Gerechtshof Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
Parketnummer: 21-004356-04
Het gerechtshof heeft te beslissen op het bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid van het Wetboek van Strafrecht, ingediend namens
Veroordeelde,
geboren in Ethiopië in 1968.
Het hof heeft gelet op het onderzoek van de zaak ter openbare terechtzitting van 15 december 2008, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en de veroordeelde.
Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van dit hof van 20 december 2008, parketnummer 21-004356-04, is veroordeelde onder andere veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten van deze taakstraf te vervangen door 100 dagen hechtenis, met aftrek van 4 uur.
De advocaat-generaal heeft bij beslissing van 12 juni 2008 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van 98 dagen bevolen. De kennisgeving van deze beslissing is op 29 augustus 2008 als gewone brief aan de veroordeelde gezonden.
Tegen de kennisgeving van dit bevel is namens veroordeelde een bezwaarschrift ingediend, gedateerd 4 september 2008, onder meer inhoudende dat op psychische gronden geen geschiktheid aanwezig is om een vervangende hechtenis te kunnen ondergaan. Tevens werd verzocht schorsende werking toe te kennen.
Het hof heeft kennis genomen van voornoemde stukken en van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken betreffende de tenuitvoerlegging van de taakstraf, waaronder het afloopbericht taakstraf van Reclassering Nederland, unit Utrecht, ingekomen op 4 juni 2008.
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde de taakstraf opgelegd bij het arrest van 20 december 2008, parketnummer 21-004356-04, niet heeft verricht.
Naar het oordeel van het hof had de Reclassering Nederland, unit Utrecht, begin juni 2008 de werkstraf niet als onuitvoerbaar mogen terugsturen op de wijze als dat is gebeurd. De reclassering had immers bij brief van 29 april 2008 van Altrecht Willem Arntz, sociaal-psychiatrisch behandelcentrum Zeist informatie ontvangen dat het op dat moment -in verband met de psychische/psychiatrische problematiek van betrokkene- onverantwoord was om de veroordeelde een werkstraf te laten verrichten dan wel een detentie te laten ondergaan.
Voorts werd vermeld dat een voorlopig uitstel dringend gewenst was, omdat iedere stap om detentie of taakstraf uit te voeren een niet verantwoorde aanslag op het wankel psychisch evenwicht betekent waarbij het niet ondenkbaar is dat dit tot decompensatie zou kunnen leiden.
De reclassering heeft in het afloopbericht werkstraf vermeld dat er tussen 14 en 30 mei 2008 tevergeefs een aantal keren geprobeerd is contact op te nemen met de begeleider van de veroordeelde. Dit is verder niet uit enig stuk gebleken. Het hof is van oordeel dat de reclassering in dit geval, gezien de inhoud van de mede door een psychiater verstrekte informatie over de toestand van betrokkene, de werkstraf niet als onuitvoerbaar had mogen terugsturen zolang er geen nadere informatie van Altrecht was verkregen.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de advocaat-generaal op grond van de op dat moment beschikbare informatie niet de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis had mogen bevelen, omdat blijkens genoemde informatie het op dat moment onverantwoord was om de veroordeelde een werkstraf te laten verrichten dan wel een detentie te laten ondergaan en omdat er bij de veroordeelde sprake was van een wankel psychisch evenwicht. De advocaat-generaal had derhalve eerst nadere informatie van Altrecht dienen te vragen of aan de reclassering dienen te vragen dit alsnog te doen.
Reeds op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat het door en namens veroordeelde gemaakte bezwaar gegrond verklaard moet worden.
Ten overvloede merkt het hof op dat de zich in het dossier bevindende correspondentie van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de verwarring bij betrokkene mogelijk nog groter heeft gemaakt. De exemplaren van de kennisgevingen omzetting bevatten onder andere verschillende data van verzending, een onjuiste vermelding van het gerecht en van de datum van de uitspraak en ook overigens onvoldoende concrete informatie over de zaak.
Tenslotte is het voor het hof onbegrijpelijk dat, gelet op de zich in het dossier bevindende stukken, zoals hierboven genoemd, op het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet in positieve zin een beslissing is gegeven.
Het hof heeft gelet op de artikelen 14h, 14j, 22g, 22h en 22i van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het bezwaar gegrond.
Vernietigt het bevel tenuitvoerlegging vervangende hechtenis gedateerd 12 juni 2008, betreffende de taakstraf opgelegd bij het arrest van dit hof van 20 december 2005.
Aldus gewezen door
mr E. van der Herberg, voorzitter,
mr W.R. Rosingh en mr T. Spronken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs, griffier,
en op 15 december 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.