De vaststaande feiten
3. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1 (1.1 tot en met 1.6) van genoemd vonnis 7 maart 2007 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Tevens is in hoger beroep - voor zover thans van belang - nog komen vast te staan als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, dan wel op grond van in zoverre niet betwiste bescheiden, de toedracht van de gebeurtenissen op 16 augustus 2005. De vaststelling is mede gebaseerd op de verklaringen van de werknemers [werknemer 1, werknemer 2 en werknemer 3] d.d. 10 oktober 2005, welke door Stator in het geding zijn gebracht.
3.1 [betrokkene] heeft [geïntimeerde] op 16 augustus 2005 bij zich geroepen om hem op non-actief te stellen. [betrokkene] heeft op dat moment [geïntimeerde] opgedragen zijn werk over te dragen en het pand te verlaten. [geïntimeerde] heeft direct een schriftelijke bevestiging van die maatregel verzocht en deze werd hem even later verstrekt door [betrokkene]. De brief die de schorsing bevestigt, luidt:
"Hiermee bevestig ik het gesprek van hedenmorgen, waarin ik u te kennen heb gegeven dat u geschorst bent.
Ondanks herhaalde waarschuwingen bent u door gegaan met het doen van negatieve uitlatingen over uw leidinggevenden en collega's. U verteld zelfs zaken over personen die als laster kunnen worden beschouwd. U heeft hiermee personen gegriefd en beschadigd. Tevens heeft uw gedrag geleid tot onrust bij uw collega's.
De komende dagen zal ik nader onderzoek hiernaar doen. Tot nader order bent u niet langer welkom binnen ons bedrijf en verbied ik u ook, op welke wijze dan ook, contact te onderhouden met uw collegae over alle zakelijke beslommeringen in de breedste zin des woords.
Uw opmerking dat ik binnen dit bedrijf misschien een machtig mannetje ben maar daar buiten helemaal niets voorstel en ik dus op m'n tellen moet passen, heb ik als bedreigend en intimiderend ervaren."
3.2 Op het moment dat [betrokkene] vorenbedoelde brief aan [geïntimeerde] wilde overhandigen, bleek [geïntimeerde] telefonisch in gesprek met zijn juridisch adviseur over de ontstane situatie. [betrokkene] heeft het einde van dat gesprek afgewacht en vervolgens nogmaals opdracht gegeven het werk over te dragen en weg te gaan. [geïntimeerde] heeft toen te kennen gegeven dat hij nogmaals met zijn adviseur wilde telefoneren en is op dat moment niet weggegaan.
Vervolgens heeft [betrokkene] nogmaals gezegd het werk over te dragen en weg te gaan . [geïntimeerde] heeft deze opdracht niet onmiddellijk uitgevoerd. Aansluitend heeft [betrokkene] ontslag op staande voet aangezegd en heeft [geïntimeerde] het pand verlaten. Het debat tussen beide heren werd gevoerd in aanwezigheid van een aantal collega's van [geïntimeerde], die hierover een tweetal verklaringen hebben afgelegd op verzoek van Stator.
3.3 Deze verklaringen luiden, voor zover hier van belang:
A. "Wij hoorden [voornaam betrokkene] (=[betrokkene]; toev. Hof) het volgende zeggen: "[voornaam geïntimeerde] (=[geïntimeerde]) tijdens ons bilaterale gesprek heb ik jou de opdracht gegeven jouw werk over te dragen aan [werknemer 1]. Jij bent vervolgens zonder mijn toestemming gaan bellen. Je krijgt van mij nogmaals de opdracht om je werk over te dragen". [voornaam geïntimeerde] gaf aan: "Als ik niet hier mag bellen dan ga ik eerst buiten bellen voor ik mijn werk overdraag. [voornaam betrokkene] reageerde hier vervolgens op: "[voornaam geïntimeerde] ik heb je nu reeds tweemaal de opdracht gegeven je werk over te dragen. Ik sommeer je nu voor de laatste maal dit te doen".
[voornaam geïntimeerde] reageerde: "zoals ik al heb gezegd ga ik nu eerst naar buiten om te bellen".
Hierop volgend gaf [voornaam betrokkene] aan [voornaam geïntimeerde] te kennen dat voor hem de maat nu vol was en [voornaam geïntimeerde] tot drie maal toe werk had geweigerd. Ter plekke gaf [voornaam betrokkene] aan dat [voornaam geïntimeerde] op staande voet ontslagen was en zijn spullen kon inpakken om te vertrekken. (...)"
w.g. [werknemer 1 en werknemer 2].
B. [voornaam betrokkene] ging (...) naar zijn kamer om de schorsingsbrief op te stellen en [voornaam geïntimeerde] ging in de kamer naast onze afdeling zitten om te bellen. Na ongeveer 10 minuten keerde [voornaam betrokkene] terug en vroeg waar [voornaam geïntimeerde] was gebleven. Wij verwezen hem naar de kamer naast onze afdeling. [voornaam betrokkene] deed de deur open en bleef in de deuropening staan tot [voornaam geïntimeerde] klaar was met zijn telefoongesprek. naar later bleek had [voornaam geïntimeerde] contact gehad met zijn advocaat hoe hij met deze kwestie moest omgaan. [voornaam betrokkene] en [voornaam geïntimeerde] kwamen samen onze afdeling oplopen. Wij hoorde [voornaam geïntimeerde] zeggen dat hij naar buiten zou gaan omdat hij zijn advocaat nog terug moest bellen.
"Wij hoorden [voornaam betrokkene] het volgende zeggen: "[voornaam geïntimeerde] tijdens ons bilaterale gesprek heb ik jou de opdracht gegeven jouw werk over te dragen aan [werknemer 1]. Jij bent vervolgens zonder mijn toestemming gaan bellen. Ik heb je het gesprek met je advocaat laten afmaken maar nu heb ik er genoeg van. Je krijgt van mij nogmaals de opdracht om je werk over te dragen.
[voornaam geïntimeerde] gaf aan: "Ik ga in een later stadium mijn werk overdragen maar ik ga nu eerst naar buiten om nog een keer met mijn advocaat te bellen".
[voornaam betrokkene] reageerde hier vervolgens op: "[voornaam geïntimeerde], ik heb je nu reeds tweemaal de opdracht gegeven je werk over te dragen. Ik sommeer je nu voor de laatste maal dit te doen".
[voornaam geïntimeerde] reageerde: "zoals ik al heb gezegd ga ik nu eerst naar buiten om mijn advocaat te bellen".
Hierop volgend gaf [voornaam betrokkene] aan [voornaam geïntimeerde] te kennen dat voor hem de maat nu vol was en [voornaam geïntimeerde] tot drie maal toe werk had geweigerd. Ter plekke gaf [voornaam betrokkene] aan dat [voornaam geïntimeerde] op staande voet ontslagen was en zijn spullen kon inpakken om te vertrekken. (...)"
w.g. [werknemer 3].