Beklaagde, hondengeleider, heeft bij de rijksrecherche verklaard dat hij die bewuste avond late dienst had en naar een woning in [plaats] ging waar een man een vrouw met een vuurwapen onder schot hield. Onderweg heeft beklaagde zijn kogelvrij vest aangetrokken. Toen beklaagde ter plaatse kwam, werd hem door collega [getuige 1] verteld dat de verdachte, Het slachtoffer, een lid was geweest van de Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE).
Beklaagde heeft verklaard dat bij hem een beeld is ontstaan dat het slachtoffer was doorgedraaid, in Bosnië had gezeten en dat hij gevaarlijk was. Het slachtoffer bewoog zich met een vuurwapen via de achterdeur naar de tuin, waarop beklaagde besloot naar de achterzijde van het huis te gaan, zodat hij zijn hond in zou kunnen zetten voor de veiligheid van zijn collega’s.
Het slachtoffer was in de woning en kwam soms naar buiten. Beklaagde stelde zich op aan het begin van de brandgang aan de zijde van de [straat], zodat hij zicht had op de achterkant van het bovengedeelte van de woning. Beklaagde stond daar met drie collega’s. Aan de overkant van de brandgang stonden drie andere collega’s. Beklaagde besloot bij zijn collega’s aan de andere kant te gaan staan. Via de portofoon hoorde hij dat het slachtoffer de woning uit kwam, de woning weer in ging, met een vuurwapen liep te zwaaien en het vuurwapen richtte op collega’s. Een politieagent die op het balkon van een flat stond en zicht had op de tuin waar het slachtoffer zich bevond, riep: “Politie, laat vallen dat wapen.” Het slachtoffer reageerde daar kennelijk niet op, want beklaagde hoorde via de portofoon dat hij zijn wapen op de agent richtte.
Beklaagde maakte met collega [getuige 1] de afspraak dat indien het slachtoffer de brandgang in zou komen en op beklaagde af zou komen, beklaagde zijn hond los zou laten. De agent op het balkon riep vervolgens: “Politie, geef je over.” Het slachtoffer riep daarop: “Politie, politie, kom me maar halen.” Beklaagde kreeg daardoor het gevoel dat het slachtoffer geen ontzag had voor de politie en dat hij hen zou pakken met zijn ervaring. Volgens beklaagde kwam hij over als iemand die niets te verliezen had en zich niet over zou geven.
Beklaagde hoorde de agent op het balkon zeggen dat het slachtoffer op een schutting richtte en dat hij zich over een schutting liet hangen.
Volgens beklaagde was er geen paniek, maar zocht de politie een veilige positie. Hij heeft geen moment het gevoel gehad dat zij de situatie niet onder controle hadden. Via de portofoon hoorde hij dat het Arrestatie Team (AT) was gearriveerd.
Op een gegeven moment kwam het slachtoffer in de brandgang. Beklaagde hoorde [getuige 1] zeggen: “Geef je over, laat vallen dat wapen.” Beklaagde had nog geen wapen gezien op dat moment. Het slachtoffer ging terug de achtertuin in. Vier of vijf minuten later kwam het slachtoffer weer de brandgang inlopen en hij liep in de richting van beklaagde. Beklaagde zat op zijn knie met zijn hond naast hem. Hij zag het vuurwapen bij het slachtoffer in zijn rechterhand. In de ogen van beklaagde kwam een getrainde oud-BBE-er, die niets te verliezen had, op hem aflopen. De situatie was volgens beklaagde niet helemaal meer onder controle omdat het slachtoffer niet meer in de woning zat en de confrontatie met de politie aanging.
Het slachtoffer kwam aanlopen met het wapen naar beneden gericht. Beklaagde zei meermalen dat hij zijn wapen moest laten vallen, omdat anders de hond ingezet zou worden. Toen het slachtoffer ongeveer vijftien meter van beklaagde vandaan was, gaf beklaagde het commando ‘stellen’ aan zijn hond. De hond rende naar het slachtoffer toe en snuffelde aan hem, maar beet niet. Ook toen beklaagde ‘Vast’ riep, beet de hond niet. Beklaagde riep daarop zijn hond terug. Het slachtoffer hief het wapen en richtte dat op de borst of buik van beklaagde. Het slachtoffer bleef in zijn richting lopen en liet het wapen licht voor zich op en neer zwaaien, gericht op beklaagde. Op dat moment dacht beklaagde voor het eerst aan zijn eigen wapen, pakte zijn wapen en richtte op het slachtoffer, omdat hij geen andere keuze meer had. Beklaagde riep nogmaals zijn hond om te stellen en hij riep tegen de verdachte, het slachtoffer, dat hij zijn wapen moest laten vallen.
Het slachtoffer bleef echter doorlopen, zwaaide met zijn wapen en zei niets. Het slachtoffer had volgens beklaagde het vuurwapen steeds op hem gericht. Volgens beklaagde kon hij niet langer meer wachten, omdat hij niet naar rechts of links kon en het gangetje niet meer dan anderhalve meter breed was. Beklaagde had het gevoel dat hij hem met één schot moest raken, omdat hij dacht dat het slachtoffer beter getraind was dan hij. Beklaagde was bang toen het slachtoffer op hem af kwam lopen, hij richtte op de borst van het slachtoffer en schoot. Hij zag dat het slachtoffer in elkaar zakte. Vrijwel tegelijkertijd zag hij dat zijn hond het slachtoffer in zijn linkeronderarm beet. Beklaagde heeft aangegeven dat hij geen keuze had en dat hij geen waarschuwingsschot kon geven, omdat hij bang was dat hij zelf slachtoffer zou worden.