Parketnummer: 24-002556-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-602893-06
Arrest van 29 januari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat :
1.
hij op of omstreeks 31 juli 2006 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1], (meermalen) met een (kap)mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1], (een) stekende en/of hakkende beweging(en) gemaakt, in ieder geval heeft verdachte aan die [slachtoffer 1], een (kap)mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: dat hij, verdachte, hem, [slachtoffer 1], in duizend stukjes zou hakken en dat hij, [slachtoffer 1], nog vijf minuten had om weg te komen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op verschillende tijdstippen en/of één tijdstip in de periode van 19 oktober 2004 tot en met 27 juni 2005 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal per telefoon en/of per e-mail en/of per brief (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] (telkens) per telefoon en/of e-mail en/of brief dreigend de woorden toegevoegd:
(per telefoon ingesproken in het antwoordapparaat)
"Ik kan nu elk moment weer een hartaanval krijgen en als ik dood ben, echt ze schieten jullie kapot. Nou dat kan ik jullie verzekeren. [slachtoffer 2] ik vergeef het je nooit meer, ja [A] ook niet, [B] ook niet. Jullie komen er nog achter als dit niet opgelost is. Als ik mijn geld niet krijg zie je wel wat er gebeurt" en/of
(per telefoon)
-"Je zult toch een keer naar huis moeten" en/of
-"Zeg maar tegen [slachtoffer 2] dat ze de lul is" en/of
(per e-mail)
-"Je moet minimaal 500 euro terug betalen heb ik gezegd. De gevolgen van mij belazeren zal je de komende jaren wel merken bitch. Je bent voor de allerlaatste keer gewaarschuwd. Binnen twee dagen moet het geld dat jij van mij gestolen hebt op mijn rekening staan. Neonaties zullen je slachten voor dit" en/of
(per brief)
- "Denk maar niet dat ik het ooit toelaat, dat jij dit geld ongestraft van mij kunt stelen. Want als jij dit geld niet voor eind juli heb gegeven is jouw woord niks waard en zal ik alles wat ik tussentijds tegen jou heb geregeld activeren. Inmiddels is in dat halve jaar mijn macht en invloed bij veel gevaarlijke mensen erg sterk gestegen. nog veel sterker dan je vroeger ooit bedenken kon. Je dacht toch niet echt dat ik dit ongestraft zo stilzwijgend toelaat. Wat ik ook met deze rust periode wou aangeven is, dat deze privé oorlog net zo gemakkelijk de rest van jou zielige leventje door kan gaan. Als jij het idee mocht krijgen naar de politie te stappen, dan heb ik al heel wat leuks voor jou in petto. Door deze actie zal jij en jouw vader ten onder kunnen gaan met jouw eigen en jouw vaders werk, vrijheid en geluk. Bovendien als ik last krijg van mensen door jou, dan zullen er een 5 tal extreme acties uitgevoerd worden bij jou en iedereen die op een vriendschappelijke manier met jou omgaan. Nogmaals, ik hoop dat deze negatieve voorbeelden in deze brief niet tot uitvoering hoeven te komen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bespreking van gevoerde verweren
De raadsman heeft ter zitting van het hof met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd, dat niet dan wel onvoldoende is gebleken, dat er voor de opsporingsambtenaren sprake was van dringende noodzakelijkheid om zonder overleg met een officier van justitie de woning van verdachte binnen te treden ter aanhouding van verdachte. De raadsman heeft daarbij gewezen op het - naar zijn zeggen lange -tijdsverloop van ongeveer 10 minuten, dat is gelegen tussen het handelen van verdachte en het vervolgens door aangever [slachtoffer 1] bellen naar de politie, terwijl verdachte volgens aangever alleen maar met een mes zou hebben gedreigd. Volgens de raadsman dient vorenstaande te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, dan wel tot bewijsuitsluiting van alle stukken betrekking hebbende op het ná het binnentreden door de politie in verdachtes woning aangetroffen mes en - als verboden vrucht - van de nadien door verdachte bij de politie afgelegde verklaring.
Met betrekking tot dit verweer overweegt het hof als volgt.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is het navolgende gebleken. Verdachte heeft in zijn woning, in het bijzijn van zijn buurvrouw [getuige], met een mes stekende en/of hakkende bewegingen gemaakt in de richting van de vriend van die buurvrouw, genaamd [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] toen op korte afstand van verdachte stond. Nadat die [slachtoffer 1] en [getuige] naar de woning van [getuige] waren gevlucht, heeft verdachte tot drie keer toe [getuige] gebeld. In die telefoongesprekken heeft verdachte dreigend gezegd, dat hij [slachtoffer 1] in duizend stukjes zou hakken en dat [slachtoffer 1] nog vijf minuten had om weg te komen. [getuige] heeft tijdens die telefoongesprekken de luidsprekertoets van haar telefoon ingedrukt, waardoor die gesprekken door andere aanwezigen konden worden meegeluisterd. [slachtoffer 1] en twee inmiddels gearriveerde politieambtenaren hebben de inhoud van genoemde telefoongesprekken gehoord.
