geval wat betreft de door het hof voor het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde te bezigen gedeelten ervan wel voldoende betrouw¬baar zijn te achten. Deze kunnen dan ook voor het bewijs worden gebezigd.
De door de verdediging aangestipte inconsistenties en tegenstrijdigheden in de verklaringen van A. (slachtoffer 1) moeten naar het oordeel van het hof worden verklaard uit het tijdsverloop tussen het afleggen van de verklaringen en de vele verschillende feiten waarover die verklaringen werden afgelegd.
Dat A. in haar aangifte van 8 november 2005 heeft verklaard dat zij weg van huis wilde omdat het daar niet leuk was en zij veel ruzie met haar vader had, terwijl zij ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2007 heeft verklaard dat de situatie bij haar thuis wel goed was, doet er niet aan af dat verdachte misbruik van haar kwetsbaarheid heeft gemaakt, nu immers niet in discussie is dat A. in 2002 verliefd op hem was.
Voldoende aannemelijk is geworden dat A. (slachtoffer 1) aanvankelijk - mede door die verliefdheid - is verleid en later is gedwongen of bewogen zich te prostitueren door de bedreigende sfeer, ontstaan als gevolg van de door haar ondergane frequente mishandelingen door verdachte. Dat die omstandigheden, zelfs in de periodes waarin verdachte straffen onderging en daarom niet lijfelijk in de buurt van A. was, doorwerkten en hun invloed bleven houden, is eveneens aannemelijk geworden.
De andere door de verdediging gesignaleerde inconsistenties en tegenstrijdigheden, zoals haar verklaring in 2003 tegenover de FIOM dat het een schok voor haar was om er na 4½ maand achter te komen dat ze zwanger was, terwijl zij op 23 november 2005 in een politieverhoor in verband met de onderhavige zaak heeft verklaard dat zij met opzet geen nieuwe prikpil had gehaald omdat ze zwanger wilde raken zodat ze niet meer hoefde te werken, of de -overigens geenszins dramatische- verschillen in haar verklaringen over haar verdiensten en werktijden, doen aan de overtuiging van het hof niet af, nu de verklaringen van A. op essentiële punten voldoende overeenkomsten vertonen.
- met betrekking tot feit 3 -
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de handelingen van verdachte, die met (slachtoffer 2) wilde praten, gezien moeten worden als vrijheidsbeneming. Hij weerhield haar er immers gedurende enige tijd en met de nodige kracht van haar eigen weg te gaan en negeerde daarmee volkomen de persoonlijke integriteit van (slachtoffer 2). Dat deze vrijheidsberoving mogelijk niet langer dan een uur of zelfs korter heeft geduurd, doet daaraan niet af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Mishandeling.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde bewezenverklaard en verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte veroordeeld tot betaling van de vorderingen van de benadeelde partijen, voor zover deze door de rechtbank waren toegewezen, telkens met toepassing van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Tevens heef de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de Meervoudige kamer te Utrecht van 12 oktober 2004 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het tenlastegelegde bewezen te verklaren zoals de rechtbank dat heeft gedaan en dat verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen op een wijze als vermeld op de pagina's 5 en 6 van de requisitoir-aantekeningen, telkens met toepassing van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte door te handelen als onder 1 bewezenverklaard zich heeft schuldig gemaakt aan het op gewelddadige wijze in een uitbuitingssituatie manipuleren van een jonge vrouw, met slechts eigen financieel gewin als doel.
Evenals het onder 1 bewezenverklaarde vormen ook de onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten een gewelddadige dan wel bedreigende inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een vrouw.
Het bedreigende en intimiderende handelen van verdachte als bewezenverklaard onder 6 vormt nog eens een inbreuk op de geestelijke integriteit van de vrouw, die ook al het slachtoffer was van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Het is van algemene bekendheid dat slachtoffers van misdrijven als de onderhavige veelal nog lang te kampen krijgen met een nasleep van psychische klachten als gevolg van hetgeen zij hebben ondergaan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 januari 2008 is hij meermalen eerder strafrechtelijk veroordeeld, ook terzake geweldsdelicten.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- een voorlichtingsrapport over verdachte van 6 maart 2006, opgemaakt door mevrouw A. Balfoort van Reclassering Nederland, unit Utrecht en
- een over verdachte door het Pieter Baan Centrum uitgebracht multidisciplinair onderzoeksrapport van 11 september 2006, opgemaakt door de psychiater J.M.J.F. Offermans en de psycholoog I.M. van Woudenberg.
Laatstvermeld rapport houdt onder meer als conclusie in dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens - een persoonlijkheidsstoornis met overwegend antisociale en narcistische kenmerken, alsmede cannabisafhankelijkheid - zodat hij enigszins verminderd toerekenings-vatbaar moet worden geacht.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Alles in aanmerking nemende, waaronder in het bijzonder ook het feit dat verdachte van het hem onder 2 tenlastegelegde in hoger beroep wordt vrijgesproken, alsmede gezien de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren passend en geboden is.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven en hierna nader te specificeren foto's uit de wegwerpcamera zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij werd verdacht. Zij behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De vordering van de benadeelde partij (getuige 1)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 37.992,-- in totaal. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 7.500,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard terzake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
De vordering van de benadeelde partij S.S.A. (slachtoffer 2)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 4.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 2.500,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte in elk geval rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden -naar redelijkheid en billijkheid begroot- bedrag, dat bij wijze van voorschot wordt toegekend. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Meervoudige kamer te Utrecht van 12 oktober 2004 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 63, 250a, 282, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenis-straf geheel in mindering zal worden gebracht.
De in beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de foto's uit de wegwerpcamera (geregistreerd onder nr. 10 op de pagina's 84 en 85 van het stam proces-verbaal van 15-2-2006).
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- twee bekeuringen op naam van verdachte (geregistreerd onder no. 5 op pagina 84 van het stam proces-verbaal)
- handboeien (uit no. 8),
- loonstrookjes (uit no. 8),
- twee bekeuringen uit Antwerpen (uit no. 10),
- wenskaarten van A. gericht aan verdachte (uit no. 10),
- autopolis/-papieren (uit no. 11),
- een foto van W.G. en verdachte (uit no. 14) en
- een lege enveloppe met "I love you" (uit no. 14).
Gelast de teruggave aan E.A. (slachtoffer 1) van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- papieren op naam van A. (slachtoffer 1) (uit no. 8),
- foto's van A. (slachtoffer 1) (uit no. 10) en
- drie foto's van A. (slachtoffer 1) en verdachte (geregistreerd onder 16 op pagina 85 van het stam proces-verbaal).
Gelast de teruggave aan (getuige 1) van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten alle foto's waarop (getuige 1) staat afgebeeld (uit no. 10).
Gelast de teruggave aan W.G. van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een SIM-kaart op naam van W.G.
De vordering van de benadeelde partij (getuige 1) :
Verklaart de benadeelde partij, (getuige 1), in haar vordering niet ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij (getuige 1) in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij S.S.A. (slachtoffer 2):
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, S.S.A. (slachtoffer 2), bij wijze van voorschot te betalen een bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro).
Verklaart de benadeelde partij, S.S.A. (slachtoffer 2), in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
EUR 90,-- (negentig euro).
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd S.S.A. (slachtoffer 2), een bedrag te betalen van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Utrecht van 12 oktober 2004, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Aldus gewezen door
mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr M.A.F. Cools-Weebers en mr F.J.H. Rutgers van der Loeff, raadsheren,
in tegenwoordigheid van W. Welmers, griffier,
en op 19 februari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr F.J.H. Rutgers van der Loeff is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.