• In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Uit het verlengingsadvies, de aanvullende informatie, het maatregelrapport en hetgeen de getuige-deskundige ter terechtzitting heeft verklaard, volgt dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale trekken. De persoonlijkheidsstoornis is milder geworden, maar nog steeds aanwezig. Daarnaast is sprake van een verslavingsgeschiedenis. Betrokkene is druk bezig met zijn toekomst. Hij kan bij zijn moeder gaan wonen, waar hij een eigen woonruimte krijgt. Daarnaast heeft hij een sprinkhanenhandel opgezet en is hij ingeschreven bij een uitzendbureau, zodat hij naast de sprinkhanenhandel kan gaan werken. Voorts wil betrokkene gedurende een eventuele voorwaardelijke beëindiging contact hebben met een forensische psychiatrische polikliniek (De Omslag) voor een psychotherapeutische behandeling om de problemen te bespreken waar hij tegenaan loopt.
Met het oog op hetgeen reeds door betrokkene is geregeld en op grond van het door de reclassering opgestelde maatregelrapport hebben betrokkene en zijn raadsman ter zitting subsidiair bepleit de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging echter nog te vroeg gelet op het feit dat op dit moment nog onvoldoende is geregeld voor een verantwoorde en succesvolle terugkeer van betrokkene in de samenleving. Het primair bepleite verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling komt dan ook niet in aanmerking.
Weliswaar heeft betrokkene reeds enkele praktische voorbereidingen getroffen voor zijn terugkeer in de maatschappij, maar een poliklinische forensisch psychiatrische behandeling is nog niet ingevuld; een intakegesprek daartoe moet nog plaatsvinden. Evenmin is er werk van enige omvang geregeld. Voor betrokkene staat er veel op het spel. De voorgeschiedenis van betrokkene laat zien dat een snelle overgang van klinische naar ambulante behandeling grote risico’s kan opleveren. Een plotselinge terugkeer in de maatschappij, zoals bij de voorwaardelijke beëindiging in 2003, zou maatschappelijke integratie, evenals toen, kunnen doen stranden waarbij mogelijk de maatschappelijke veiligheid gevaar loopt.
Wanneer de structuur en het kader van de terbeschikkingstelling op dit moment wegvallen, zal betrokkene bloot gesteld worden aan spanningen en frustraties. Het risico bestaat dat hij dan terugvalt in oude gedragspatronen en druggebruik, waarbij de kans op recidive niet wordt uitgesloten. Mocht betrokkene weer in de fout gaan dan zou dit betekenen dat hij na een lange passantentijd in een huis van bewaring weer terug zou gaan naar de geslotenheid van de kliniek. Daarna zal het heel lang duren voordat wederom een resocialisatiepoging zal worden ondernomen. Daar staat tegenover dat betrokkene op dit moment erg dicht bij een terugkeer in de maatschappij is. Bijzondere zorgvuldigheid is derhalve, met name ook gelet op het belang van betrokkene zelf, geboden.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof met de kliniek en de reclassering van oordeel dat een geleidelijke fasering van de uitstroom uit de terbeschikkingstelling de meest aangewezen en veilige weg is voor betrokkene. Een dergelijk traject stelt betrokkene in staat om, in zorgvuldig gecontroleerde omstandigheden, de geleerde vaardigheden in de praktijk te brengen en om te leren gaan met de vergrote vrijheden en verantwoordelijkheden van het leven buiten een klinische setting. Het hof is van oordeel dat het concreet toewerken naar een resocialisatietraject thans niet langer uitgesteld moet worden. Nu er kennelijk geen inhoudelijke bezwaren bestaan tegen onbegeleide verloven verwacht het hof dat de kliniek met grote voortvarendheid daarnaar toewerkt. In dat verband moet uitdrukkelijk worden opgemerkt dat organisatorische problemen het uitblijven van de aanvraag van onbegeleid verlof voor betrokkene aan niet kunnen rechtvaardigen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen en teneinde zicht te houden op het resocialisatietraject van betrokkene is het hof van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar is geïndiceerd. Dit alles betekent overigens niet dat het hof reeds nu van oordeel is dat na ommekomst van dit jaar de tbs-maatregel niet meer verlengd zou moeten worden.