ECLI:NL:GHARN:2009:BH6643

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.018.822/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • J. Janse
  • A. Knijp
  • M. Zandbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een interim-manager en de rechtsgeldigheid van de opzegging van de managementovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om het ontslag van een interim-manager, [geïntimeerde 1], door Marpro Group B.V. en Scheepswerf Peters B.V. De kwestie draaide om de rechtsgeldigheid van de opzegging van de managementovereenkomst tussen Marpro en [geïntimeerde 2] B.V., de vennootschap van [geïntimeerde 1]. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de opzegging niet rechtsgeldig was, en dit oordeel werd in hoger beroep bevestigd. Het hof oordeelde dat de managementovereenkomst niet kon worden opgezegd door enkel een bestuursbesluit, en dat er geen rechtsgeldige beëindiging had plaatsgevonden. De feiten wezen erop dat er ernstige conflicten waren binnen de directie, maar de opzegging was niet in overeenstemming met de statuten van Marpro. Het hof concludeerde dat de managementovereenkomst voor bepaalde tijd was aangegaan en dat deze niet zomaar kon worden opgezegd. De vordering van [geïntimeerde 1] c.s. tot betaling van de managementvergoeding werd toegewezen, met een verhoging van het maandbedrag. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter voor het overige en veroordeelde Marpro c.s. in de kosten van het geding.

Uitspraak

Arrest d.d. 10 maart 2009
Zaaknummer 200.018.822/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. Marpro Group B.V.,
gevestigd te Kampen,
hierna te noemen: Marpro,
2. Scheepswerf Peters B.V.,
gevestigd te Kampen,
hierna tezamen te noemen: Marpro c.s.,
appellanten in het principaal en geïntimeerden in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 1],
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2] B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: [geïntimeerde 2],
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers,
advocaat: mr. N. Sluis, kantoorhoudende te Alkmaar.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgedingvonnis uitgesproken op 14 oktober 2008 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 11 november 2008 is door Marpro c.s. hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde 1] c.s. tegen de zitting van 25 november 2008.
De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"dat het uw Gerechtshof Leeuwarden moge behagen bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad sector civiel d.d. 14 oktober 2008, tussen partijen gewezen onder zaak/ rolnummer 148897 KG ZA 08-427 tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als eisers en Marpro Group en Scheepswerf Peters te vernietigen en opnieuw rechtdoende [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] alsnog in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren althans deze af te wijzen met veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, alsmede met veroordeling van [geïntimeerde 2] tot terugbetaling van al hetgeen Marpro Group c.q. scheepswerf Peters aan [geïntimeerde 2] heeft betaald op basis van het vonnis d.d. 14 oktober 2008 voor zover het een bedrag van € 57.720,-- vermeerderd met BTW te boven gaat vermeerderd met de wettelijke rente steeds vanaf de dag der betaling van dat meerdere tot aan de dag der voldoening door [geïntimeerde 2]."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde 1] c.s. verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"dat het het gerechtshof behaagt om het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle d.d. 14 oktober 2008 te vernietigen, voor zover de voorzieningenrechter heeft overwogen dat Marpro Group c.s. niet de gehele managementvergoeding ten bedrage van
€ 21.348,03 per maand, te vermeerderen met BTW, aan Marpro c.s. hoofdelijk verschuldigd zijn, en Marpro c.s. hoofdelijk te veroordelen, zodat, indien en voor zover één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om maandelijks aan [geïntimeerde 1] c.s. te betalen een bedrag ad € 21.384,03, te vermeerderen met BTW en vermeerderd met de wettelijke rente, voor zover deze nog niet door Marpro c.s. is voldaan, vanaf 1 augustus 2008, althans vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg, tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van Marpro c.s. in de kosten van beide instanties en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
Door Marpro c.s. is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"dat het het Gerechtshof Arnhem nevenzittingsplaats Leeuwarden moge behagen om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, appellanten in het door hen ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad sector civiel d.d. 14 oktober 2008, met zaak/rolnummer 148897 KG ZA 08-427 in incidenteel appèl te bekrachtigen (zo nodig onder verbetering c.q. aanvulling van de gronden) met veroordeling van appellanten in incidenteel appèl in de kosten van de procedure in incidenteel hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Marpro c.s. hebben in het principaal appel één grief opgeworpen die blijkens de toelichting uit meerdere onderdelen bestaat.
