Parketnummer: 21-002567-06
Uitspraak d.d.: 13 februari 2009
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van
2 juni 2006 in de strafzaak tegen
[verdachte][geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 januari 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, Mr. M.A.W. Nillesen, naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. Voorts heeft hij gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van de rechtbank van 20 juli 2005 en 19 mei 2006 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
[rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4], in elk geval een rechtspersoon,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Groenlo en/of Delft en/of Almere, en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer van de hieronder genoemde perso(o)n(en), en/of een of meer (andere) perso(o)n(en) (hierna te noemen "beleggers") ,
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hieronder genoemde hoeveelheid geld, althans een geldbedrag en in elk geval van enig goed en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, hierin bestaande dat [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3]en/of [rechtspersoon 4], in elk geval een rechtspersoon (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- heeft/hebben voorgewend dat de door [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3]en/of [rechtspersoon 4], in elk geval een rechtspersoon ontvangen gelden van de beleggers zouden worden belegd in bosbouwprojecten en/of onroerend goed en/of in andere financiële producten en/of dat die rechtsperso(o)n(en) beschikken over onroerend goed en/of
- maandelijkse beleggingsrendementen/rente, terugbetaling van de ingelegde hoofdsom en/of een financieel solide belegging/investering hebben aangeboden en/of hebben gegarandeerd en/of
- zich heeft/hebben voorgedaan als een legale beleggingsinstelling en/of legale kredietinstelling,
waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte en/of ter beschikking stelling en/of aangaan en/of tenietdoening
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, althans feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
ter zake van [rechtspersoon 1] zijn de onderstaande perso(o)n(en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld:
Naam: Aangifte nummer: periode: bedrag in euro's:
-[benadeelde partij] Al20 augustus 2003 80.000,-;
-[benadeelde partij] A094 januari 2003 66.000,-;
-[benadeelde partij] A083 oktober 2003 58.000,-;
-[benadeelde partij] A112 april 2004 50.000,-;
-[benadeelde partij] A116 september 2003 100.000,-;
-[benadeelde partij] A114 juli 2003 33.000,-;
-[benadeelde partij] A115 oktober 2002 66.000,-;
-[benadeelde partij] Al 17 maart 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A118 september 2003 30.000,-;
-[benadeelde partij] Al21 november 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] Al22 augustus 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A130 september 2002 9.000,-;
-[benadeelde partij] A132 juli 2002 9.000,-;
-[benadeelde partij] A155 oktober 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A085 december 2003 50.000,-;
ter zake van [rechtspersoon 2] B.V. zijn de onderstaande perso(o)n(en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld
Naam: Aangifte nummer: periode: bedrag in euro's:
-[benadeelde partij] A114 oktober 2000 Nlg 200.000,-;
-[benadeelde partij] A150 januari 2002 45.000,-;
-[benadeelde partij] A150 maart 2002 13.500,-;
-[benadeelde partij] A159 mei 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A166 juni 2002 20.000,-.
ter zake van [rechtspersoon 4] zijn de onderstaande perso(o)n)en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld
Naam: Aangifte nummer: Periode: bedrag in euro’s
-[benadeelde partij] A133 mei 2004 29.000
-[benadeelde partij] A147 april 2004 50.000
-[benadeelde partij] A149 juni 2004 43.000
-[benadeelde partij] A153 juli 2004 34.000
-[benadeelde partij] A157 juli 2004 30.000
-[benadeelde partij] A158 april 2004 30.000
-[benadeelde partij] A161 mei 2004 50.000
-[benadeelde partij] A162 april 2004 44.000
-[benadeelde partij] A169 augustus 2004 45.000
Artikel 326 Wetboek van Strafrecht
Art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan of mocht leiden,
hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Groenlo en/of Delft en/of Almere, en/of (elders) in Nederland, (telkens)
tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer van de hieronder genoemde perso(o)n(en), en/of een of meer (andere) perso(o)n(en) (hierna te noemen "beleggers") ,
heeft bewogen tot de afgifte van een hieronder genoemde hoeveelheid geld, althans een geldbedrag en in elk geval van enig goed en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld hierin bestaande dat hij verdachte tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 1] respectievelijk [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3]en/of [rechtspersoon 4],en/of met een of meer anderen (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-heeft voorgewend dat de door hem, verdachte en/of [rechtspersoon 1]
en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3]en/of [rechtspersoon 4], en/of een of meer anderen ontvangen gelden van de beleggers zouden worden belegd in bosbouwprojecten en/of onroerend goed en/of in andere financiële producten en/of dat die rechtsperso(o)n(en) beschikken over onroerend goed en/of
- maandelijkse beleggingsrendementen/rente, terugbetaling van de ingelegde hoofdsom en/of een financieel solide belegging/investering hebben aangeboden en/of hebben gegarandeerd
en/of
-zich heeft voorgedaan als een vertegenwoordiger van een legale beleggingsinstelling en/of legale kredietinstelling en/of
-gebruik heeft gemaakt van één of meer valse na(a)m(en),
waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte en/of ter beschikking stelling en/of aangaan en/of tenietdoening;
-ter zake van [rechtspersoon 1] zijn de onderstaande perso(o)n(en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld
Naam: Aangifte nummer: periode: bedrag in euro's:
-[benadeelde partij] Al20 augustus 2003 80.000,-;
-[benadeelde partij] A094 januari 2003 66.000,-;
-[benadeelde partij] A083 oktober 2003 58.000,-;
-[benadeelde partij] A112 april 2004 50.000,-;
-[benadeelde partij] A116 september 2003 100.000,-;
-[benadeelde partij] A114 juli 2003 33.000,-;
-[benadeelde partij] A115 oktober 2002 66.000,-;
-[benadeelde partij] Al 17 maart 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A118 september 2003 30.000,-;
-[benadeelde partij] Al21 november 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] Al22 augustus 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A130 september 2002 9.000,-;
-[benadeelde partij] A132 juli 2002 9.000,-;
-[benadeelde partij] A155 oktober 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A085 december 2003 50.000,-;
ter zake van [rechtspersoon 2] B.V. zijn de onderstaande perso(o)n(en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld
Naam: Aangifte nummer: periode: bedrag in euro's:
-[benadeelde partij] A114 oktober 2000 Nlg 200.000,-;
-[benadeelde partij] A150 januari 2002 45.000,-;
-[benadeelde partij] A150 maart 2002 13.500,-;
-[benadeelde partij] A159 mei 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A166 juni 2002 20.000,-.
