ECLI:NL:GHARN:2009:BH6776
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Kuiper
- H. Zuidema
- Rechtspraak.nl
Regeling vergoeding pleeggezinnen en de rechtsgang bij stopzetting van vergoedingen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem is behandeld, gaat het om de stopzetting van een vergoeding voor pleeggezinnen. De appellant, geboren in 1988, heeft vanaf 1991 in een pleeggezin gewoond en heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding voor zorg en opvoeding. De Stichting Jeugdhulpverlening Flevoland, de geïntimeerde, heeft de uitbetaling van deze vergoeding stopgezet op 5 augustus 2005. De appellant heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld voor betaling van de vergoeding, maar de rechtbank heeft het verweer van de stichting verworpen en de vordering aanvankelijk toegewezen.
In hoger beroep heeft de stichting zich beroepen op de onbevoegdheid van de civiele rechter, omdat beslissingen omtrent de Wet op de jeugdzorg aan de bestuursrechter zijn opgedragen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de civiele rechter rechtsmacht toekomt, omdat de appellant zich beroept op nakoming van een overeenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat de stichting als bestuursorgaan moet worden aangemerkt en dat er bezwaar en beroep openstond tegen de beslissing tot stopzetting van de vergoeding.
Het hof heeft de vordering van de appellant niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze betrekking heeft op het besluit van de stichting van 5 augustus 2005, maar heeft bepaald dat de appellant alsnog bezwaar kan maken. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk vernietigd en de appellant in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige rechtsgang bij besluiten van bestuursorganen en de rol van de civiele rechter in dergelijke geschillen.