ECLI:NL:GHARN:2008:BH4481

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.014.957
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot schuldsaneringsregeling wegens eerdere schuldsaneringsregeling binnen tien jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van appellante tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellante, die eerder van 31 maart 1999 tot 9 april 2002 onder de schuldsaneringsregeling viel, verzocht het hof om haar opnieuw toe te laten tot deze regeling. De rechtbank Almelo had op 16 september 2008 haar verzoek afgewezen, omdat er binnen de termijn van tien jaar opnieuw een schuldsaneringsregeling op haar van toepassing was geweest, hetgeen volgens artikel 288 lid 2 onder d van de Faillissementswet een imperatieve afwijzingsgrond vormt.

Het hof heeft vastgesteld dat appellante, die in gemeenschap van goederen gehuwd is geweest en later huwelijkse voorwaarden heeft afgesloten, een aanzienlijke schuldenlast heeft van meer dan € 106.000,-, voornamelijk bestaande uit zakelijke schulden. Ondanks haar argumenten dat de huidige schulden niet aan haar zijn toe te rekenen, heeft het hof geoordeeld dat de wetsgeschiedenis geen ruimte biedt voor een andere interpretatie van de wet. De stelling van appellante dat haar huidige schuldenlast het gevolg is van persoonlijke omstandigheden, zoals het seksueel misbruik van haar dochter, werd door het hof niet als voldoende argument gezien om af te wijken van de wettelijke bepalingen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van appellante afgewezen. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent schuldsanering en de gevolgen van eerdere regelingen voor toekomstige aanvragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.014.957
arrest van de eerste civiele kamer van 3 november 2008
inzake
Appellante,
wonende te woonplaats,
appellante,
advocaat: mr. J. Zandberg te Zevenaar.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 16 september 2008 is het verzoek van appellante (hierna te noemen: Appellante) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
1.2 Het hof verwijst naar voornoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 22 september 2008 ingekomen verzoekschrift is Appellante in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft zij het hof verzocht dit vonnis te vernietigen en haar alsnog toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met één productie, alsmede van de brief met bijlagen van 23 oktober 2008 van de advocaat van Appellante.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2008, waarbij Appellante is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
Appellante, thans 44 jaar, is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met de heer Ex-genoot, welk huwelijk op 3 mei 1999 is geëindigd door inschrijving van de ontbinding in de registers van de burgerlijke stand. Naar eigen zeggen is Appellante rond 2000 op huwelijkse voorwaarden gehuwd met Echtgenoot.
3.2 Op Appellante is eerder de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing geweest, te weten van 31 maart 1999 tot 9 april 2002, welke schuldsaneringsregeling is afgesloten met verlening van de zogenoemde schone lei.
3.3 Appellante is van 24 oktober 2005 tot 30 juni 2008 als zelfstandige ondernemer werkzaam geweest. Zij handelde in diervoerders. Daarnaast was zij depothoudster voor Interlanden en PCM.
De schuldenlast van Appellante bedraagt volgens de bij de Verklaring Schuldsanering van 16 oktober 2008 gevoegde crediteurenlijst in totaal ruim € 106.000,- en bestaat hoofdzakelijk uit zakelijke schulden die verband houden met de hiervoor genoemde ondernemingen.
Na de beëindiging van haar ondernemingen heeft Appellante zich ingeschreven bij het CWI en een cursus gevolgd. Thans werkt zij gedurende 24 tot 32 uur per week bij de belastingtelefoon, waarmee zij volgens de Verklaring Schuldsanering
€ 1.026,- netto per maand inclusief vakantietoeslag verdient.
3.4 De rechtbank heeft het verzoek van Appellante om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er binnen de periode van tien jaar als bedoeld in artikel 288 lid 2 onder d van de Faillissementswet een schuldsaneringsregeling op haar van toepassing is geweest en geen sprake is van één van de in dat artikel genoemde uitzonderingsgronden.
3.5 Appellante stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat zowel de schulden die ten grondslag lagen aan de eerste, succesvol door haar afgesloten, schuldsaneringsregeling als de huidige schulden haar niet zijn toe te rekenen. Ten aanzien van haar huidige schuldenlast voert Appellante aan dat op het moment dat de ondernemingen al stroef draaiden zij en haar gezin vanwege het aan het licht komen van seksueel misbruik van haar toen zesjarige dochter door een familielid zodanig overstuur zijn geraakt dat de werkzaamheden in de ondernemingen werden stil gelegd met als gevolg dat korte tijd daarna tot beëindiging van die ondernemingen moest worden overgegaan.
3.6 Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat het verzoek van Appellante moet worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 2 onder d van de Fw, zoals dit per 1 januari 2008 is komen te luiden. Het enkele feit dat minder dan tien jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend ten aanzien van Appellante de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest en geen sprake is van de in dit artikel opgesomde uitzonderingsbepalingen, levert immers een imperatieve afwijzingsgrond op. De stelling van Appellante dat de huidige schulden haar niet verwijtbaar zijn, maakt dat niet anders.
Anders dan Appellante is het hof van oordeel dat de wetsgeschiedenis geen steun biedt voor een andersluidend inzicht.
Het hoger beroep faalt derhalve en het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Almelo van 16 september 2008.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, A.M.C. Groen en M.A.M. Vaessen en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2008.