ter zake van [rechtspersoon 4] zijn de onderstaande perso(o)n)en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld
Naam: Aangifte nummer: Periode: bedrag in euro’s
-[benadeelde partij] A133 mei 2004 29.000
-[benadeelde partij] A147 april 2004 50.000
-[benadeelde partij] A149 juni 2004 43.000
-[benadeelde partij] A153 juli 2004 34.000
-[benadeelde partij] A157 juli 2004 30.000
-[benadeelde partij] A158 april 2004 30.000
-[benadeelde partij] A161 mei 2004 50.000
-[benadeelde partij] A162 april 2004 44.000
-[benadeelde partij] A169 augustus 2004 45.000
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
[rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3]en/of [rechtspersoon 4], in elk geval een rechtspersoon,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Groenlo en/of Delft en/of Almere, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en/of ter beschikking heeft gehad, danwel in enigerlei vorm heeft bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking krijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, dan wel alleen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, danwel feitelijke leiding heeft gegeven aan omschreven verboden gedraging(en);
art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992
indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan of mocht leiden,
hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Groenlo en/of Delft en/of Almere, en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3]en/of [rechtspersoon 4], en/of met een of meer ander(en) althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en/of ter beschikking heeft gehad, danwel in enigerlei vorm heeft bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking krijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden,
art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992
3.
de [rechtspersoon 5] i.o. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 december 2003 tot en met 24 januari 2005 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, als onderneming of instelling, die niet ingevolge artikel 52, tweede lid van de Wet toezicht
kredietwezen 1992 was geregistreerd, opzettelijk het woord "bank" en/of een vertaling en/of een vorm daarvan, te weten de [rechtspersoon 5] i.o., heeft gebezigd in haar naam en/of bij de uitoefening van haar bedrijf, terwijl dat bezigen niet geschiedde in zodanige samenhang dat daaruit duidelijk bleek dat voornoemde onderneming of instelling niet werkzaam was op financiële markten; zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, althans feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 83 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2001
tot en met 31 januari 2005 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Groenlo en/of Delft en/of Almere, en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (mede) bestaande uit [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 4] en/ of [rechtspersoon 5]i.o. en/of een of meer andere rechts- en/of natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van zakelijk weergegeven:
- oplichting van beleggers (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
-het opzettelijk zonder vergunning bedrijfsmatig aantrekken van al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek (artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992) en/of
- het opzettelijk onrechtmatig gebruik van het woord 'bank' door de [rechtspersoon 5] i.o. (artikel 83 van de Wet toezicht kredietwezen 1992),
althans het plegen van misdrijven;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voor een criminele organisatie is vereist dat er sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Het hof acht niet bewezen dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met verdachte hebben deelgenomen in een dergelijk samenwerkingsverband dat zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en overtreding van artikel 82 en 83 van de Wet toezicht kredietwezen 1992. Nu enkel verdachte overblijft met de rechtspersonen waarvan hij zelf de bestuurder is geweest en verdachte met die rechtspersonen in strafrechtelijke zin kan worden vereenzelvigd, acht het hof van een samenwerkingsverband van twee of meer personen geen sprake.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op grond van een Melding bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) heeft de Politie IJsselland projectbureau BR Noord&Oost Nederland onderzoek ingesteld naar verdachte. Dit onderzoek is ingesteld op basis van het vermoeden dat verdachte zich schuldig zou maken aan witwassen dan wel oplichting. Naar aanleiding van dit vermoeden zijn door de Politie IJsselland op 4 december 2003 de bankrekeningafschriften van vijf bankrekeningen ten name van [rechtspersoon 1] opgevraagd. Op grond van het onderzoek van de bankrekeningafschriften is het vermoeden versterkt dat [rechtspersoon 1] gelden van particpanten aantrekt, welke niet werden aangewend ter belegging, maar werden gebruikt voor privédoeleinden.
Het onderzoek is in januari 2004 door de Politie IJsselland overgedragen aan de Belastingdienst FIOD-ECD te Utrecht. Bij analyse door de Belastingdienst FIOD-ECD bleek dat de modus operandi van [rechtspersoon 1] grote gelijkenis vertoonde met die van [rechtspersoon 6], de vennootschap waarvan de vader van verdachte een bepaalde periode bestuurder althans feitelijk leidinggevende is geweest.
Op 14 april 2004 zijn tegen verdachte een gerechtelijk vooronderzoek en een strafrechtelijk financieel onderzoek geopend.
De onderstaande vennootschappen zijn in het onderzoek tegen verdachte betrokken.
1. [rechtspersoon 1]. Datum oprichting is 25 juli 2001. De enig aandeelhouder en bestuurder sinds de oprichting was en is [rechtspersoon 3. Op 10 juni 2004 is het faillissement van deze vennootschap uitgesproken.
2. [rechtspersoon 2]. Datum oprichting is 25 juli 2001. De enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is sinds 25 juli 2001 [rechtspersoon 3]. Op 25 november 2004 is het faillissement van deze vennootschap uitgesproken.
