ECLI:NL:GHARN:2009:BH6882
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Kuiper
- J. de Hek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen een persoonlijke holding en een werknemer
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 24 februari 2009, staat de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen een persoonlijke holding en een werknemer centraal. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J.H. Post, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, Galvanobedrijf Technochroom B.V., vertegenwoordigd door mr. T.J. van Veen. De appellant stelt dat hij ook na 26 april 2005 voor Technochroom werkzaam is geweest op basis van een arbeidsovereenkomst. Het hof heeft in een tussenarrest van 23 september 2008 Technochroom in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen dit vermoeden. Technochroom heeft echter afgezien van verdere bewijslevering, waardoor het hof het vermoeden als niet weerlegd beschouwt.
Het hof oordeelt dat de grieven van de appellant slagen en dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven. Het hof heeft in het tussenarrest reeds overwogen welke onderdelen van de vordering van de appellant kunnen worden toegewezen. In de beslissing van 24 februari 2009 wordt Technochroom veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, waarbij de kosten in eerste aanleg en hoger beroep zijn begroot. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verklaart voor recht dat de verhouding tussen partijen ook na 26 april 2005 moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Tevens wordt Technochroom veroordeeld tot betaling van een proceskostenvergoeding aan de appellant, vermeerderd met wettelijke rente. De veroordeling tot betaling van geldbedragen is uitvoerbaar bij voorraad, terwijl het hof het meer of anders gevorderde afwijst.