[geïntimeerde 1] c.s. hebben in het incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis van onder 2 (2.1 tot en met 2.12) een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Met uitzondering van de vraag of [geïntimeerde 1] statutair bestuurder van Marpro is (geweest), bestaat daarover tussen partijen geen geschil, zodat het hof met inachtneming van dat geschilpunt ook van die feiten zal uitgaan. Voor zover dat voor de beoordeling van dit geschil in het bijzonder nog van belang is, staat het volgende vast.
1.1. Scheepswerf Peters BV (kortweg: de scheepswerf) exploiteert een scheepswerf te Kampen waarvan Marpro enig aandeelhouder is.
1.2. [persoonsnaam] Management BV (vertegenwoordigd door haar enig aandeelhouder en bestuurder, [aandeelhouder]) en Eurocean Management BV (vertegenwoordigd door haar enig aandeelhouder en bestuurder, [bestuurder]) zijn bestuurders van Marpro. De aandelen van Marpro zijn gecertificeerd en zijn telkens voor de helft eigendom van de genoemde management-BV's.
1.3. [geïntimeerde 1] staat met ingang van 18 augustus 2003 in het Handelsregister ingeschreven als statutair bestuurder van Marpro.
1.4. [geïntimeerde 1] is bestuurder en aandeelhouder van [geïntimeerde 2] BV. Deze vennootschap is een overeenkomst aangegaan met Marpro c.s. (hierna: de management-overeenkomst, of kortweg de overeenkomst te noemen). Uit hoofde van deze overeenkomst heeft [geïntimeerde 1] diverse werkzaamheden verricht, onder meer als financieel directeur ad interim van de scheepswerf.
1.5. [geïntimeerde 2] BV ontvangt van de scheepswerf voor de werkzaamheden van [geïntimeerde 1] een vergoeding per mandag.
1.6. In artikel 13 lid 5 van de statuten van Marpro is het volgende bepaald:
"De directeuren kunnen te allen tijde door de algemene vergadering worden geschorst en ontslagen, mits met een meerderheid van tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigende meer dan de helft van het geplaatste kapitaal, en nadat door de raad van commissarissen tevoren schriftelijk advies daaromtrent aan de algemene vergadering is uitgebracht."
1.7. In artikel 15 van de statuten van Marpro is het volgende bepaald.
"1. (...) Indien de directie uit meer dan één persoon bestaat berust de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid bij twee gezamenlijk handelende directeuren, met dien verstande, dat indien één of meer directeuren tot gevolmachtigd directeur is/zijn benoemd iedere gevolmachtigde directeur daarnaast zelfstandig bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen.
2. In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer directeuren wordt de vennootschap door de president-commissaris vertegenwoordigd".
1.8. In de notulen van 8 juli 2008 van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van Marpro staat het volgende vermeld.
"Aanwezig: namens [aandeelhouder] Management B.V., de heet [aandeelhouder] (PM) en namens Eurocean B.V., de heer [bestuurder] (...)
Aandeelhouders hebben unaniem besloten de heer [geïntimeerde 1] - financieel directeur ad interim van Marpro Group B.V. c.q. gevolmachtigde van (...) Scheepswerf Peters B.V. - met ingang van heden, dinsdag 8 juli 2008, uit zijn functie te ontslaan (...)"