3. [rechtspersoon 4]. Datum oprichting is 19 mei 2004. De enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is, sinds de datum van oprichting, de heer [betrokkene 3]
4. [rechtspersoon 7]. Op 10 december 2001 opgericht. Tot bestuurders zijn benoemd de heer [betrokkene 4] en zijn echtgenote mevrouw [betrokkene 5]. Op 16 oktober 2002 zijn alle aandelen verkocht aan [rechtspersoon 8]. Dit is een vennootschap op de Kaaimaneilanden, die wordt gecontroleerd door verdachte. Op 16 februari 2003 zijn alle aandelen van [rechtspersoon 7] door [rechtspersoon 8] overgedragen aan de heer [betrokkene 4]. Op 17 februari 2003 is de heer [betrokkene 4] benoemd tot president van [rechtspersoon 7] en verdachte tot secretaris. Op 18 februari 2003 heeft de heer [betrokkene 4] alle aandelen van [rechtspersoon 7] overgedragen aan verdachte.
5. [rechtspersoon 3]. Datum oprichting is 29 december 1995. De enig aandeelhouder en bestuurder sinds de oprichting van deze vennootschap is verdachte.
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat verdachte niet de bestuurder / feitelijk leidinggever van [rechtspersoon 4]was.
Het hof verwerpt dit verweer en is van oordeel dat niet [betrokkene 3], maar verdachte de feitelijk leidinggever was van [rechtspersoon 4] op grond van de navolgende feiten en omstandigheden:
- Op 14 april 2004 is een bankpas op naam van [betrokkene 3] [rechtspersoon 4] io van de ABN-AMRO Bank in beslag genomen op het woonadres van verdachte.
- Een tapgesprek d.d. 2 april 2004 omstreeks 18:43 uur tussen verdachte en [betrokkene 6]. Verdachte vraagt waar [betrokkene 6] is. [betrokkene 6] is bij vriendinnen. [betrokkene 6] vraagt met welk nummer verdachte belt. Verdachte zegt dat dit een nummer is van [rechtspersoon 4]. Verdachte vraagt [betrokkene 6] om dit nummer gelijk weer te vergeten.
- Het tapgesprek d.d. 2 april 2004, 19:27 uur, verdachte wordt gebeld door [betrokkene 6]. [Betrokkene 6] vraagt verdachte naar de vreemde voice-mail. Verdachte antwoordt: “Ja, leuk hè, ik moet alleen mijn achternaam er nog bijzetten, [achternaam]. Het is het nummer van [rechtspersoon 4]”. Verdachte heeft ter zitting van het hof d.d. 30 januari 2009 toegegeven dat hij soms ook de naam [naam] gebruikte.
- Verdachte heeft ter zitting van het hof d.d. 30 januari 2009 verklaard dat de computers van [rechtspersoon 1] zijn overgegaan naar [rechtspersoon 4]en dat de gegevens van [rechtspersoon 1] daar op zijn blijven staan. Voorts heeft hij verklaard dat het meubilair van [rechtspersoon 1] is overgegaan naar [rechtspersoon 4].
- De verklaring van [betrokkene 3] d.d. 8 oktober 2004 bij de FIOD. Hij heeft verklaard dat hij in maart 2004 [rechtspersoon 4] heeft opgericht. Via verdachte is hij in contact gekomen met de verkopers die daarvoor werkzaam waren geweest voor [rechtspersoon 1]. Verdachte vertelde hem dat er problemen waren met [rechtspersoon 1] en dat ze voorlopig even verder gingen met [rechtspersoon 4]. Het kantoor werd ingericht met behulp van meubilair van verdachte. Verdachte heeft gezorgd voor het aantrekken van adviseurs. Zelf had [betrokkene 3] geen idee wat door [rechtspersoon 4]aangeboden werd. Verdachte vertelde hem dat hij 12% moest betalen aan beleggers en dat [rechtspersoon 4]22% zou ontvangen van [rechtspersoon 9] en dat ze dus 10% winst zouden maken. Hij heeft bedragen per kas opgenomen, maar deze bedragen afgegeven aan verdachte of aan [betrokkene 1]. Hij heeft op verzoek van verdachte € 34.000 contant overhandigd aan de vader van verdachte. In opdracht van verdachte heeft hij € 35.000 betaald aan advocaat [betrokkene 7] en een groot bedrag, ongeveer € 30.000,- aan gerechtsdeurwaarder [betrokkene 8]. Later heeft hij de bankpas plus pincode aan verdachte verstrekt.
- De verklaring van [getuige 1] d.d. 22 maart 2005 bij de FIOD dat zij van verdachte had gehoord dat hij geen nieuw bedrijf op zijn eigen naam kon beginnen en dat zij wel wist dat verdachte degene is die achter [rechtspersoon 4] zat en dat [betrokkene 3]niets te vertellen had.
- De verklaring van [betrokkene 1] bij de FIOD d.d. 13 oktober 2004. Hij heeft verklaard dat het uitbetalen van zijn salaris, vanaf mei 2004 door [rechtspersoon 4], was geregeld door verdachte. Verdachte had dat geregeld met de heer [betrokkene 3] van [rechtspersoon 4]. Verdachte heeft hem en zijn collega-adviseurs ook verteld dat verdachte en de heer [betrokkene 3] de afspraak hadden gemaakt dat de adviseurs van [rechtspersoon 1] voortaan producten van [rechtspersoon 4]zouden gaan verkopen. Ook zouden alle lopende aanvragen voor [rechtspersoon 1] en Geld Terug Plan worden ondergebracht bij [rechtspersoon 4].
- De verklaring van [getuige 2] bij de FIOD d.d. 20 oktober 2004 dat bij [rechtspersoon 4] allemaal oude personeelsleden werkten van [rechtspersoon 1].
- De aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 3] [aangever 9] en [aangever 4] hebben verklaard dat zij zijn benaderd door het call-centre van [rechtspersoon 1],dan wel [rechtspersoon 2], terwijl zij hebben geparticipeerd in [rechtspersoon 4].
Door de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] is bij de rechter-commissaris een andere verklaring afgelegd, kort gezegd inhoudende dat verdachte niet de leiding had bij [rechtspersoon 4]. Het hof hecht echter meer waarde aan de eerdere verklaringen bij de FIOD, nu die verklaringen steun vinden in overig bewijsmateriaal dat onafhankelijk van deze verklaringen tot stand is gekomen, terwijl bovendien door de getuigen geen reden is gegeven waarom zij terug zijn gekomen op hun eerdere verklaring.
