ECLI:NL:GHARN:2009:BH6222

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003194-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.H. Wachter
  • P.J.M. van den Bergh
  • G.J. Niezink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens dronken rijden en rijden tijdens ontzegging met gewijzigde leefomstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was vervolgd voor het rijden onder invloed van alcohol en het rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid. De feiten vonden plaats op 6 november 2006, waarbij de verdachte als bestuurder van een personenauto een alcoholgehalte van 640 microgram per liter uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk boven de toegestane norm ligt. Daarnaast was de verdachte zich ervan bewust dat hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd door een eerdere rechterlijke uitspraak.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een werkstraf van 120 uren geëist, met als alternatief 60 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich eerder schuldig had gemaakt aan soortgelijke feiten, maar heeft ook rekening gehouden met de gewijzigde leefomstandigheden van de verdachte. Hij had zijn leven, met hulp van een stichting, op de rails gekregen en had een eigen woonruimte en een verbeterde relatie met zijn dochter.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten om een werkstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, om de verdachte de kans te geven zijn sociale re-integratie voort te zetten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 60 dagen kan worden opgelegd. Het hof heeft daarnaast niet bewezen verklaard wat de verdachte verder ten laste was gelegd en heeft hem daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003194-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-605701-06
Arrest van 17 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van eenhonderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 06 november 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 640 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2006 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 06 november 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 640 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 06 november 2006 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte heeft een auto bestuurd terwijl hij alcohol had gedronken. Uit ademanalyse is gebleken dat de hoeveelheid alcohol per liter uitgeademde lucht bij verdachte bijna het drievoudige van de maximaal toegestane hoeveelheid bedroeg. Verdachte heeft de verkeersveiligheid derhalve ernstig in gevaar gebracht. Bovendien heeft hij gereden terwijl hij wist dat de rijbevoegdheid hem bij rechterlijke uitspraak was ontzegd.
Uit een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 januari 2009 blijkt bovendien dat verdachte zich eerder vele malen schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande acht het hof thans in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat zijn leefomstandigheden inmiddels drastisch zijn gewijzigd. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou voor hem tot onoverkomelijke moeilijkheden leiden. Waar hij tot eind 2007 aan alcohol verslaafd een zwervend bestaan leidde, heeft hij thans en sindsdien - met hulp van de Stichting Rehoboth - zijn leven zodanig op de rails, dat hij onder begeleiding van genoemde stichting een eigen woonruimte heeft, en een regelmatig en goed georganiseerd leven leidt. Daarnaast is ook sprake van herstel van de relatie met zijn dochter. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou tot gevolg kunnen hebben dat hij zijn woonruimte (en zijn uitkering) verliest en daarmee het ingezette herstel van zijn sociale reïntegratie in gevaar brengen.
Het hof acht het door verdachte gestelde aannemelijk en zal, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, een werkstraf opleggen van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c(oud), 22d en 57 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 (oud), 9 (oud) en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeldonder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.