Parketnummer: 21-002654-08
Uitspraak d.d.: 11 maart 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 12 juni 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 februari 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ten aanzien van het 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot 6 maanden jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte. Voorts heeft hij gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr Z. Alkan, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2006 tot en met 17 oktober 2006,
althans in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot 19 oktober 2006 te
Neede, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun
geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gedaan en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een
of meer van) zijn mededader(s) (naar) de slaapkamer van die [slachtoffer 1]
is/zijn binnengedrongen en/of gegaan en/of tegen die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gezegd: "Wakker worden" en/of die [slachtoffer 1] wakker
heeft/hebben geschud en/of de dekens van die in haar bed liggende [slachtoffer 1] heeft/hebben afgehaald en/of de (pyama)broek en/of de onderbroek van
die [slachtoffer 1] heeft/hebben uitgedaan en/of gebruik heeft/hebben
gemaakt van het fysiek en/of geestelijk overwicht dat hij, verdachte en/of
zijn mededader, over die [slachtoffer 1] had(den) en/of (aldus) een bedreigende situatie
heeft/hebben doen ontstaan voor die [slachtoffer 1];
artikel 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2006 tot en met 17 oktober 2006,
althans in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot 19 oktober 2006 te
Neede, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 1] in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar
geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
zijn/hun geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
gedaan;
artikel 243 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2006 tot en met 17 oktober 2006,
althans in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot 19 oktober 2006
te Neede, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en),
bestaande uit het betasten en/of likken van de borsten van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
en/of (één of meer van) zijn mededaders(s) (naar) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of gegaan en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Wakker worden" en/of die [slachtoffer 1] wakker
heeft/hebben geschud en/of de dekens van die in haar bed liggende [slachtoffer 1] heeft/hebben afgehaald en/of de (pyjama)broek en/of de onderbroek van
die [slachtoffer 1] heeft/hebben uitgedaan en/of gebruik heeft/hebben gemaakt
van het lichamelijk en/of geestelijk overwicht dat verdachte en/of zijn
mededader(s) over die [slachtoffer 1] had(en) en/of (aldus) een bedreigende
situatie heeft/hebben doen ontstaan voor die [slachtoffer 1];
artikel 246 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2006 tot en met 17 oktober
2006, althans in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot 19 oktober
2006 te Neede, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in
staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of
onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te
maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of likken van de borsten van die
[slachtoffer 1];
artikel 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 december 2006 te Enschede, gemeente Enschede,
zich opzettelijk oneerbaar opeen niet openbare plaats, te weten in een/zijn,
verdachtes, woning, gevestigd
[adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of (daarbij)
met zijn hand(en) (af)trekkende bewegingen over/langs zijn/dat ontblote
geslachtdeel heeft gemaakt, terwijl daarbij [slachtoffer 2] (geb.[1999] )
en/of [slachtoffer 3] (geb. [2001]) en/of [slachtoffer 4] (geb. [1998]) en/of [slachtoffer 5] (geb. [1997]) zijns/haars/huns ondanks
tegenwoordig was/waren;
artikel 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof heeft geconstateerd dat het verhoor van de aangeefster niet, zoals gebruikelijk, heeft plaatsgevonden door een gekwalificeerde opsporingsambtenaar, maar door een speltherapeute, lid van de deskundigenpool getuigenverhoor verstandelijk gehandicapte slachtoffers van seksueel misbruik. Die werkwijze leidt op zichzelf niet tot onbruikbaarheid als bewijsmiddel, maar het hof beschouwt het resultaat van zo'n verhoor met enige reserve, omdat niet zonder meer te beoordelen is, of zo'n verhoor geschiedt vanuit de professionele attitude die bij opsporingsambtenaren aanwezig wordt verondersteld.
Het hof heeft bedenkingen tegen de resultaten van dat verhoor. Het houdt rekening met de mogelijkheid, dat in het verhoor van [slachtoffer 1] antwoorden zijn vervat die niet in een voldoende open vraagstelling tot stand zijn gekomen. Anders gezegd, het hof is er, mede op grond van waarneming van de DVD-opname van het verhoor niet zeker van, dat het verhaal echt het verhaal van [slachtoffer 1] is.
