Uitspraak
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie te Apeldoorn (hierna: de Inspecteur), en
op het incidentele hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 12 april 2007, met nummer AWB 06/5815, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1. Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met het kenteken XX-XX-XX een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak 7 oktober 2005 tot en met 2 augustus 2006. De enkelvoudige belasting over genoemd tijdvak beloopt € 705. Bij op hetzelfde aanslagbiljet voorkomende beschikking is tevens een boete van € 705 opgelegd.
1.2. Bij zijn in één geschrift vervatte uitspraken van 11 oktober 2006 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Het beroep tegen de uitspraken van de Inspecteur is door de Rechtbank bij uitspraak van 12 april 2007, nummer AWB 06/5815 ongegrond verklaard met betrekking tot de naheffingsaanslag doch gegrond verklaard met betrekking tot de boetebeschikking. De Rechtbank heeft de boete daarbij verminderd tot € 352 en bepaald dat deze in de plaats treedt van de in de bestreden uitspraak op bezwaar gehandhaafde boete van € 705.
1.4. De Inspecteur heeft bij zijn op 23 mei 2007 ingekomen geschrift hoger beroep ingesteld bij dit Hof. Daarin bestrijdt de Inspecteur de uitspraak van de Rechtbank uitsluitend met betrekking tot de (verminderde) boete.
1.5. In zijn op 29 juni 2007 bij het Hof ingekomen verweerschrift in hoger beroep richt belanghebbende zich zowel tegen de berekening van de nageheven belasting, als - naar het Hof verstaat - tegen de hoogte van de boete zoals die ook na de uitspraak van de Rechtbank in stand is gebleven.
1.6. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 29 juli 2008 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote, en de Inspecteur.
1.7. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De feiten
2.1. Belanghebbende is blijkens de kentekenregistratie van de Rijksdienst Wegverkeer sinds 7 oktober 2005 houder van het motorrijtuig met het kenteken XX-XX-XX van het merk Saab (type 900I). Het motorrijtuig is voorzien van een gasinstallatie. Het kentekenbewijs deel I is afgegeven op 3 mei 1993. Tegelijk met de tenaamstelling van het motorrijtuig op 7 oktober 2005 heeft belanghebbende de geldigheid van het kentekenbewijs doen schorsen.
2.2. Het motorrijtuig is mei 2006 gerepareerd, op 9 mei 2006 ter APK-keuring aangeboden en daarna op 10 mei 2006 door belanghebbende verzekerd bij NV Interpolis Schade. Vanaf laatstgenoemde datum heeft belanghebbende met de auto gebruik gemaakt van de openbare weg, evenwel zonder maatregelen te nemen om de bestaande schorsing te beëindigen.
2.3. Op 23 juni 2006 is ambtelijk geconstateerd dat belanghebbende tijdens de schorsing met het motorrijtuig gebruik maakte van de openbare weg. Blijkens het opgemaakte proces-verbaal van 27 juni 2006 heeft belanghebbende op 23 juni 2006 tegenover de controlerende agent van politie verklaard:
“het klopt dat mijn Saab met het kenteken XX-XX-XX geschorst is geweest. Ik heb voordat ik ging rijden het voertuig weer aangemeld bij de belastingdienst. Uw gegevens kloppen niet”