Arrest d.d. 3 maart 2009
Zaaknummer 107.002.336/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Butter Infratransport BV,
eerder genaamd Korteweg-Trans B.V.,
gevestigd te Dronten,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Butter,
advocaat: mr. N.C.E. Scheltinga, kantoorhoudende te Nijkerk,
FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: FNV,
advocaat: mr. P.A.C. de Vries, kantoorhoudende te Arnhem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 3 oktober 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, hierna te noemen de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 2 januari 2008 is door Butter hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van FNV tegen de zitting van 15 januari 2008.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het vonnis (rolnummer: 352469 CV EXPL 07-3901) op 3 oktober 2007 door de rechtbank te Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, tussen partijen gewezen en opnieuw rechtdoende, zo nodig onder aanvulling of verbetering der gronden, alsnog, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van geïntimeerde af te wijzen en appellante te ontheffen van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij vonnis van de rechtbank te Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, van 3 oktober 2007 (rolnummer: 352469 CV EXPL 07-3901) tussen appellante als gedaagde partij en geïntimeerde als eisende partij gewezen, met niet-ontvankelijkheid verklaring dan wel afwijzing van de vorderingen van geïntimeerde, voor zover ingediend, en opnieuw rechtdoende om geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellante ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde, althans aan de natuurlijke personen voor wie geïntimeerde optrad respectievelijk optreedt, heeft voldaan aan appellante terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van alle instanties.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis waarvan appel te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van het FNV alsnog af te wijzen met veroordeling van het FNV in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door FNV onder overlegging van producties verweer gevoerd met als conclusie:
"het hoger beroep van Butter te verwerpen en het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad te bekrachtigen en om Butter te veroordelen in de kosten van het hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
Butter heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in r.o. 1 (1.1 tot en met 1.5) van het genoemde vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Met betrekking tot grief 1:
2. Met deze grief komt Butter op tegen het oordeel van de kantonrechter in r.o. 8 van het genoemde vonnis, dat, zoals Butter bedoeld oordeel weergeeft, 'Butter akkoord is gegaan met de handhaving van de pensioenverdeling in de verhouding 80/20.' Blijkens de toelichting op de grief zou de kantonrechter dit volgens Butter ten onrechte hebben overwogen, omdat, zoals Butter aanvoert, zij dit niet met de betrokken werknemers heeft afgesproken. Butter miskent daarmee dat FNV aan haar vorderingen niet een zodanige afspraak ten grondslag heeft gelegd en de kantonrechter daarvan evenmin bij zijn oordeel is uitgegaan.
3. Het oordeel van de kantonrechter is in de eerste plaats gebaseerd op de door Butter in eerste aanleg niet betwiste stelling van FNV dat Butter bij de overname van de transportactiviteiten van Korteweg B.V. uitdrukkelijk en ondubbelzinnig akkoord is gegaan met handhaving van de voor april 2002 bestaande premieverdeling. Voorts is het oordeel van de kantonrechte gebaseerd op de vaststelling dat Butter vanaf april 2002 tot april 2003 ook overeenkomstig deze verdeling premies heeft ingehouden en afgedragen aan het pensioenfonds.
4. Tegen deze vaststellingen als zodanig komt Butter niet op, althans niet expliciet. Voor zover in de inleiding van de memorie van grieven ongemotiveerd wordt gesteld dat Butter geen partij was bij de onderhandelingen die tot de litigieuze afspraak hebben geleid, gaat het hof hieraan voorbij, aangezien Butter zulks in eerste aanleg nimmer heeft betwist en in appel zij haar betwisting onvoldoende heeft gemotiveerd in het licht van de stellingen van FNV. Zij heeft al in het geheel niet betwist dat zij de litigieuze afspraak in 2002/2003 wel heeft nageleefd.
5. Voor zover Butter met de grief bij wijze van verweer beoogt te betogen dat het haar vrijstaat de ten behoeve van de betrokken werknemers gemaakte afspraak te wijzigen, dient dat verweer naar het oordeel van het hof te worden verworpen. Er zijn geen aanknopingspunten voorhanden dat het bij bedoelde afspraak om een overgangsmaatregel zou gaan. Evenmin is gesteld of gebleken dat de arbeidsovereenkomsten met de betrokken werknemers een eenzijdig wijzigingsbeding behelzen. Butter is derhalve aan de litigieuze afspraak gebonden.
6. Grief 1 faalt mitsdien.
Met betrekking tot grief 2 :
7. Grief 2 mist zelfstandig karakter, zodat deze grief geen verdere behandeling behoeft.
De slotsom.
8. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van Butter als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze kosten zullen worden berekend volgens het liquidatietarief voor de hoven (tarief II, 1 pt. à € 894,--).
Met betrekking tot de restitutievordering
9. Nu het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, vloeit daaruit voort dat de vordering van Butter, zoals in het petitum van de appeldagvaarding opgenomen, die ertoe strekt FNV te veroordelen tot terugbetaling aan Butter van al hetgeen Butter ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan, nog daargelaten dat deze vordering niet is opgenomen in de conclusie van de memorie van grieven, dient te worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Butter in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van FNV tot aan deze uitspraak op € 251,-- aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Zuidema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 maart 2009 in bijzijn van de griffier.