ECLI:NL:GHARN:2009:BH5565

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
W 2009/002
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak en ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem op 2 februari 2009 een wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. De verzoeker heeft vervolgens op 5 februari 2009 een nieuw verzoek ingediend om de leden van de wrakingskamer te wraken. Dit verzoek is gedaan in het kader van een andere strafzaak, waarbij de leden van de wrakingskamer op dat moment niet meer betrokken waren bij de behandeling van de strafzaak. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek niet ontvankelijk is, omdat het verzoek niet is ingediend voor de einduitspraak van de strafzaak. De wetgeving, met name artikel 515, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt dat tegen een beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat. De raadsman van de verzoeker heeft betoogd dat het wrakingsverzoek voldoet aan de vereisten voor ontvankelijkheid, maar het hof heeft geoordeeld dat de wrakingsprocedure niet deel uitmaakt van de hoofdzaak en dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De beslissing van het hof is op 9 maart 2009 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002354-08
Wrakingsnummer: W2009/002
Uitspraak dd.: 9 maart 2009
WRAKING
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
Wrakingskamer
Beslissing
op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan namens
verzoeker
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
De procedure
Door mr J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede is namens verzoeker bij verzoekschrift, gedateerd 5 februari 2009 en ter griffie ingekomen op 5 februari 2009, om wraking verzocht van de leden van de wrakingskamer van het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, te weten mrs R. van den Heuvel, P.H. van Ginkel en R. den Ouden.
De raadsheren hebben te kennen gegeven niet in de wraking te berusten, geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord en mrs P.H. van Ginkel en R. den Ouden hebben aangegeven in het wrakingsverzoek geen aanleiding te zien tot een inhoudelijke reactie. Mr R. van den Heuvel heeft een inhoudelijke reactie gegeven.
Het hof heeft ter terechtzitting van 25 februari 2009 gehoord de raadsman van verzoeker,
mr M t’ Sas, advocaat te Wijk bij Duurstede, en de advocaat-generaal die heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker.
Het hof heeft kennis genomen van de door de raadsman van verzoeker overgelegde pleitnota.
Ontvankelijkheid
Namens verzoeker heeft zijn raadsman betoogd dat het wrakingsverzoek voldoet aan de vereisten voor ontvankelijkheid van de verzoeker. Het verzoek is gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De raadsman heeft betoogd dat, gelet op artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering, de wrakingsbeslissing geen einduitspraak is en dat de wrakingsprocedure deel uitmaakt van de hoofdzaak en niet moet worden beschouwd als een van de hoofdzaak losstaande procedure. Het onderhavige wrakingsverzoek is dan ook voor de einduitspraak ingediend. Derhalve dient te worden geconcludeerd dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
De advocaat-generaal heeft verzocht de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren omdat de wrakingskamer zich niet bezig houdt met de onderliggende strafzaak en derhalve niet de rechter is die de zaak behandelt. Bovendien volgt uit artikel 515, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering dat tegen de beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De wrakingskamer, bestaande uit de leden Van den Heuvel, Van Ginkel en Den Ouden, heeft bij beslissing van 2 februari 2009 het wrakingsverzoek van verzoeker, genummerd W2009/01 afgewezen. Vervolgens is door mr Boone namens verzoeker bij verzoekschrift gedateerd 5 februari 2009 om wraking verzocht van de leden van de wrakingskamer.
Ingevolge artikel 515, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat tegen een beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel open.
In zowel artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering, waarin is bepaald dat onder einduitspraken worden verstaan uitspraken welke na afloop van het gehele onderzoek op de terechtzitting over de zaak worden gedaan, als artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, waarin is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt, gaat het over de strafzaak. De wrakingszaak betreft een andere zaak dan de strafzaak. Op het moment dat de wrakingskamer op het wrakingsverzoek heeft beslist, zijn de desbetreffende leden van de wrakingskamer niet meer de rechters die een zaak behandelen. De behandeling van het wrakingsverzoek is geeindigd door het wijzen van de wrakingsbeslissing. Het wrakingsverzoek is derhalve niet ingediend voor de einduitspraak.
Ten overvloede overweegt het hof dat het vorenstaande oordeel niet inhoudt dat verzoeker geen enkele mogelijkheid meer heeft om zich teweer te stellen tegen de beslissing van 2 februari 2009 van de wrakingskamer. Nu gewraakt is in de behandeling van de hoofdzaak en het instellen van cassatie tegen het arrest in de hoofdzaak mogelijk is, kan in cassatie de onpartijdigheid van de raadsheren die dat arrest hebben gewezen, worden getoetst indien door de verdediging wordt aangevoerd dat in eerdere aanleg verzoekers gegarandeerde recht op een behandeling van zijn zaak door een onpartijdige rechter is geschonden.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat verzoeker niet ontvangen kan worden in zijn verzoek tot wraking.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mrs J.B.H. Roben en J.P.M. Kooijmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M.A. Jansen-van Leeuwen, griffier,
en op 9 maart 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.