Er is door verschillende participanten aangifte gedaan van oplichting. [rechtspersoon 1], [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 4]beschikten ten behoeve van de verkoop van de participaties over een verkooporganisatie. Deze bestond uit medewerkers in loondienst, maar ook uit adviseurs dan wel verkopers die de producten van deze bedrijven op provisiebasis verkochten. Werving van participanten verliep veelal via een call-centre in eigen beheer. Daarna werden de potentiële klanten bezocht door een adviseur. Participanten werd veelal voorgespiegeld dat ze hun hypotheeklasten konden verminderen.
Participanten hebben verschillende argumenten gehoord van de vertegenwoordigers om hun geld te beleggen in de verschillende producten die de bedrijven [rechtspersoon 1], [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 4]aanboden, zoals:.
- dat [rechtspersoon 1] investeerde in teakhoutplantages in Costa Rica. Dit hebben onder anderen [aangever 5], [aangever 6] en [aangever 7] verklaard.
- dat [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 4]investeerden in onroerend goed. Zo heeft [aangever 8], die heeft geïnvesteerd in [rechtspersoon 2], verklaard dat verdachte hen had verteld dat werd geïnvesteerd in kantoor- en winkelpanden. [aangever 1] en [aangever 9], die in [rechtspersoon 4]hebben geïnvesteerd, hebben verklaard dat hen was verteld dat het geld in onroerend goed binnen Nederland zou worden geïnvesteerd. Aangever van der [aangever 3] en [aangever 4] hebben verklaard dat het geld door [rechtspersoon 4]zou worden geïnvesteerd in een vakantiepark in een van de voormalige Oostbloklanden.
- dat aangevers na afloop van het contract de inleg zonder meer terug zouden krijgen. Dit wordt verklaard door [aangever 3], [aangever 1] en [aangever 4]. Voor [rechtspersoon 1] wordt dit verklaard door onder anderen [aangever 7] en [aangever 10].
- dat er niet of nauwelijks enig risico kleefde aan een investering bij [rechtspersoon 2] of [rechtspersoon 4]. Dit blijkt onder andere uit de verklaring van [aangever 9] en [aangever 4]. Hen was verteld dat er een hoge mate van zekerheid was en dat ze geen enkel risico liepen. Ook aan een belegging in het product [rechtspersoon 1] kleefde geen enkel risico. Dit wordt verklaard door onder anderen de aangevers [aangever 7], [aangever 10] en [aangever 11].
- dat de rendementen bij [rechtspersoon 1] betaald werden met de kapopbrengsten en dat er al gekapt werd. Door [aangever 11] werd verklaard dat er gegarandeerd rendement geleverd zou kunnen worden omdat er al bomen gekapt werden. De opbrengst was dus al binnen.
- dat de participant eigenaar zou worden van een deel van de plantage. Dit is verklaard door [aangever 7].
[rechtspersoon 1] bood een drietal producten aan om in te investeren. [rechtspersoon 2] bood één product aan en [rechtspersoon 4] bood ook één product aan.
1. Individueel Investeringsplan [rechtspersoon 1]
Een voorbeeld van het product Individueel Investeringsplan [rechtspersoon 1] is bij dit arrest gevoegd als bijlage 1.
In de deze overeenkomst staat kort weergegeven het volgende:
- De Costa Ricaanse vennootschap [rechtspersoon 7] is eigenaar van onroerend goed op Costa Rica genaamd de “plantage”;
- De plantage is onderverdeeld in genummerde percelen. Het perceelnummer komt overeen met het nummer van de overeenkomst, hier nummer IP10202082;
- [rechtspersoon 7] kweekt tegen een commerciële tegenprestatie op de plantage teakbomen;
- Voor de kweek zijn vergunningen afgegeven;
- [rechtspersoon 1] is gemachtigd door [rechtspersoon 7] om de kapopbrengst te verkopen;
- [rechtspersoon 7] verleent het vruchtgebruik op de plantage aan [rechtspersoon 1];
- [rechtspersoon 7] is een 100% dochter van [rechtspersoon 1];
- [rechtspersoon 1] draagt zorg voor voldoende middelen voor het adequate onderhoud van de plantage;
- De koper heeft het “recht” op een bepaald aantal teakbomen;
- Het risico verbonden aan de teakbomen is voor rekening en risico van de koper;
- [rechtspersoon 1] staat er jegens de koper voor in dat noch de bomen noch de gronden zijn bezwaard;
- De overeenkomst heeft een looptijd van 16 jaar.
In een folder van [rechtspersoon 1] genaamd “Direct Voordeelplan” en “ Een natuurlijke basis voor verantwoord beleggen” staat onder andere het volgende te lezen:
- [rechtspersoon 1] geeft de mogelijkheid om op een verantwoorde wijze te investeren in duurzaam geteeld tropisch hardhout;
- Het betreft een milieuvriendelijke manier van beleggen, het heeft een stabiele waardeontwikkeling en biedt een uitstekend rendement op het geïnvesteerde vermogen;
- Het betreft een spaarvorm die ook het tropisch regenwoud beschermt;
- Het beleggingsproject “waardevol teakhout” bevindt zich op ecologische plantages van [rechtspersoon 1] in Costa Rica;
- In de folder staat een foto met daarbij de tekst “[betrokkene 4], Director Soluciones Verdes, controleert de bodemgesteldheid van deze Costa Ricaanse landbouwgrond voordat deze wordt aangekocht;
- De plantages van [rechtspersoon 1] zijn genaamd “Buena Vista” en liggen in het noorden van Costa Rica;
- De gronden die [rechtspersoon 1] heeft aangekocht zijn landbouwgronden, zodat voor nieuwe teakplantages geen tropisch regenwoud gekapt hoeft te worden;
- [rechtspersoon 1] werkt samen met een deskundig bosbouwbedrijf onder Nederlandse leiding genaamd “Soluciones Verdes”;
- De participant belegt in duurzame industriële productie van hardhout. De opbrengst komt volledig uit de opbrengst van de teakbomen. De investeringslooptijd is 16 jaar. Na deze periode zijn de bomen kaprijp en geschikt voor verkoop. Het kappen en de verkoop op de wereldmarkt (in Amerikaanse dollars) valt onder de verantwoordelijkheid van [rechtspersoon 1].