1.9. Bij brief van 8 juli 2008 heeft de president-commissaris van Marpro aan [geïntimeerde 1] c.s. geschreven:
"Op 7 juli is u door de directie van Marpro Group B.V. (...) en Scheepswerf Peters B.V., in casu de heren [bestuurder] en [aandeelhouder], medegedeeld dat men als gevolg van de ontstane ernstige conflictsituatie niet meer verder met u kon werken (...).
Naar uw mening hierover te hebben aangehoord heeft de Raad van Commissarissen besloten het voorgenomen besluit van de beide directeuren/aandeelhouders van deze vennootschappen te bevestigen. Derhalve is besloten uw relatie met voornoemde vennootschappen met onmiddellijke ingang, dat wil zeggen per 8 juli 2008, te beëindigen. Derhalve moet ik u meedelen dat u op 8 juli 2008 op staande voet bent ontslagen als financieel directeur ad interim c.q. gevolmachtigde van bovengenoemde vennootschappen naar aanleiding van het ontstaan van een volkomen onwerkbare situatie (...)."
1.10. In een bestuursbesluit van Marpro van 23 september 2008 staat - voor zover van belang - het volgende vermeld.
"(...) [geïntimeerde 1] was in persoon (mede)statutair directeur van Marpro Group doch daarnaast bestond er een managementovereenkomst tussen de management-B.V. van [geïntimeerde 1], zijnde [geïntimeerde 2] B.V. en Marpro Group.
Tussen [geïntimeerde 1] enerzijds en [aandeelhouder] en [bestuurder] anderzijds zijn ernstige spanningen binnen de directie ontstaan. Dit heeft ertoe geleid dat de President van de Raad van Commissarissen bij schrijven van 8 juli 2008 met onmiddellijke ingang de managementovereenkomst tussen Marpro Group en [geïntimeerde 2] heeft opgezegd. De President-commissaris meent daartoe bevoegd te zijn op grond van artikel 15 lid 2 van de statuten van Marpro Group, aangezien de President-commissaris van mening is dat zich een tegenstrijdig belang voordeed tussen de vennootschappen en één van de directeuren.
[geïntimeerde 2] betwist dat van een rechtsgeldige opzegging door de President-commissaris sprake is geweest. [geïntimeerde 2] stelt dat van een tegenstrijdig belang geen sprake is geweest.
Indien dit juridisch juist zou worden geoordeeld is de directie van Marpro Group bevoegd om de managementovereenkomst tussen Marpro Group en [geïntimeerde 2] op te zeggen (...).
Het is op grond van het vorenstaande derhalve dat de directie van Marpro Group - zo nodig - besluit de managementovereenkomst tussen Marpro Group en [geïntimeerde 2] op te zeggen wanneer deze nog niet rechtsgeldig zou zijn geëindigd. Deze opzegging vindt onder vorenstaande voorwaarde plaats per 8 oktober 2008. De directie acht die opzeggingstermijn redelijk, temeer nu [geïntimeerde 2] nu al vanaf 8 juli 2008 ermee bekend is dat [aandeelhouder] en [bestuurder] niet verder willen met [geïntimeerde 2] c.s. [geïntimeerde 1]. Aangezien Marpro Group het honorarium van [geïntimeerde 2] al tot 8 oktober 2008 heeft voldaan, vloeit er geen betalingsverplichting voor Marpro Group aan [geïntimeerde 2] op basis van dit besluit voort (...)."
1.11. Omstreeks 1 september 2008 hebben Marpro c.s. een bedrag van € 57.720,= aan [geïntimeerde 2] voldaan.
Het geschil
2. [geïntimeerde 1] c.s. hebben hoofdelijke veroordeling van Marpro c.s. gevorderd van de betaling van de managementfee aan [geïntimeerde 2] BV, welke zij berekenen op € 21.348,08 per maand. Ook hebben zij kort gezegd gevorderd dat Marpro c.s. wordt bevolen [geïntimeerde 1] weer tot de bedongen werkzaamheden toe te laten. De vordering tot betaling van de fee is toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter is uitgegaan van een fee van € 19.240,= per maand exclusief BTW, onder aftrek van € 57.720,=. De vordering tot tewerkstelling is afgewezen. Daartegen richten zich geen (incidentele) grieven, zodat het hof slechts over de verschuldigdheid van de fee heeft te oordelen.