Een soortgelijk bezwaar geldt voor het ‘verhoor’ van [medeverdachte] (al wordt zijn familienaam niet vermeld in het proces-verbaal). Het is zeer wel mogelijk dat het resultaat van het verhoor, dat niet is geschied door een opsporingsambtenaar, maar slechts is geregistreerd door een hoofdagent/zedenrechercheur, een accurate beschrijving is van dingen die echt zijn gebeurd. Het is echter niet ondenkbaar dat de gehoorde, de toen 14-jarige licht verstandelijk gehandicapte [medeverdachte] , zich heeft laten meeslepen in het gesprek, en antwoorden heeft gegeven die niet meer op echte beleving berustten. In het bijzonder valt op, dat de verhoorder/ster [medeverdachte] indringend heeft geconfronteerd met bestaande vermoedens van ontuchtig handelen, en ondanks ontkenning met klem heeft aangedrongen op nadere verklaringen. Kenmerkend is de gang van zaken op pagina 102 van het proces-verbaal, waar de ondervraagster [medeverdachte] voorhoudt: ‘Maar we willen wel van jou precies horen wat er gebeurd is, wat er is gebeurd tussen jou en [slachtoffer 1] buiten dat jij "nep hebt geneukt" en aan de borsten hebt gezeten. Zeg het maar, het hoeft maar 1 woord te zijn.’ Het hof beschouwt zo'n verhoor als zeer sturend; het is duidelijk welk woord de verhoorder/ster wil horen, en als het gaat om een 14-jarige met een verstandelijke handicap, kunnen de verkregen antwoorden niet overtuigen.
Afgezien daarvan acht het hof niet bewezen, dat [slachtoffer 1] gedwongen is tot geslachtsgemeenschap zoals in de tenlastelegging is gesteld en evenmin dat [slachtoffer 1] verkeerde in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn, of lichamelijke onmacht. Het hof heeft ook niet kunnen vaststellen, dat de bestanddelen van het subsidiair tenlastegelegd vervuld zijn. In het bijzonder acht het hof hoogst twijfelachtig of verdachte, die zelf verstandelijk gehandicapt is, wist dat [slachtoffer 1] leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, dat zij niet voldoende in staat was haar wil te bepalen inzake de gepleegde seksuele handelingen. Het hof zou nog wel kunnen aannemen, dat [slachtoffer 1] in die zin gehandicapt was, maar twijfelachtig is of verdachte zich daarvan bewust is geweest.
Op grond van het bovenstaande zal het hof van het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en nog meer subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde naar voren gebracht dat voor een bewezenverklaring van artikel 239 aanhef en onder 3 Wetboek van Strafrecht vereist is, dat de kinderen op de slaapkamer van verdachte (een niet openbare plaats) huns ondanks aanwezig waren. Volgens de raadsman is niet gebleken dat de kinderen huns ondanks aanwezig waren op verdachtes slaapkamer, nu niet blijkt dat zij tegen hun wil naar de kamer van verdachte zijn gegaan en daar tegen hun wil zijn gebleven.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt dat de kinderen van vijf, zeven, acht en negen jaar oud, onverhoeds geconfronteerd werden met de oneerbare handelingen van verdachte. Dat zij hier niet van gediend waren blijkt onder meer uit een verklaring van [slachtoffer 2], die vertelde dat zij was weggerend omdat zij ‘het niet wilde zien’(1) en uit een verklaring van [slachtoffer 3] die achter [slachtoffer 2] aanrende omdat ‘hij en [slachtoffer 2] het niet leuk vonden.’(2). Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kinderen wel degelijk huns ondanks aanwezig waren. De omstandigheid dat de kinderen feitelijk in staat waren om weg te lopen, doet daaraan niet af.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 december 2006 te Enschede, zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in zijn, verdachtes, woning, gevestigd [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en daarbij met zijn hand aftrekkende bewegingen langs zijn ontblote geslachtdeel heeft gemaakt, terwijl daarbij [slachtoffer 2] (geb. [1999])
en [slachtoffer 3] (geb. [2001]) en [slachtoffer 4] (geb. [1998]) en [slachtoffer 5] (geb. [1997]) huns ondanks tegenwoordig waren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof met toepassing van artikel 77c Wetboek van Strafrecht, (het strafrecht voor jeugdige personen) oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie van de hierna aan te geven duur, passend en geboden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Hij heeft gemasturbeerd in het bijzijn van jonge kinderen op zijn slaapkamer. Met deze gedragingen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers, die door hun jeugdige leeftijd extra kwetsbaar zijn. Naar de ervaring leert zullen zij nog lange tijd psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Anders dan de rechtbank ziet het hof in de persoon van de verdachte wél redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op een psychologisch onderzoek pro justitia, door J.W. van Hummelen en een psychiatrisch onderzoek pro justitia, door J.A.M. Gresnigt; en voorts op een voorlichtingsrapport d.d. 20 februari 2009 van Reclassering Nederland, opgemaakt door M. ter Wengel, waarin geadviseerd wordt om aan verdachte een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 350,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van EUR 350,00 (driehonderdvijftig euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van EUR 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door
mr J.A. Coster van Voorhout, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr A.P. Besier, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.I.D. Leene, griffier,
en op 11 maart 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1 Pagina 19 van dossier genummerd PL0500/07-000801.
2 Pagina 25 van dossier genummerd PL0500/07-000801.