ECLI:NL:GHARN:2008:BD9627
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. Hermans
- J. de Hek
- B. Bunjes
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en de goede trouw van de schuldenaar
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 augustus 2008, staat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante centraal. De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 29 april 2008 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd, nadat was vastgesteld dat de appellante niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. De appellante had op 7 mei 2008 hoger beroep aangetekend tegen deze beslissing, waarbij zij verzocht om het vonnis te vernietigen.
De beoordeling van de zaak is gebaseerd op de gewijzigde Faillissementswet, die sinds 1 januari 2008 van kracht is. De wet vereist dat de schuldenaar aantoont dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van de schuldsaneringsregeling te goeder trouw is geweest. Het hof benadrukt dat het nu de verantwoordelijkheid van de schuldenaar is om deze goede trouw aan te tonen, in tegenstelling tot de situatie vóór de wetswijziging.
Tijdens de zitting op 30 juli 2008 is de zaak behandeld, waarbij de appellante, haar advocaat en de bewindvoerder aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke belastingschuld van meer dan 4 miljoen euro was, die niet door de appellante was opgegeven bij de aanvraag van de WSNP. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellante niet te goeder trouw was.
Het hof heeft echter besloten om de behandeling van de zaak aan te houden en de appellante de gelegenheid te bieden om binnen veertien dagen na de zitting een aanvullend schriftuur in te dienen. Dit schriftuur moet duidelijk uiteenzetten hoe de schulden zijn ontstaan en op welke gronden de appellante meent dat er sprake is van goede trouw. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet op 3 september 2008.