ECLI:NL:GHARN:2008:BD7205

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.986/01 (voorheen rolnummer 0700505)
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • A. Verschuur
  • M. Onnes-Wind
  • J. Peper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake levensonderhoud en aanhoudingsverzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem is behandeld, betreft het een hoger beroep in kort geding met betrekking tot een verzoek om aanhouding van de procedure. De appellante, die in eerste aanleg eiseres was, heeft verzocht om de zaak aan te houden totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Deze beschikking, gedateerd op 11 oktober 2007, had betrekking op de levensonderhoudsuitkering die aan de geïntimeerde was opgelegd. De rechtbank had bepaald dat de uitkering tot 15 maart 2007 gelijk was aan hetgeen feitelijk door de geïntimeerde was voldaan, en dat deze vanaf 15 maart 2007 op nihil was gesteld.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 maart 2002 op dit moment niet aan de orde is. De appellante heeft betoogd dat haar belang bij de vordering herleeft indien de beschikking van 11 oktober 2007 in hoger beroep zou worden vernietigd. Het hof oordeelt echter dat het toewijzen van het aanhoudingsverzoek niet verenigbaar is met het karakter van een kort geding.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het vonnis waarvan beroep te bekrachtigen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken op 15 juli 2008 door de derde kamer voor burgerlijke zaken van het Gerechtshof Arnhem, met de rechters A. Verschuur, M. Onnes-Wind en J. Peper.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 juli 2007
Zaaknummer 107.001.986/01 (voorheen rolnummer 0700505)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante ],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante ],
toevoeging aangevraagd,
procureur: mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. W.D. Huizinga.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 4 maart 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het tussenarrest van 4 maart 2008 hebben partijen ter rolle van 1 april 2008 beiden een akte genomen. Vervolgens hebben partijen op 13 mei 2008 wederom beiden een akte genomen.
Ten slotte hebben partijen wederom de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij tussenarrest van 4 maart 2008 is de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van beide partijen, houdende uitlating zoals in rechtsoverweging 7 van het tussenarrest bedoeld.
2. Het hof constateert op basis van de door partijen genomen akten, dat zij het er over eens zijn dat - zoals het hof in rechtsoverweging 6 van het tussenarrest heeft overwogen - tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 maart 2002 thans niet aan de orde is gelet op de omstandigheid dat de rechtbank Zwolle-Lelystad bij beschikking van 11 oktober 2007 de aan [geïntimeerde] opgelegde uitkering tot levensonderhoud van [appellante ] tot 15 maart 2007 heeft bepaald op hetgeen ter zake feitelijk door hem is voldaan en vanaf 15 maart 2007 op nihil.
3. [appellante ] heeft verzocht om aanhouding van de onderhavige zaak totdat op het hoger beroep tegen de beschikking van 11 oktober 2007 is beslist, stellende dat haar belang bij de onderhavige vordering herleeft indien de beschikking van 11 oktober 2007 in hoger beroep zou worden vernietigd. Naar het oordeel van het hof verenigt toewijzing van dit aanhoudingsverzoek - waartegen [geïntimeerde] zich heeft verzet - zich echter niet met het karakter van een kort geding.
4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de door [appellante ] gevraagde voorziening worden geweigerd. De grieven behoeven dan ook geen bespreking.
De slotsom
5. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, dienen zij elk de eigen kosten van het geding te dragen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, voorzitter, Onnes-Wind en Peper, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 juli 2008 in bijzijn van de griffier.