ECLI:NL:GHARN:2008:BG9952

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.496/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Streppel
  • J. Verschuur
  • M. Onnes-Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van Eringa B.V. in vordering tegen Ron AV Rentals

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van Eringa B.V. in haar vordering tegen Ron AV Rentals. De zaak is ontstaan uit een geschil over een rechtstitel en een vordering van € 922,16, die door Eringa B.V. was ingesteld bij de kantonrechter. De kantonrechter had zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de civiele sector van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Eringa B.V. heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 5 december 2007, maar de vraag was of dit hoger beroep ontvankelijk was, gezien het bedrag van de vordering dat onder de drempel van € 1.750,-- lag, zoals bepaald in artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof heeft vastgesteld dat de vordering, vermeerderd met wettelijke rente, lager was dan het genoemde bedrag, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van het hof houdt in dat Eringa B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep wordt veroordeeld. De beslissing van het hof is gebaseerd op de relevante artikelen van het Rv en eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die bevestigen dat de waarde van de vordering bepalend is voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft de kosten aan de zijde van Ron AV Rentals begroot op € 303,-- voor verschotten en € 632,-- voor het salaris van de advocaat.

Uitspraak

Arrest d.d. 23 december 2008
Zaaknummer 107.002.496/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Eringa Facilitair Bedrijf Grootbeeld B.V.,
gevestigd te Groningen en kantoorhoudende te Drachten,
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Eringa,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde] h.o.d.n. Ron AV Rentals,
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde in het principaal en appellant in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: G.F.M.G. Heutink, kantoorhoudende te Apeldoorn.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 1 mei 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle (hierna de kantonrechter) en 5 december 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civielrecht.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 3 maart 2008 is door Eringa hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 5 december 2007 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 18 maart 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
''bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Het (eind)vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 december 2007 tussen partijen gewezen onder rol- en zaaknummer 132455/HA ZA 07-673, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van rechtsgronden:
Geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan appellante van een bedrag van € 2.459,75 (zegge: vierentwintig honderd negenenvijftig Euro en vijfenzeventig Eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juli 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verder met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties.''
Bij ''incidentele conclusie/memorie tot niet-ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep'' is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
''dat het Gerechtshof partij Eringa in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans dat het Gerechtshof het door partij Eringa tegen het eindvonnis van de Rechtbank ingestelde beroep, zoveel nodig onder verbetering van gronden, ongegrond zal verklaren, met veroordeling van partij Eringa inde kosten van beide instanties.''
Door Eringa is een ''antwoordconclusie in incidenteel appel'' genomen met als conclusie:
''bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Het incidentele appèl van appellant in het incident ([geïntimeerde]) af te wijzen, hetzij door het incidenteel appel ongegrond te verklaren, hetzij door het appel niet ontvankelijk te verklaren.
Verder met veroordeling van appellant in het incidentele appèl in kosten van het incident.''
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Eringa heeft in het principaal appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
De vermeerdering van eis
1. Eringa B.V. heeft in de memorie van grieven haar eis vermeerderd.
Nu [geïntimeerde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt en de vermeerdering van eis niet in strijd is met een goede procesorde, zal het hof recht doen op de voet van de aldus vermeerderde eis.
De feiten
2. Eringa B.V. heeft geen grieven aangevoerd tegen de weergave van de feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.12) van het bestreden vonnis, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat Eringa B.V. niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep omdat het bedrag van vordering waarover de eerste rechter had te oordelen, minder dan € 1.750,-- beloopt.
4. Bij inleidende dagvaarding van 9 december 2006 heeft Eringa B.V. [geïntimeerde] gedagvaard voor de kantonrechter en gevorderd dat deze zou worden veroordeeld tot de betaling van een bedrag van € 922,16 te verhogen met de wettelijke rente over € 756,25 vanaf 24 maart 2006.
Omdat deze vordering was gebaseerd op een rechtstitel ten bedrage € 15.125,-- en deze rechtstitel wordt betwist, heeft de kantonrechter bij vonnis van 1 mei 2007 zich op de voet van artikel 93 Rv. onbevoegd geacht de zaak te behandelen en deze in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar de civiele sector van de rechtbank.
5. Vervolgens heeft de rechtbank het thans bestreden vonnis gewezen op de in eerste aanleg niet gewijzigde eis.
6. Bepalend voor het antwoord op de vraag of tegen een vonnis van de eerste rechter hoger beroep openstaat, is niet of de kantonrechter of de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 93 Rv de zaak had te behandelen, maar uitsluitend de waarde van de vordering waarover diende te worden geoordeeld (Hoge Raad 19 april 2002, NJ 2002, 299).
Nu in het onderhavige geval een bedrag is gevorderd dat, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van de inleidende dagvaarding, lager is dan het in artikel 332 lid 1 Rv. genoemde bedrag van € 1.750,-- staat derhalve tegen het bestreden vonnis geen hoger beroep open.
7. Eringa B.V. zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep en worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: tarief I, één punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart Eringa B.V. niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt Eringa B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze aan de zijde van [geïntimeerde] tot nu op € 303,-- wegens verschotten en op € 632,-- wegens geliquideerd salaris van de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Verschuur en Onnes-Wind, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 23 december 2008 in bijzijn van de griffier.