ECLI:NL:GHARN:2009:BI0990

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000384-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak na ongeval met snorfiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1968 en werkzaam als rij-instructeur, was betrokken bij een verkeersongeval op 2 augustus 2007. Tijdens een rijles heeft de leerling van de verdachte een snorfietser over het hoofd gezien, wat leidde tot een ongeval waarbij de snorfietser ten val kwam en letsel en schade opliep. De verdachte werd verweten dat hij na het ongeval de plaats van het ongeval had verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er letsel of schade was toegebracht aan de snorfietser.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er letsel was toegebracht. Het hof heeft vastgesteld dat zowel de verdachte als zijn leerling niet hebben gezien dat de snorfietser is gevallen en dat de verdachte niet heeft geprobeerd om snel weg te komen na het ongeval. Hij heeft zelfs enige tijd in de buurt van de plaats van het ongeval verbleven. De verdachte heeft verklaard dat hij de alarmeringen van andere weggebruikers niet als waarschuwingen heeft begrepen, maar als groet.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan te tonen dat de verdachte op de hoogte was van de gevolgen van zijn handelen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000384-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-480708-07
Arrest van 10 april 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 februari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Durdu, advocaat te Rotterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat 1] en/of de [straat 2], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Vrijspraak
Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - verweten dat hij na betrokkenheid bij een verkeersongeval, waarbij naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden letsel en/of schade aan een ander het gevolg is geweest, is door- of weggereden.
Verdachte heeft als rij-instructeur op 2 augustus 2007 te [plaats] een personenauto onder zijn onmiddellijk toezicht doen besturen. Toen de feitelijke bestuurder van de lesauto op de kruising van de [straat 1] en De [straat 2] naar rechts wilde afslaan, heeft de leerling hierbij een rechts op de parallel weg rijdende bestuurder van een snorfiets over het hoofd gezien. Op dat moment heeft verdachte ingegrepen en de auto (nagenoeg) tot stilstand gebracht. Nadat de bestuurder van de snorfiets de lesauto had ontweken, heeft zij in eerste instantie haar weg kunnen vervolgen. Enkele meters verder is zij echter, ten gevolge van de eerdere uitwijkmanoeuvre, ten val gekomen, waarbij bij haar letsel en schade is ontstaan. Verdachte en zijn leerling hebben hun weg vervolgd.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting van het hof is gebleken dat zowel verdachte als de leerling nimmer hebben gezien dat de bestuurder van de snorfiets is gevallen. Verdachte heeft verklaard slechts te hebben gezien dat de bestuurder van de snorfiets heeft moeten uitwijken voor de lesauto, maar zij heeft haar weg kunnen vervolgen. Verdachte heeft daarna vorenomschreven ingreep met zijn leerling besproken en zij zijn rustig verder gereden. Evenmin is gebleken dat verdachte na het ongeval heeft getracht zich snel uit de voeten te maken. Verdachte heeft zich met zijn leerling zelfs nog geruime tijd in de buurt van de plaats waar het voorval zich heeft voorgedaan, opgehouden. Voorts heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat hij de alarmeringen van andere weggebruikers niet heeft begrepen als zijnde waarschuwingen. Nu verdachte een grote klandizie heeft opgebouwd als rijschoolhouder en zijn auto door een bord op het dak als zodanig te herkennen is, heeft hij het claxonneren opgevat als een groet in zijn richting.
Gelet op het bovenstaande kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan de bestuurder van de snorfiets letsel en/of schade was toegebracht. Derhalve zal het hof verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.