2. [rechtspersoon 1] Banking
Een voorbeeld van het product [rechtspersoon 1] Banking is bij dit arrest gevoegd als bijlage 2.
Het product [rechtspersoon 1] Banking vertoont grote overeenkomsten met het hiervoor genoemde Individueel Investeringsplan [rechtspersoon 1]. [rechtspersoon 1] Banking vertoont echter meer overeenkomsten met een geldlening. De looptijd van het product [rechtspersoon 1] Banking bedraagt 5 jaar en de investeerder heeft recht op 1% rendement per maand berekend over het ingelegde bedrag. Nadat de vijf jaren verstreken zijn vindt terugbetaling van de hoofdsom plaats.
Dit product is door [rechtspersoon 1] slechts korte tijd verkocht. De verkoop vond plaats op straat en vermoedelijk voornamelijk aan studenten. Deelnemers ondertekenden op straat een machtiging waarna een bedrag van hun bankrekening werd geïncasseerd. Het product is vermoedelijk gebaseerd op het Kyoto-verdrag. De handel in deze rechten is volledig nieuw en over de waarde van deze CO2 rechten kan derhalve weinig tot niets worden gezegd.
De verkoop van de CO2-credits is door [rechtspersoon 1] gestaakt na ingrijpen van de AFM.
Zie voor een voorbeeld van het product [rechtspersoon 2], bijlage 3.
Het product van [rechtspersoon 2] is ook genaamd Individueel Investeringsplan. [rechtspersoon 2] neemt gelden in beheer en het geld wordt door een gespecialiseerde vermogensbeheerder op vakkundige wijze in winstgevende investeringen geïnvesteerd. Niet duidelijk uit de overeenkomst blijkt waarin wordt geïnvesteerd. [rechtspersoon 2] B.V. betaalt een maandelijkse vaste rentevergoeding van 1% gedurende een periode van 96 maanden. Na deze periode vindt terugbetaling plaats van het ingelegde bedrag aan de deelnemer door [rechtspersoon 2].
Zie voor een voorbeeld van het product [rechtspersoon 4], bijlage 4.
Het product van [rechtspersoon 4] is ook genaamd Individueel Investeringsplan. [rechtspersoon 4] neemt gelden in beheer en het geld wordt door een gespecialiseerde vermogensbeheerder op vakkundige wijze in winstgevende investeringen geïnvesteerd. Niet duidelijk uit de overeenkomst blijkt waarin wordt geïnvesteerd. [rechtspersoon 4] betaalt een maandelijkse vaste rentevergoeding van 1% gedurende een periode van 60 maanden. Na deze periode vindt terugbetaling plaats van het ingelegde bedrag aan de deelnemer door [rechtspersoon 4].
Door listige kunstgrepen of samenweefsel van verdichtsels beleggers bewegen tot afgifte
Door hetgeen aangevers werd verteld en voorgespiegeld door de adviseurs zijn zij naar het oordeel van het hof bewogen tot de afgifte van geld. Hetgeen aangevers werd voorgehouden klopte aantoonbaar niet met de werkelijkheid. De volgende voorbeelden worden in dit verband genoemd.
In overeenkomst 1en 2 wordt vermeld dat [rechtspersoon 7] eigenaar is van onroerend goed op Costa Rica genaamd de “plantage” en dat de plantage is onderverdeeld in genummerde percelen. Ook wordt door [rechtspersoon 7] het vruchtgebruik verleend op de plantage aan [rechtspersoon 1];
Echter uit onderzoek is niet gebleken dat [rechtspersoon 1] dan wel [rechtspersoon 7] over gronden / plantages beschikte op Costa Rica. Zo blijkt uit de verklaring van [betrokkene 4] dat er pogingen zijn ondernomen om gronden aan te kopen, maar dat dit nimmer tot een transactie heeft geleid. De curator heeft aan een Costa Ricaanse advocaat verzocht om uit te zoeken of [rechtspersoon 7] over onroerende (register)goederen beschikte. Door de advocaat is een uittreksel overhandigd uit het Publieke register van onroerend goed. Volgens dit uittreksel beschikte [rechtspersoon 7] niet over onroerend goed. Ter zitting bij de rechtbank d.d. 19 mei 2006 heeft verdachte verklaard dat er nooit grond in Costa Rica is aangekocht. Ter zitting bij het hof d.d. 30 januari 2009 heeft verdachte verklaard dat er niets is terechtgekomen van het recht op vruchtgebruik.
In overeenkomst 3 en 4 wordt vermeld in artikel 2.1. dat [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 4] het geld van de deelnemer op vakkundige wijze in winstgevende investeringen investeren. Uit diverse aangiften blijkt dat de deelnemers werd voorgehouden dat er zou worden geïnvesteerd in onroerend goed. Echter gebleken is dat [rechtspersoon 2] noch [rechtspersoon 1] noch [rechtspersoon 4]beschikte over (onroerende) registergoederen. Enkel [rechtspersoon 3] had enig onroerend goed, te weten een recreatiebungalow en een horecapand, beide te [plaats].
In de folder van [rechtspersoon 1] staat dat de participant belegt in duurzame industriële productie van hardhout. Uit zowel de overeenkomsten 3 en 4 als in de aangiften komt naar voren dat [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 4] de inleg zullen terugbetalen.