De principale grief
3. Marpro c.s. hebben zich tegen de vordering tot betaling van de fee verweerd door te betogen dat de rechtsverhouding tussen [geïntimeerde 1] c.s. en Marpro c.s. rechtsgeldig is beëindigd. De voorzieningenrechter heeft dat verweer verworpen. Tegen een aantal van de overwegingen die de voorzieningenrechter daaraan ten grondslag heeft gelegd, richt zich vanuit verschillende invalshoeken de algemeen geformuleerde grief. Bij de beoordeling van een en ander stelt het hof voorop dat geen rechtsregel tot het oordeel noopt dat de managementovereenkomst tussen Marpro en [geïntimeerde 2] pas opgezegd kan worden nadat de vennootschapsrechtelijke relatie tussen Marpro en [geïntimeerde 1] is geëindigd. Beide rechtsbetrekkingen kunnen los van elkaar bestaan.
4. Het ligt in dit kort geding op de weg van Marpro c.s. om het door haar gevoerde bevrijdende verweer dat de managementovereenkomst is opgezegd deugdelijk te onderbouwen. Wat dat aangaat heeft de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.10 van het beroepen vonnis om te beginnen op goede gronden (en in dit hoger beroep onbestreden) overwogen dat uit de inhoud en strekking van het besluit van 8 juli 2008 van de AvA valt op te maken dat gepoogd is een einde te maken aan het statutaire bestuurderschap van [geïntimeerde 1] en dat dit besluit niet de beëindiging van de managementovereenkomst tot gevolg heeft gehad. Het hof schaart zich dan ook achter dat oordeel. Hetzelfde - zij het op andere gronden - geldt voor het oordeel van de voorzieningenrechter dat het besluit dat de voorzitter van de raad van commissarissen nog diezelfde dag heeft genomen evenmin tot opzegging heeft kunnen leiden. Hij bevestigt immers slechts het (voorgenomen) besluit een einde te maken aan het statutair bestuurderschap van [geïntimeerde 1]. De brief kan niet worden gelezen als een opzegging van de managementovereenkomst tussen [geïntimeerde 2] en Marpro. Het bestuursbesluit van 23 september 2008 heeft wel die strekking, maar niet gesteld of gebleken is dat op dát besluit daadwerkelijk een opzegging is gevolgd. Het beoogt de opzegging bovendien vrijwel onmiddellijk te doen ingaan, en voorziet om die reden ook niet in een (redelijke) opzegtermijn. Voor het overige is evenmin iets aangevoerd dat de conclusie zou kunnen rechtvaardigen dat de overeenkomst op enig moment wel rechtsgeldig is opgezegd.
5. Bij dit alles laat het hof nog daar dat met het voorgaande wordt verondersteld dat opzegging in beginsel mogelijk was. [geïntimeerde 1] heeft verdedigd dat de managementovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan. Een dergelijke duurovereenkomst kan in beginsel niet worden opgezegd, en het hof zijn geen feiten of omstandigheden gepresenteerd (laat staan dat ze aannemelijk zijn gemaakt) die tot afwijking van dit uitgangspunt nopen (vgl. HR 21 oktober 1988, NJ 1990, 493 en 10 augustus 1994, NJ 1994, 688). Dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, is evenmin aannemelijk geworden. In tegendeel, het volgende staat immers vast: de overeenkomst is in eerste instantie aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot en met september 2003. Nadien is de opdracht verlengd tot ultimo februari 2004. Ook daarna is de overeenkomst steeds verlengd. Niet, althans onvoldoende, is gesteld of gebleken dat de overeenkomst vervolgens op enig moment is omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Het is juist [geïntimeerde 1] die met een beroep op een brief van zijn hand aanvoert dat de laatste verlenging ziet op een einddatum van 31 december 2009.
