4. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
4.1. Art. 1, lid 1, sub b Gnw geeft de volgende definitie van het begrip geneesmiddel (cursiveringen door het hof):
"geneesmiddel: een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor:
1. het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens,
2. het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of
3. het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functie bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen."
4.2. Deze bepaling vormt de implementatie van art. 1 lid 2 van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (hierna: de Geneesmiddelenrichtlijn), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG, luidende:
"Geneesmiddel: a) elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens; of
b) elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens kan worden gebruikt of aan de mens kan worden toegediend om hetzij fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen".
4.3. Uit de tweeledige wijze waarop het begrip geneesmiddel is gedefinieerd, volgt dat er twee afzonderlijke toetsingscriteria zijn: het zogenoemde aandieningscriterium ("aangediend als"/ "gepresenteerd als") en het toedieningscriterium ("kan worden toegediend"/ "bestemd is om te worden toegediend of aangewend"). Wanneer aan één van deze criteria is voldaan, is sprake van een geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet respectievelijk de Geneesmiddelenrichtlijn.
4.4. Dat de communautaire definitie van het begrip geneesmiddel op deze wijze dient te worden uitgelegd is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG). Reeds uit HvJ EG 30 november 1983, zaak 227/82 (Van Bennekom) - overigens nog met betrekking tot de uitleg van het begrip geneesmiddel in de zin van Richtlijn 65/65/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake farmaceutische specialiteiten - blijkt expliciet dat een product op basis van alleen het aandieningscriterium als geneesmiddel kan worden gekwalificeerd. Het HvJ EG overweegt in dit verband als volgt:
"17 Bij de beantwoording van deze vraag zij opgemerkt, dat de richtlijn, wanneer zij zich in het eerste deel van de communautaire definitie van geneesmiddel op het criterium "aandiening" baseert, niet enkel geneesmiddelen met daadwerkelijk therapeutische werking binnen haar toepassingsgebied wil brengen, maar ook produkten die niet voldoende werkzaam zijn of die niet de werking hebben welke de consument, gezien de wijze van aandiening, ervan mag verwachten. De richtlijn wil de consument aldus niet slechts beschermen tegen geneesmiddelen die als zodanig schadelijk of giftig zijn, maar ook tegen verschillende produkten die in de plaats van adequate middelen worden gebruikt. Het begrip "aandiening" van een produkt moet daarom ruim worden uitgelegd.
18 Derhalve moet een produkt niet enkel worden geacht te zijn "aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen" in de zin van richtlijn nr. 65/65, wanneer het uitdrukkelijk als zodanig wordt "aangeduid" of "aanbevolen" - eventueel op het etiket, in de bijsluiter of ook mondeling - , maar ook wanneer het, impliciet maar niet minder stellig, bij de met een gemiddeld onderscheidingsvermogen begiftigde consument door de wijze van aandiening de indruk wekt dat het een werking heeft als in het eerste deel van de communautaire definitie omschreven.
19 Daarbij kan met name de uiterlijke vorm van het produkt - tabletten, pillen, capsules - een serieuze aanwijzing vormen voor de bedoeling van de verkoper of fabrikant om het produkt als geneesmiddel in de handel te brengen. Men mag echter niet uitsluitend op deze aanwijzing afgaan, want dan zouden ook bepaalde voedingprodukten die traditioneel in een op die van farmaceutische produkten gelijkende vorm worden aangeboden, kunnen worden ingesloten."
4.5. HvJ EG 21-3-1991, zaak C-369/88 (Delattre) bevestigt de in het arrest Van Bennekom aan het aandieningscriterium gegeven uitleg en voegt daar nog het volgende aan toe:
"40 Onder de "vorm" moet niet alleen de vorm van het produkt zelf (tabletten, pillen, capsules) worden verstaan, maar ook die van de verpakking, welke het produkt om handelspolitieke redenen op een geneesmiddel kan doen gelijken. Voorts moet rekening worden gehouden met de houding van een met een gemiddeld onderscheidingsvermogen begiftigde consument, bij wie de vorm van een produkt een bijzonder vertrouwen kan doen ontstaan dat van dezelfde aard is als het vertrouwen dat farmaceutische specialiteiten wegens de garanties ten aanzien van hun fabricage en verhandeling in de regel wekken.
41 Bijgevolg kan een produkt als een geneesmiddel naar aandiening worden beschouwd, wanneer het door zijn vorm en verpakking voldoende op een geneesmiddel lijkt, en in het bijzonder wanneer op de verpakking en de bijsluiter gewag wordt gemaakt van onderzoek in farmaceutische laboratoria, van door artsen ontwikkelde methodes of stoffen of ook van verklaringen van artsen over de kwaliteiten van het produkt. De vermelding dat het produkt geen geneesmiddel is, is een nuttige aanwijzing waarmee de nationale rechter rekening kan houden, maar is op zich niet beslissend."