ECLI:NL:GHARN:2008:BD7206
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep kort geding
- J. Kuiper
- A. Breemhaar
- M. Rowel-van der Linde
- Rechtspraak.nl
Ontruiming van een woning en de rol van de deurwaarder in het gedwongen ontruimingsproces
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een kort geding dat was aangespannen door de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (hierna: Metalektro) tegen twee geïntimeerden. Metalektro had in eerste aanleg een kortgedingvonnis verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de geïntimeerden werden veroordeeld tot ontruiming van een woning. Metalektro stelde dat de geïntimeerden hun huurbetalingen niet hadden voldaan en dat dit voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De geïntimeerden hadden in hoger beroep geen verweer gevoerd, wat hun belangen bij het gebruik van de woning verzwakte.
Het hof oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, ondanks dat de grieven tegen de geldvorderingen van Metalektro faalden. Het hof benadrukte dat de deurwaarder de enige was die bevoegd was om de ontruiming uit te voeren, en dat de rechter niet de verhuurder kon machtigen om dit zelf te doen. Dit was in strijd met artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bepaalt dat gedwongen ontruiming door een deurwaarder moet plaatsvinden. Het hof concludeerde dat er geen grond was om de gevorderde machtiging aan Metalektro toe te wijzen, omdat dit niet op de wet berustte.
De uitspraak van het hof was dat de geïntimeerden binnen vier weken na betekening van het arrest de woning moesten verlaten en ontruimen, met afgifte van de sleutels aan Metalektro. Tevens werden de kosten van de procedure in hoger beroep gedeeltelijk aan de geïntimeerden opgelegd. Het hof bevestigde de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in kort geding procedures, vooral wanneer het gaat om geldvorderingen en ontruimingen.