Parketnummer: 24-002651-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-600809-07
Arrest van 17 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Rosema, advocaat te Oosterwolde.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte, met vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde, wegens het meer subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van tweehonderdtwintig euro, subsidiair vier dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Nadat het hof ter terechtzitting de tenlastelegging overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal heeft gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2007 te [plaats] opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 29 januari 2007, althans in de periode van 1 januari 2007 tot en met 29 januari 2007 te [plaats] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met elkaar, althans een van die onbekend gebleven personen alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan hem, verdachte, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet welk vorenomschreven misdrijf door hem, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand januari 2007 in [plaats], althans in Nederland, door giften en/of beloften en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk is uitgelokt, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk die onbekend gebleven perso(o)n(en) benaderd met het verzoek die amfetamine naar hem toe te sturen en/of (daartoe) zijn adresgegevens bekendgemaakt en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) geld betaald danwel beloofd te betalen voor die amfetamine;
althans indien terzake van vorenstaande eveneens geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 29 januari 2007 te [plaats], althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk ongeveer 3,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, aanwezig te hebben, met dat opzet heeft geregeld dat een of meer onbekend gebleven personen die amfetamine met de post, in elk geval in een envelop, hebben bezorgd/hebben laten bezorgen op het adres waar hij, verdachte, verbleef, althans zijn post ontving; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair, subsidiair en meer subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt het hof dat verdachte nimmer over de in de tenlastelegging genoemde amfetamine heeft beschikt, zodat hij het ook niet 'aanwezig heeft gehad', op grond waarvan vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof dat uit de voorhanden bewijsmiddelen niet blijkt dat de persoon of personen bij wie verdachte de amfetamine bestelde dezelfde persoon of personen betreft, als degene die uiteindelijk de amfetamine in een aan verdachte geadresseerde envelop heeft of hebben verzonden. Nu de steller van de tenlastelegging daar klaarblijkelijk wel vanuit is gegaan, moet verdachte van het hem subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof dat uit de voorhanden bewijsmiddelen niet voortvloeit dat verdachte de hem verweten handeling pleegde in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 29 januari 2007. Verdachte moet daarom ook van het meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.