Parketnummer: 24-002821-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-600770-06
Arrest van 20 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting versschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. L.J. Meijering, advocaat te Lelystad.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onder zoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van de tijd inverzekering doorgebracht, en de benadeelde partij
niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegde, dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 12 februari 2006 tot en met 21 februari 2006 in de gemeente [gemeente 1] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Je moet er voor zorgen dat je mijn zus wel met rust laat. Anders zal ik je gaan verbouwen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2006, althans op enig tijdstip in de maand augustus 2006 in de gemeente [gemeente 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (Opel Astra Station), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan GTI Oost en/of Leaseplan, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 12 februari 2006 tot en met 21 februari 2006 in de gemeente [gemeente 1] [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Anders zal ik je gaan verbouwen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 31 juli 2006, in de gemeente [gemeente 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Opel Astra Station), toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
bedreiging met zware mishandeling;
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte heeft [slachtoffer], de partner van zijn zus, bedreigd met zware mishandeling. Dit feit dient te worden aangemerkt als een ernstige bedreiging van de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer].
Voorts heeft verdachte een personenauto weggenomen. Hierdoor heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een of meer anderen.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 januari 2009 blijkt, dat verdachte vóór het plegen van de bewezen verklaarde feiten driemaal ter zake van het plegen van misdrijven, waaronder eenmaal ter zake van een soortgelijke bedreiging, is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te plegen.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van de door de eerste rechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, in beginsel gerechtvaardigd en passend.
Hier staat echter het volgende tegenover.
Verdachte heeft in het verleden onder invloed van drugs strafbare feiten gepleegd. Hij is inmiddels afgekickt en is clean. Hij heeft sedert 1 januari 2009 een bedrijf, heeft een stabiele relatie en de zorg voor kinderen.
Het hiervoor met betrekking tot de persoon van verdachte overwogene geven het hof aanleiding om af te zien van de oplegging van voormelde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit leidt ertoe dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, zal worden opgelegd.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging onder meer te bereiken dat verdachte niet wederom (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen.
Verdachte heeft op 13 november 2007 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Op 14 augustus 2008 zijn de stukken van het geding bij het hof binnen gekomen. Derhalve zijn deze stukken meer dan 8 maanden na het instellen van het hoger beroep bij het hof binnengekomen en is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 1 maand.
Nu het hof, als laatst feitelijke instantie, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte minder beloopt dan 100 uren, zal opleggen, past het hof geen strafvermindering toe en volstaat het hof met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Benadeelde partij [benadeelde]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Uit het "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" d.d. 20 september 2007 blijkt, dat de benadeelde partij [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft gemachtigd namens haar op te treden. Echter, uit de processtukken (een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken ontbreekt) blijkt niet van een machtiging daartoe. Ook is niet gebleken dat [bedrijf] voornoemd bevoegd is namens de benadeelde partij op te treden.
Gelet op het bepaalde in artikel 51e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht dient de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud), 285 (oud) en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Dam, voorzitter, mr. Beswerda en mr. Den Ottolander, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Den Ottolander voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.