ECLI:NL:GHARN:2008:BE8998

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.004.105 (voorheen rekestnr. 07-00361)
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Makkinga
  • A. Garos
  • J. Olthuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het omgangsrecht van de moeder met haar kinderen tot hun 18e verjaardag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 augustus 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het omgangsrecht van een moeder met haar kinderen. De moeder, appellante, had verzocht om het recht op omgang met haar kinderen, die op dat moment respectievelijk 17 en 14 jaar oud waren. Het hof heeft echter geoordeeld dat het wettelijk recht op omgang niet voorrang kan krijgen boven de uitdrukkelijke wens van de kinderen om geen contact met hun moeder te hebben. De raad voor de kinderbescherming had in eerdere adviezen aangegeven dat de kinderen nog steeds last hadden van negatieve ervaringen uit het verleden met hun moeder, wat hun onrust en spanning veroorzaakte. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen meer schade zouden ondervinden van gedwongen contact met hun moeder dan van het ontbreken van contact. Daarom heeft het hof besloten om het recht op omgang van de moeder met haar kinderen te schorsen tot de kinderen de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, waarbij het hof ook heeft overwogen dat de moeder de kinderen meer aan zich kan binden door hen los te laten. De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking waarvan beroep is vernietigd voor zover het betreft de omgangsregeling, maar dat de beschikking voor het overige is bekrachtigd. De uitspraak is gedaan door de rechters M. Makkinga, A. Garos en J. Olthuis en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 14 augustus 2008
Zaaknummer: 107.004.105
(voorheen rekestnr. 07-00361)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. A.F.M. van Vlijmen,
advocaat mr. J.G.M. Hovius,
tegen
[de vader ],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. H. van Ravenhorst.
advocaat mr. I.H. Grandjean.
De inhoud van de tussenbeschikking van 2 november 2007 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is bij de griffie van het hof ingekomen een brief van de raad voor de kinderbescherming, regio Overijssel, locatie Zwolle (hierna ook: de raad) van 9 januari 2008 en een brief van de raad van 29 januari 2008, met als bijlage een faxbericht van de advocaat van de moeder van 23 januari 2008.
Ter zitting van 29 mei 2008 is de behandeling van de zaak voortgezet.
Verschenen zijn partijen en hun advocaten, almede mevrouw [naam 1 ] namens de raad.
De beoordeling
1. In deze zaak ligt de vraag voor of het wettelijk recht op omgang tussen moeder en haar kinderen (van thans respectievelijk 17 en 14 jaar oud) dient te gaan voor de uitdrukkelijke wens van de kinderen om geen enkele vorm van contact met hun moeder te willen.
2. Het hof heeft bij de vorige mondelinge behandeling aan de raad verzocht advies uit te brengen. Uit het verslag van de raad komt naar voren dat de beide kinderen (nog) niet los zijn gekomen van de negatieve ervaringen met hun moeder in het verleden. Zij worden erg onrustig en gespannen van de pogingen die hun moeder onderneemt om toch contact met hen te krijgen. Met name [kind 2 ] is bang dat er door een rechter beslist gaat worden dat hij bij zijn moeder moet gaan wonen.
De raad komt tot de conclusie dat "er geen enkele ruimte is om tot welke vorm van contact" tussen moeder en kinderen te komen.
3. De stelling van de moeder dat zij haar verleden achter zich heeft gelaten en met professionele hulp bezig is om een positief bestaan op te bouwen, sluit aan bij hetgeen de raad over de huidige situatie van de moeder aan het hof rapporteert.
Bovendien komt dit overeen met de indruk die de moeder ter zitting van het hof heeft gemaakt. De moeder woont inmiddels zelfstandig en mist haar kinderen, met wie zij al zeven jaar geen contact heeft gehad.
4. Het hof is van oordeel dat de kinderen - ook in hun belang - de gelegenheid zouden moeten krijgen om het beeld dat zij van hun moeder hebben in positieve zin bij te stellen, maar bemerkt ook dat hiervoor bij de kinderen elk draagvlak ontbreekt. Bij de afweging van het recht op omgang dat de moeder heeft en de bezwaren die de kinderen daartegen hebben, dient in de onderhavige zaak naar het oordeel van het hof het belang van de kinderen voor te gaan. In de gegeven omstandigheden zullen de kinderen meer schade ondervinden van het hebben van gedwongen contact met de moeder, dan van het achterwege blijven van contact.