Echter uit het financieel onderzoek van de bankrekeningen over 2003 en 2004 van [rechtspersoon 1], [rechtspersoon 2], [rechtspersoon 3 en [rechtspersoon 4] is niet gebleken dat de gestorte gelden zijn aangewend ter belegging in teak plantages dan wel in onroerend goed, zoals met de participanten contractueel was overeengekomen. Een bedrag van € 1,3 miljoen is van [rechtspersoon 1] overgeboekt naar [rechtspersoon 3]. Niet is gebleken op welke grond dat gebeurde. De van [rechtspersoon 1] ontvangen gelden zijn voor een aanzienlijk deel (62%) per kas opgenomen. Ook bij [rechtspersoon 4] zijn de van participanten ontvangen gelden voor een aanzienlijk deel (41%) per kas opgenomen en/of aangewend voor overige betalingen.
Voorts is niet is gebleken dat er ontvangsten zijn geweest uit gronden/plantages op Costa Rica, dan wel dat er inkomsten als huren/dividenden en/of rentes zijn geweest.
Door de verdediging is, zakelijk weergegeven, gesteld dat verdachte nimmer het in de tenlastelegging genoemde oogmerk had. Er was eerder sprake van onkunde, mismanagement of roekeloos gedrag.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het financieel onderzoek, zoals hierboven omschreven, leidt het hof af dat de rendementen aan participanten zijn betaald met gelden van nieuwe participanten.
Voorts werd een aanzienlijk deel van de beleggingsgelden aangewend voor privé-doeleinden van verdachte.
Omstreeks 1 mei 2003 heeft verdachte een Ferrari Spider aangekocht. Dit wordt door verdachte ook ter zitting van het hof d.d. 30 januari 2009 erkend. Voor deze Ferrari is
€ 175.000,- betaald. De aankoop is ten laste gegaan van de bankrekening van [rechtspersoon 1]. Omstreeks 7 juli 2003 heeft verdachte de Ferrari met een flink verlies verkocht. De verkoopopbrengst ter grootte van € 138.500,- is gestort op de bankrekening van [rechtspersoon 3].
Op 14 april 2004 zijn in de woning van verdachte drie facturen in beslag genomen, afkomstig van [bedrijf 1] te Spijkenisse. Te lezen is dat door verdachte en zijn vrouw kostbare juwelen en sieraden zijn aangekocht, op 11 juni 2003 voor € 29.705,- en op 6 april 2004 voor € 40.000,- en op 29 augustus 2003 voor € 14.875,-. Van de bankrekening van [rechtspersoon 3 is een bedrag ter grootte van € 66.321,- overgeboekt naar [betrokkene 9].
Op 14 april 2004 is bij de doorzoeking in de woning van verdachte een factuur in beslag genomen op naam van verdachte waaruit blijkt dat verdachte in juni 2003 een motorjacht type Sealine heeft aangekocht voor € 300.000 bij [bedrijf 2] motorjachten te Waalwijk. Terzake van deze aankoop heeft verdachte een boot ingeruild type Maxum waarde € 75.000,- Resteerde te betalen € 225.000,-. In juni 2003 is ten laste van de bankrekening van [rechtspersoon 1] € 96.100,- en ten laste van [rechtspersoon 3 € 88.900,- betaald. Contant heeft verdachte € 40.000,- betaald.
[Getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris d.d. 1 november 2005 verklaard dat hij via [rechtspersoon 3] wel eens € 25.000,- op rekening van zijn vrouw heeft ontvangen en dat hij dat bedrag contant heeft opgenomen en dat hij daarvan € 12.000,- aan verdachte heeft teruggegeven. De resterende € 13.000,- heeft hij als salaris mogen houden.
Accountant mr. [betrokkene 10] heeft d.d. 20 juni 2003 een brief gericht aan de directie van [rechtspersoon 3, waarin het volgende is gesteld:
- gelden worden onttrokken uit de vennootschappen voor niet-zakelijke doeleinden. Het gaat om vele privé onttrekkingen
- gevolg is een enorme privé schuld
- gelden zijn verstrekt aan derden in de familiesfeer.
- Er bestaat een ondoorzichtige vennootschapsstructuur en er is geen duidelijkheid omtrent participaties op Costa Rica.
- [rechtspersoon 2] onttrekt gelden uit de markt en belegt deze gelden niet op de met de participanten overeengekomen wijze. Gelden worden voor privé-doeleinden gebruikt.
Door mr [betrokkene 10] is telefonisch medegedeeld dat hij de door hem geconstateerde fraude op 27 augustus 2003 heeft besproken met onder andere verdachte. Dit heeft echter niet geleidt tot veranderingen in de bedrijfsvoering of in de opzet van de contracten, zoals ook door verdachte is toegegeven ter zitting van het hof d.d. 30 januari 2009.
Concluderend kan gesteld worden dat er participanten aangetrokken werden op basis van een valse voorstelling van zaken. Verdachte was hierbij leiding gevend. Het gegeven dat de beschikbaar gestelde beleggingsgelden op volstrekt onverantwoorde en lichtzinnige wijze zijn besteed, bevestigt dat van bona fide beleggingen geen sprake is geweest. Het hof komt op grond van het vorenstaande tot de overtuiging dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, welk oogmerk door het hof wordt opgevat als noodzakelijkheidsbewustzijn in die zin dat verdachte bij de totstandkoming van de beleggingscontracten reeds moet hebben zien aankomen, dat het niet mogelijk zou zijn de contractuele verplichtingen na te komen
Feit 2 Overtreding van artikel 82 Wet toezicht kredietwezen 1992
Verdachte heeft aangevoerd dat hij uit schriftelijke informatie zijdens de AFM heeft begrepen, dat voor zijn activiteiten in de door hem gerunde “financiële dienstverleningsbedrijven” geen ontheffing of vergunning vereist was. Het hof heeft daarop doorgevraagd ter zitting d.d. 30 januari 2009 maar verdachte heeft geen enkel document overgelegd, noch op enig specifiek document uit het zeer uitgebreide dossier, vervat op een DVD met duizenden processtukken, geattendeerd. Evenmin heeft hij kunnen aangeven dat hij een serieuze poging heeft ondernomen om enige bevestiging zijdens de AFM te krijgen met betrekking tot die schriftelijke informatie.