6. De conclusie moet luiden dat het verweer dat de overeenkomst is opgezegd onvoldoende is gesubstantieerd, zodat het verweer van Marpro c.s. strandt voor zover het betreft de stelling dat de overeenkomst daardoor op enig moment is beëindigd.
7. Het hof stelt nog vast dat geen grief is gericht tegen het feit dat de vordering van beide oorspronkelijk eisende partijen is toegewezen en dat de oorspronkelijk gedaagde partijen beide hoofdelijk zijn veroordeeld. Het hof zal om die reden van de juistheid van die aspecten van de bestreden beslissingen uitgaan.
De incidentele grief
8. Het voorgaande brengt het hof bij de behandeling van de incidentele grief van [geïntimeerde 1] c.s., die is gericht tegen de afwijzing van een deel van hun vordering. Deze afwijzing ziet op hun stelling dat het oorspronkelijke dagtarief van € 1.480,= exclusief BTW op grond van een directiebesluit van 19 april 2008 per 1 januari 2008 is verhoogd tot € 1.572,02 (een jaarlijkse verhoging met € 15.000,=). Die verhoging zeggen [geïntimeerde 1] c.s. overeenkomstig de gemaakte afspraken in twee delen van € 7.500,= te hebben willen declareren. Deze eerste declaratie (productie 4 van Marpro c.s. in eerste aanleg) staat vast. Ook de verschuldigdheid van dat bedrag van € 7.500,= staat niet ter discussie. Volgens Marpro c.s. zou het echter gaan om een eenmalige bonus. Het hof constateert evenwel dat dit bedrag in die declaratie is omschreven als 'afgesproken verhoging directie: deel januari t/m juni'. De door [geïntimeerde 1] c.s. gepresenteerde berekening is daarmee niet strijdig: (15.000/12 : 13,58) + 1.480 = € 1.572,=. Voorshands is daarom aannemelijk dat de vordering is gestoeld op nadere afspraken. De incidentele grief treft dus doel.
De slotsom
9. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd voor zover Marpro c.s. daarin onder 5.1 zijn veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde 1] van maandelijks € 19.240,=. De vordering zal worden toegewezen tot een maandbedrag van € 21.348,03, met dien verstande dat het hof voor alle duidelijkheid zal bepalen dat de betalingsverplichting voortduurt totdat de managementovereenkomst zal zijn geëindigd. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd. Marpro c.s. zullen zowel in het principaal als in het incidenteel appel als de in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de kosten van het geding (in principaal appel tariefgroep VI, in incidenteel appel tariefgroep II; 1 respectievelijk 0,5 punt).
10. De vernietiging van het beroepen vonnis op grond van honorering van de incidentele grief leidt tot afwijzing van de vordering tot terugbetaling van hetgeen op grond van dat vonnis inmiddels is betaald.
De beslissing
Het gerechtshof:
In het principaal en het incidenteel appel
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover Marpro c.s. daarin onder 5.1 zijn veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde 1] van maandelijks € 19.240,=.
en opnieuw rechtdoende:
5.1. veroordeelt Marpro c.s. hoofdelijk om maandelijks, totdat de managementovereenkomst zal zijn geëindigd, aan [geïntimeerde 1] c.s. te betalen € 21.348,03, vermeerderd met BTW en vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
bekrachtigt het beroepen vonnis voor het overige;
veroordeelt Marpro c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. in dit hoger beroep in het principaal appel op € 303,= aan verschotten en € 1.631,=,= aan geliquideerd salaris voor de advocaat en in het incidenteel appel op nihil aan verschotten en € 447,= aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de vordering van Marpro c.s. tot terugbetaling van al hetgeen Marpro c.s. aan [geïntimeerde 2] hebben betaald op basis van het beroepen vonnis.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Knijp en Zandbergen, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 maart 2009 in bijzijn van de griffier.