ECLI:NL:GHARN:2008:BD9627

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.005.007
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Hermans
  • J. de Hek
  • B. Bunjes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en de goede trouw van de schuldenaar

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 augustus 2008, staat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante centraal. De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 29 april 2008 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd, nadat was vastgesteld dat de appellante niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. De appellante had op 7 mei 2008 hoger beroep aangetekend tegen deze beslissing, waarbij zij verzocht om het vonnis te vernietigen.

De beoordeling van de zaak is gebaseerd op de gewijzigde Faillissementswet, die sinds 1 januari 2008 van kracht is. De wet vereist dat de schuldenaar aantoont dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van de schuldsaneringsregeling te goeder trouw is geweest. Het hof benadrukt dat het nu de verantwoordelijkheid van de schuldenaar is om deze goede trouw aan te tonen, in tegenstelling tot de situatie vóór de wetswijziging.

Tijdens de zitting op 30 juli 2008 is de zaak behandeld, waarbij de appellante, haar advocaat en de bewindvoerder aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke belastingschuld van meer dan 4 miljoen euro was, die niet door de appellante was opgegeven bij de aanvraag van de WSNP. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellante niet te goeder trouw was.

Het hof heeft echter besloten om de behandeling van de zaak aan te houden en de appellante de gelegenheid te bieden om binnen veertien dagen na de zitting een aanvullend schriftuur in te dienen. Dit schriftuur moet duidelijk uiteenzetten hoe de schulden zijn ontstaan en op welke gronden de appellante meent dat er sprake is van goede trouw. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet op 3 september 2008.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 augustus 2008
Zaaknummer 107.005.007
(voorheen rekestnummer: 08-361)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. W. van der Kolk.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 29 april 2008 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, op voordracht van de rechter-commissaris de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] - die door de rechtbank bij vonnis van 21 januari 2008 definitief was uitgesproken - beëindigd.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 7 mei 2008, heeft [appellante] verzocht dit vonnis - en daarmee de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling - te vernietigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief d.d. 10 juli 2008, van mw. M. Poppinga, de bewindvoerder.
De brief die mw. Poppinga ter vertrouwelijke kennisgeving heeft toegezonden aan het hof, heeft het hof ter zitting aan haar retour gegeven. Het hof neemt van vertrouwelijke stukken, waarvan niet alle procespartijen kennis mogen nemen, geen kennis, ingevolge het beginsel van hoor en wederhoor.
Door mr. Van der Kolk zijn, bij faxbericht van 29 juli 2008, nog diverse bescheiden toegezonden.
Ter zitting van 30 juli 2008 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [appellante], haar advocaat en mw. Poppinga.
De beoordeling
1. Ingevolge de Faillissementswet (hierna ook: Fw), zoals gewijzigd per
1 januari 2008, wordt een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling slechts toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.
2. In de onderhavige zaak dient het hof in beroep te oordelen over de vraag of een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling die ten aanzien van [appellante] is uitgesproken aan de orde is, nu de rechtbank heeft overwogen dat [appellante] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden niet te goeder trouw is geweest.
3. De rechtbank heeft dit oordeel gebaseerd op het feit dat tijdens de schuldsanering gebleken is dat er - onder meer - sprake is van een belastingschuld van meer dan 4 miljoen euro. Deze schuld is niet door [appellante] opgegeven bij de aanvraag van de WSNP.
4. Door de wetswijziging en de gewijzigde wettekst is het - anders dan vóór
1 januari 2008 - de taak van de schuldenaar om zijn goede trouw aannemelijk te maken.
5. Op grond van het feit dat het hof niet beschikt over een duidelijke en gedocumenteerde toelichting van [appellante] op het ontstaan van c.q. het ontwikkelen van de schulden, zou in hoger beroep het vonnis van de rechtbank in beginsel alleen al daarom moeten worden bekrachtigd.
6. Tot op heden zijn geen door dit hof gegeven uitspraken beschikbaar waarin duidelijk wordt overwogen wat, gelet op de wetswijziging, te dezen van een procespartij wordt verlangd.
7. Het hof acht het niet redelijk bij de huidige stand van zaken al consequenties aan dit verzuim te verbinden. Dit klemt temeer nu [appellante] in eerste aanleg niet is bijgestaan door een advocaat en haar advocaat het hof, weliswaar in een zeer laat stadium, stukken heeft doen toekomen die mogelijk van belang zijn voor de beoordeling van de goede trouw van [appellante].
8. [appellante] zal daarom alsnog in de gelegenheid worden gesteld om binnen veertien dagen na de datum van de zitting dat verzuim te herstellen. Zij kan een schriftuur indienen waarin duidelijk wordt uiteengezet, zo mogelijk met bewijsstukken, hoe de schulden zijn ontstaan en op welke gronden het hof in de visie van [appellante] tot het oordeel zou moeten komen dat er aan haar zijde sprake is van goede trouw.
Slotsom
9. Het hof zal de zaak aanhouden en een datum voor een nieuwe mondelinge behandeling bepalen.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet ter zitting van het gerechtshof van 3 september 2008 te 10.00 uur;
biedt [appellante] de gelegenheid om uiterlijk op 13 augustus 2008 een aanvullend schriftuur toe te zenden aan het hof, zoals bedoeld in r.o. 8;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. Hermans, voorzitter, De Hek en Bunjes, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 7 augustus 2008 in bijzijn van de griffier.