De vrouw van verdachte, mevrouw [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij begreep dat ze geen vergunning nodig hadden omdat het zou gaan om vruchtgebruik van gronden en daarvoor was geen vergunning nodig. Hierboven onder feit 1 is echter al overwogen dat van vruchtgebruik niets terechtgekomen is.
Het hof oordeelt op grond van bovenstaande, dat de aan het verweer ten grondslag gelegde feiten niet aannemelijk zijn geworden, en verwerpt het verweer.
Feit 3 Overtreding van artikel 83 Wet toezicht kredietwezen 1992
Door de raadsman is betoogd dat er geen sprake was van daadwerkelijk gebruik van de (naam van de) in de tenlastelegging genoemde onderneming.
Het hof verwerpt het verweer.
Op 24 januari 2005 heeft De Nederlandse Bank (DNB) aangifte gedaan in verband met vermoedelijke overtreding van artikel 83, eerste lid, Wet toezicht kredietwezen 1992 door de [rechtspersoon 5] i.o.
Uit het handelsregister is gebleken dat ingeschreven staat [rechtspersoon 5] i.o. De datum van vestiging is 17 december 2003. Als bedrijfsomschrijving staat vermeldt: het aankopen van registergoederen alsmede het bezwaren daarvan; deelname in andere ondernemingen; het verstrekken van kredieten. Als bevoegd functionaris staat verdachte ingeschreven.
Het verbod geldt niet als de [rechtspersoon 5] i.o. zou zijn opgenomen in het register op grond van artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992. Volgens de DNB is dit niet het geval. Het voornoemde verbod zou ook niet gelden als duidelijk blijkt dat de [rechtspersoon 5] i.o. niet werkzaam is op de financiële markt. Ook daarvan is gelet op de bedrijfsomschrijving geen sprake.
Alleen al het feit dat de [rechtspersoon 5] i.o. als zodanig ingeschreven was in het handelsregister is al voldoende om het tenlastegelegde bezigen van het woord “bank” in de naam van de onderneming bewezen te achten. Dat van de onderneming niet daadwerkelijk gebruikt gemaakt is, doet daar niet aan af. Nu van dit laatste inderdaad niet is gebleken zal het hof wel vrijspreken van het “ bezigen van het woord bank bij de uitoefening van de onderneming”.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
[rechtspersoon 1] en[rechtspersoon 2] en[rechtspersoon 4],
op tijdstippen in de periode van 25 juli 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Groenlo en/of Delft en/of Almere, en/of (elders) in Nederland,
telkens, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de hieronder genoemde personen, (hierna te noemen "beleggers") ,
hebben bewogen tot de afgifte van een hieronder genoemde hoeveelheid geld, hierin bestaande dat [rechtspersoon 1] respectievelijk [rechtspersoon 2] respectievelijk [rechtspersoon 4], (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-hebben voorgewend dat de door [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 4], ontvangen gelden van de beleggers zouden worden belegd in bosbouwprojecten en/of onroerend goed en/of in andere financiële producten en/of
- maandelijkse beleggingsrendementen/rente, terugbetaling van de ingelegde hoofdsom en/of een financieel solide belegging/investering hebben aangeboden en/of hebben gegarandeerd en/of
- zich hebben voorgedaan als een legale beleggingsinstelling waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
ter zake van [rechtspersoon 1] zijn de onderstaande personen bewogen tot afgifte van geld
Naam: Aangifte nummer: periode: bedrag in euro's:
-[benadeelde partij] Al20 augustus 2003 80.000,-;
-[benadeelde partij] A094 januari 2003 66.000,-;
-[benadeelde partij] A083 oktober 2003 58.000,-;
-[benadeelde partij] A112 april 2004 50.000,-;
-[benadeelde partij] A116 september 2003 100.000,-;
-[benadeelde partij] A114 juli 2003 33.000,-;
-[benadeelde partij] A115 oktober 2002 66.000,-;
-[benadeelde partij] Al 17 maart 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A118 september 2003 30.000,-;
-[benadeelde partij] Al21 november 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] Al22 augustus 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A130 september 2002 9.000,-;
-[benadeelde partij] A132 juli 2002 9.000,-;
-[benadeelde partij] A155 oktober 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A085 december 2003 50.000,-;
ter zake van [rechtspersoon 2] B.V. zijn de onderstaande personen bewogen tot afgifte van geld
Naam: Aangifte nummer: periode: bedrag in euro's:
-[benadeelde partij] A114 oktober 2000 Nlg 200.000,-;
-[benadeelde partij] A150 januari 2002 45.000,-;
-[benadeelde partij] A150 maart 2002 13.500,-;
-[benadeelde partij] A159 mei 2003 50.000,-;
-[benadeelde partij] A166 juni 2002 20.000,-.
ter zake van [rechtspersoon 4] zijn de onderstaande personen bewogen tot afgifte van geld
Naam: Aangifte nummer: Periode: bedrag in euro’s
-[benadeelde partij] A133 mei 2004 29.000
-[benadeelde partij] A147 april 2004 50.000
-[benadeelde partij] A149 juni 2004 43.000
-[benadeelde partij] A153 juli 2004 34.000
-[benadeelde partij] A157 juli 2004 30.000
-[benadeelde partij] A158 april 2004 30.000
-[benadeelde partij] A161 mei 2004 50.000
-[benadeelde partij] A162 april 2004 44.000
-[benadeelde partij] A169 augustus 2004 45.000
2.
[rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 4]
op tijdstippen in de periode van 25 juli 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeenten Winterswijk en/of Groenlo en/of Delft en/of Almere, althans in Nederland telkens opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek hebben aangetrokken, ter beschikking gekregen en ter beschikking hebben gehad, zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan omschreven verboden gedragingen;
3.
de [rechtspersoon 5] i.o in de periode van 17 december 2003 tot en met 24 januari 2005 in de gemeenten Winterswijk en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, als onderneming of instelling, die niet ingevolge artikel 52, tweede lid van de Wet toezicht kredietwezen 1992 was geregistreerd, opzettelijk het woord "bank" te weten de [rechtspersoon 5]. i.o., heeft gebezigd in haar naam terwijl dat bezigen niet geschiedde in zodanige samenhang dat daaruit duidelijk bleek dat voornoemde onderneming of instelling niet werkzaam was op financiële markten; zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Oplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Ovetreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 83, eerste lid van de Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, .
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in eerste aanleg het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezenverklaard en aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opgelegd.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd het onder 1 primair , 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen te verklaren en verdachte daarvoor te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren onvoorwaardelijk.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 1 primair, 2 primair en 3 en spreekt vrij van feit 4.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte als leidinggevende heeft gefunctioneerd van professioneel opererende bedrijven die zich op grote schaal schuldig hebben gemaakt aan oplichting. Daarbij zijn ook de artikelen 82 en 83 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 overtreden.
Verdachte heeft op grote schaal en op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van niets vermoedende particulieren. Er zijn miljoenen euro’s van particuliere beleggers aangetrokken zonder dat er sprake was van zekerheden en garanties zoals de Wet toezicht kredietwezen 1992 die beoogt te bewerkstelligen. Slechts een klein deel van de ingelegde gelden is overeenkomstig de bestemming daarvan daadwerkelijk geïnvesteerd in bosbouw en onroerend goed.
Bovenstaande praktijken vormen een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Verdachte heeft zich alleen maar laten leiden door zijn eigen verlangen naar gewin en zich niets gelegen laten liggen aan de grote financiële en emotionele gevolgen voor de slachtoffers, die hun beleggingen in rook hebben zien opgaan zonder dat verdachte nog enige reële verhaalsmogelijkheid biedt.
Voorts heeft de handelwijze van verdachte geleid tot concurrentievervalsing en is er een smet geworpen op de legale beleggingswereld. De integriteit van de financiële wereld is hierdoor aangetast.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij zelfs na de inval van de FIOD zijn oplichtingspraktijken niet heeft beëindigd, doch deze met behulp van een nieuw bedrijf, [rechtspersoon 4], heeft voortgezet.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend en tevens gelet op de straf van de verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3], die onlangs door dit hof voor soortgelijke feiten zijn veroordeeld, is het hof van oordeel dat verdachte dient te worden gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur, zij het van een iets kortere duur dan is opgelegd door de rechtbank en is gevorderd door de advocaat-generaal, omdat verdachte van het onder 4 tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
Namens verdachte heeft de raadsman betoogd dat de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in hoger beroep dient te leiden tot strafmatiging.
Na onderzoek van de zaak is het volgende gebleken:
? op 2 juni 2006 is vonnis gewezen;
? verdachte stelt op 15 juni 2006 hoger beroep in;
? het dossier komt op 7 december 2006 binnen bij het hof;
? op 28 april 2008 is door de advocaat-generaal contact opgenomen met de raadsman. Omdat de raadsman niet aanwezig was, heeft hij de secretaresse gevraagd of de raadsman door wilde geven of er nog nadere onderzoekswensen waren. Hierop is door de raadsman niet gereageerd;
? op 14 mei 2008 vindt de eerste behandeling bij het gerechtshof te Arnhem plaats waarna de zaak, op verzoek van de raadsman omdat er recent van raadsman was gewisseld en hij nog geen stukken had, wordt aangehouden;
? Op 15 mei 2008 is door de advocaat-generaal een brief gestuurd, waarin hij de raadsman heeft verzocht door te geven of hij behoefte had aan een regiezitting.
? Op 25 juni 2008 is door de advocaat-generaal een brief ontvangen van de raadsman waarin hij aangaf prijs te stellen op een regiezitting.
? op 6 november 2008 vindt de regiezitting bij het gerechtshof te Arnhem plaats. Het hof heeft diezelfde dag een fax ontvangen van de raadsman waarin hij bericht dat hij noch cliënt zal verschijnen en dat de verdediging geen onderzoekswensen heeft;
? op 30 januari 2009 vindt de derde zitting en laatste behandeling bij het gerechtshof te Arnhem plaats;
? uitspraak wordt gedaan op 13 februari 2009.
Het hof concludeert uit bovenstaande dat het tijdsverloop tussen het vonnis van de rechtbank en de binnenkomst van het dossier bij het hof de termijn van acht maanden niet overschrijdt. Voorts is het hof van oordeel dat de behandeling in hoger beroep weliswaar onwenselijk lang heeft geduurd, maar dat deze nadat de zaak tegen de zitting van het hof van 14 mei 2008 was aangebracht verder door het hof met passende voortvarendheid is behandeld. Het hof acht het tijdsverloop aldus, mede gelet op de complexiteit van het dossier met een groot aantal verdachten, niet zodanig lang dat op grond daarvan schending van de termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM moet worden aangenomen.
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De respectieve vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vordering.
De vorderingen zijn niet van zo eenvoudige aard dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partijen kunnen daarom thans in hun vordering niet worden ontvangen en kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het is het hof bovendien bekend dat niet alle benadeelden zich in het strafproces hebben gevoegd. Het thans afwikkelen van slechts een klein deel van alle vorderingen zou kunnen leiden tot doublures en/of ongelijkheid van de behandeling van crediteuren, nu het hof niet op de hoogte is van de afwikkeling van de vorderingen in verschillende faillissementen.
Het hof begrijpt dat bovenstaande beslissing hoogst onbevredigend is voor de benadeelde partijen, maar ziet in de gegeven situatie geen andere beslissingsmogelijkheid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 51, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 82 en 83 van de Wet toezicht kredietwezen 1992.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren en 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De vordering van de benadeelde partijen:
Verklaart de benadeelde partijen:
in hun vordering niet-ontvankelijk.
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr W.R. Rosingh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K.J.F. Roelofs, griffier,
en op 13 februari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.