Parketnummer: 24-000918-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-400183-06
Arrest van 30 januari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 maart 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is mr. C.A. Boeve, advocaat te Putten, als raadsman van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven en een overtreding veroordeeld tot straffen en maatregelen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van eenhonderdtwintig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, en dat het hof verdachte ter zake van het onder 4 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van eenhonderd euro, subsidiair twee dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het voor de verbalisanten die verdachte en haar mededader hebben aangehouden onmogelijk moet zijn geweest om 's nachts van buitenaf te hebben kunnen zien, dat achterin de kleine auto van verdachte en haar mededader een buitenboordmotor lag. De aanhouding van verdachte en haar mededader en het doorzoeken van hun auto is daarmee onrechtmatig, zodat al het daaruit voortvloeiende bewijs niet kan meewerken aan een bewezenverklaring. Als gevolg daarvan moet verdachte worden vrijgesproken van alle aan haar ten laste gelegde feiten.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof heeft de beide verbalisanten ter terechtzitting als getuige gehoord. Zij hebben ieder voor zich verklaard dat zij, staande naast/bij de auto van verdachte en haar mededader, duidelijk konden zien dat achterin de auto, deels verscholen onder een kleed, een buitenboordmotor lag waarvan de schroef nat was. [verbalisant] heeft daarbij aangegeven dat hij bij het in de auto kijken gebruik maakte van zijn zaklantaarn, en dat hij met die lantaarn onder meer door de ruiten van de auto naar binnen heeft geschenen. Daarbij kon hij de buitenboordmotor zien liggen, en aan de glinsterende reflectie van het licht van zijn zaklantaarn kon hij zien dat de schroef van de buitenboordmotor nat was.
Het hof acht de verklaringen van deze getuigen geloofwaardig. Het zien van de nog natte buitenboordmotor, op die plaats en op dat tijdstip, onder de omstandigheid dat
- zoals zij eveneens verklaarden - het de verbalisanten ambtshalve bekend was dat in die periode 's nachts veel vaker buitenboordmotoren werden gestolen, terwijl de broekspijpen van in ieder geval verdachte nat waren, maakt, dat naar het oordeel van het hof er voldoende aanleiding was voor een verdenking van diefstal en voor het instellen van een nader onderzoek. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman daarom.
Bewezenverklaring
(zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
onder 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
onder 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
onder 4:
overtreding van artikel 2.4.4. van de Algemene plaatselijke verordening Steenwijkerland 2006.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode, namelijk van 10 juli 2006 tot en met 20 juli 2006, met een aantal mededaders een aantal keren schuldig gemaakt aan de diefstal van fietsen. Zij deed dit om haar drugsgebruik te kunnen bekostigen.
Daarnaast heeft zij zich, samen met haar mededader, in de nacht van 9 op 10 september 2006 schuldig gemaakt aan diefstal van een buitenboordmotor. Zij werden daarbij vrijwel op heterdaad betrapt door verbalisanten die de nog natte buitenboordmotor in de auto van verdachte en haar mededader zagen liggen. In plaats van verantwoordelijkheid te nemen voor haar daad, probeerde verdachte met een kansloze smoes aan vervolging te ontkomen. Zij heeft met deze feiten blijk gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Daarnaast was verdachte in het bezit van harddrugs. Door zich in [plaats] in de nachtelijke uren met een grote hoeveelheid gereedschap op de openbare weg te begeven, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van een verbodsbepaling in de Algemeen plaatselijke verordering van de gemeente Steenwijkerland die specifiek voor situaties als de onderhavige is bedoeld. Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 november 2008 blijkt dat zij nog niet eerder wegens diefstal of wegens Opiumwet-delicten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof evenals de advocaat-generaal van oordeel dat ten aanzien van de onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde feiten oplegging van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast acht het hof, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Ten slotte is een geldboete van na te melden hoogte voor feit 4 passend en geboden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met verdachtes financiële positie, voor zover die uit de stukken blijkt en voor zover daarvan ter zitting is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 62, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 2.4.4. van de Algemene plaatselijke verordening Steenwijkerland 2006.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van de onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde feiten tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte ter zake van die feiten tevens tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van eenhonderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
veroordeelt verdachte ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot een geldboete van honderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.