ECLI:NL:GHARN:2009:BI1156
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J. Koolschijn
- A. Pennink
- H. Hielkema
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-naleving van voorgeschreven procedurele vereisten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P. Adema, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 21 januari 2008, maar werd niet-ontvankelijk verklaard. De raadsman had op 1 februari 2008 een fax gestuurd naar de strafgriffie van de rechtbank, waarin hij verzocht om hoger beroep in te stellen. Het hof oordeelde dat het hoger beroep niet op de voorgeschreven wijze was ingesteld, aangezien de raadsman in persoon ter griffie had moeten verschijnen.
Het hof overwoog dat de raadsman, die de verdachte vertegenwoordigde, niet voldeed aan de vereisten van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering. De griffier had de akten rechtsmiddel opgemaakt op basis van de fax, maar dit kon het verzuim van de raadsman niet herstellen. Het hof benadrukte dat van een rechtsgeleerd raadsman verwacht mag worden dat hij de wettelijke voorschriften in acht neemt. De raadsman had niet kunnen betogen dat de griffier hem had moeten wijzen op het vormverzuim, aangezien hij zelf verantwoordelijk was voor de correcte procedure.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat de verdachte niet in het hoger beroep kon worden ontvangen, en verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van procedurele vereisten in het strafrecht en de verantwoordelijkheden van zowel de raadsman als de griffier in het proces.