5. Het hof is, met de raad, van oordeel dat hoe meer de moeder de jongens nu naar zich toe probeert te halen, hoe verder de kinderen zich terugtrekken en hoe heftiger hun verzet wordt. Alleen als de moeder de kinderen volledig met rust kan laten, conform hun wens, ligt daar in de toekomst een mogelijkheid voor een opening om het contact tussen moeder en kinderen, op termijn, te herstellen.
6. Nu de moeder (mede) belast is met het gezag over de kinderen, zal het hof dan ook bepalen dat het wettelijk recht van de moeder op omgang met haar kinderen zal worden geschorst. Dit geeft alle betrokkenen duidelijkheid en het geeft de kinderen ook een afgebakende periode van rust.
7. Dat de kinderen op enig moment nieuwsgierig worden naar hun moeder en contact willen opnemen is voor het hof echter ook een gegeven. Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat de opstelling van de vader daar zeker niet aan in de weg staat. De vader heeft wel een extra verantwoordelijkheid in de gegeven situatie. Hij zal de jongens moeten (blijven) voorhouden dat het leven van hun moeder in positieve zin is gewijzigd. Mogelijk dat hij de kinderen ook (meer) kan betrekken bij het verstrekken van informatie aan de moeder, eenmaal per kwartaal, conform de beschikking van de rechtbank.
8. De moeder zou moeten gaan begrijpen dat ze de kinderen meer aan zich bindt door ze los te laten. Ze kan de kinderen wel schrijven, bijvoorbeeld om ze te laten weten dat haar deur altijd voor ze openstaat en een kaartje op een verjaardag, maar moet dit wel met mate doen. De kinderen moeten geen, of in ieder geval veel minder, druk ervaren van hun moeder, waardoor zij ruimte krijgen om hun mening te herzien.
aanvullend onderzoek
9. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de advocaat van de moeder in deze zaak is verzocht, een nader onderzoek te gelasten. Het hof is van oordeel dat de kinderen daarmee opnieuw worden belast, terwijl hun gevoelen over moeder
daarmee niet gewijzigd zal worden. Een afscheidsgesprek forceren acht het hof thans niet in het belang van de kinderen, het zal hun mening over de moeder op dit moment alleen verharden.
ondertoezichtstelling
10. Voor zover de advocaat van de moeder heeft bedoeld te verzoeken een
(omgangs-) ondertoezichtstelling over de kinderen uit te spreken, ziet het hof hiervoor evenmin termen, nu het hof de gronden voor een dergelijke maatregel van kinderbescherming niet aanwezig acht en deze ook niet heeft aangetroffen in het advies van de raad.
11. De moeder oefent samen met de vader het gezag uit over hun kinderen. Een omgangsrecht kan de moeder dan ook niet worden ontzegd. Wel kan - zoals hier het geval is - het belang van de kinderen met zich meebrengen dat dit omgangsrecht wordt geschorst. Gezien de leeftijd van de kinderen alsmede hun duidelijke afwijzing van contact met moeder, acht het hof het daarom in het belang van de kinderen het omgangsrecht van moeder te schorsen voor de duur van vier jaren. Nu de kinderen in deze periode de leeftijd van 18 jaar zullen bereiken, zal het hof het recht op omgang tot hun 18e verjaardag schorsen.
Slotsom
12. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd voor zover het betreft de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen. Voor het overige zal de beschikking worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het betreft de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen en bepaalt dat het recht op
omgang van de moeder wordt geschorst met [kind 1 ], geboren op [datum ] 1991, tot en met [datum ] 2009 en met [kind 2], geboren op
[datum ] 1994, tot en met [datum ] 2012;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs. Makkinga, voorzitter, Garos en Olthuis, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 14 augustus 2008 in bijzijn van de griffier.