Op grond van die bedreigingen en de omstandigheid, dat verdachte [slachtoffer 1] kort voor die telefonische bedreigingen al met een mes had bedreigd, was er sprake van dringende noodzakelijkheid om zonder machtiging van een officier van justitie de woning van verdachte binnen te treden om hem ter zake van bedreiging van [slachtoffer 1] aan te houden en aldus te voorkomen dat verdachte zijn telefonische bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Voorts heeft de raadsman ter zitting van het hof met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd, dat verdachte voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie niet is gewezen op zijn recht van bijstand van een advocaat. Volgens de raadsman dient vorenstaande te leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie. De raadsman heeft zich daarbij beroepen op twee arresten van het EHRM d.d. 27 november 2008 (zaak Salduz) en 11 december 2008 (zaak Panovits).
Met betrekking tot dit verweer overweegt het hof als volgt.
Nu het hof de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie niet voor het bewijs bezigt, heeft de verdediging geen belang (meer) bij de bespreking van dit verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 31 juli 2006 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] met een mes in de richting van die [slachtoffer 1], stekende en/of hakkende bewegingen gemaakt, en deze dreigend de woorden toegevoegd, dat hij, verdachte, hem, [slachtoffer 1], in duizend stukjes zou hakken en dat hij, [slachtoffer 1], nog vijf minuten had om weg te komen;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 19 oktober 2004 tot en met 29 november 2004 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 2] per telefoon en per e-mail telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] per telefoon en/of e-mail dreigend de woorden toegevoegd:
(per telefoon ingesproken in het antwoordapparaat)
"Ik kan nu elk moment weer een hartaanval krijgen en als ik dood ben, echt ze schieten jullie kapot. Nou dat kan ik jullie verzekeren. [slachtoffer 2] ik vergeef je het nooit meer, ja [A] ook niet, [B] ook niet. Jullie komen er nog achter als dit niet opgelost is. Als ik mijn geld niet krijg zie je wel wat er gebeurt" en
(per telefoon)
-"Je zult toch een keer naar huis moeten" en
-"Zeg maar tegen [slachtoffer 2] dat ze de lul is" en
(per e-mail)
-"Je moet minimaal 500 euro terug betalen heb ik gezegd. De gevolgen van mij belazeren zal je de komende jaren wel merken bitch. Je bent voor de allerlaatste keer gewaarschuwd. Binnen twee dagen moet het geld dat jij van mij gestolen hebt op mijn rekening staan. Neonaties zullen je slachten voor dit".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
onder 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte heeft in de periode van 19 oktober 2004 tot en met 29 november 2004 zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] zowel per telefoon als per e-mail meermalen bedreigd met de dood. Hij heeft haar daarbij niet alleen thuis lastig gevallen, maar ook op haar werk. Daarnaast heeft verdachte in juli 2006 [slachtoffer 1] bedreigd met de dood. Deze feiten dienen te worden aangemerkt als ernstige bedreigingen van de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2008 blijkt, dat verdachte vóór het plegen van de bewezen verklaarde feiten vijf maal eerder ter zake van het plegen van misdrijven, waaronder eenmaal ter zake van een soortgelijke bedreiging en tweemaal ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te plegen.
Anderzijds is het navolgende gebleken, dan wel aannemelijk geworden.
Verdachte maakt een positieve ontwikkeling door. Hij heeft inmiddels meerdere studies gevolgd en deze afgerond met het behalen van diploma's. Voorts is hij nog bezig met een vervolgstudie. Daarnaast is hij in de verzekeringsbranche werkzaam.
Op grond van al het vorenstaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de oplegging van de door de politierechter opgelegde deels onvoorwaardelijke werkstraf, welke werkstraf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden. Het hof zal die werkstraf dan ook aan verdachte opleggen.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging onder meer te bereiken dat verdachte niet wederom (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen.
De redelijke termijn van berechting van het onder 2 ten laste gelegde ving aan op 29 juli 2005 (eerste verhoor van verdachte). Het eindvonnis in eerste aanleg is gewezen op 8 oktober 2007. De berechting in eerste aanleg heeft niet plaatsgevonden binnen 2 jaar en er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn met ruim 2 maanden.
Nu het hof, als laatst feitelijke instantie, een taakstraf in de vorm van een werkstraf zal opleggen, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte minder beloopt dan 100 uren, past het hof geen strafvermindering toe en volstaat het hof met het oordeel, dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14a, 14b (oud), 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud) en 285 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Hielkema, voorzitter, mr. Dam en mr. Elzinga, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.