Parketnummer: 21-000568-08
Uitspraak d.d.: 15 april 2009
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 januari 2008 in de strafzaak tegen
verdachte,
geboren in 1979,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 juli 2008, 8 september 2008, 20 november 2008 en 1 april 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr A.P.M.A. Laeyendecker, naar voren is gebracht.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft primair in het kort aangevoerd dat er tijdens het vooronderzoek door de politie zo doelbewust naar een bepaald scenario is gewerkt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte moet worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende:
Uit het onderhavige strafdossier is naar voren gekomen dat verdachte bij de eerste vier verhoren verschillende lezingen van het gebeurde aan de politie heeft gegeven. Deze lezingen zijn in de van die verklaringen opgemaakte processen-verbaal weergegeven.
Vervolgens heeft de politie op grond van die verschillende lezingen nadere vragen aan de verdachte gesteld en heeft de politie verdachte op een gegeven moment geconfronteerd met de resultaten van het technisch onderzoek, hetgeen ook van de politie verwacht mag worden. In de daarop volgende verhoren zijn daarom aan verdachte vragen gesteld over het gebruikte mes, haar financiële situatie, de voorbereidingshandelingen, de planning, de SM-advertentie ed. Niet is gebleken dat de politie de verklaringen van verdachte daarover selectief heeft weergegeven. Daarbij komt dat de houding van verdachte, die zij ook ter terechtzitting van het hof heeft aangehouden, leidt tot een bepaalde ondervraagmethode.
Mede daardoor zijn de verhoren van verdachte langdurig geweest. De raadsvrouw heeft ter ondersteuning van haar betoog een selectie van passages uit de verhoren van verdachte naar voren gebracht. Gelet op de gehele weergave van de verhoren die uitermate gedetailleerd en met vermelding van de aarzelingen en gemoedstoestand van verdachte ten tijde van de vraagstelling zijn weergegeven en op band zijn vastgelegd in samenhang met de overige delen van het dossier waaronder het technisch bewijs is niet aannemelijk geworden dat de politie aan verdachte doelbewust een bepaald scenario heeft opgedrongen.
Het gevoerde verweer wordt derhalve verworpen en het openbaar ministerie is ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 11 juli 2007 te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, in elk geval in de gemeente Overbetuwe, opzettelijk en met voorbedachten rade het slachtoffer van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, dat slachtoffer, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp (met kracht) in het lichaam (o.a. hals, borst, rug en/of een of meer andere lichaamsdelen) heeft gestoken en/of gesneden tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 11 juli 2007 te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, in elk geval in de gemeente Overbetuwe, opzettelijk het slachtoffer van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dat slachtoffer, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp (met kracht) in het lichaam (o.a. hals, borst, rug en/of een of meer andere lichaamsdelen) heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
2.
zij en/of haar mededader in of omstreeks de periode van augustus tot en met september 2006 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, aangever 1 te bewegen tot de afgifte van 10.000 euro, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, onder de valse namen Anouk en/of Eva contact heeft gezocht met voornoemde aangever 1 en/of deze heeft verteld dat 'Anouk' in Roemenie zat en/of dat 'Anouk' geld nodig had om uit Roemenie weg te kunnen komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaaksdossier 2)
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 13 september 2006 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en/of 3000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan aangever 1, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (onrechtmatig gebruik van een pinpas);
(zaaksdossier 3)
4.
zij op of omstreeks 25 juni 2004 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan aangever 2, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(zaaksdossier 4)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Gebruikmaken van de verklaringen van verdachte voor het bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft subsidiair gesteld dat de verklaringen van verdachte vanaf verhoor 5 dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat tijdens het vooronderzoek door de politie doelbewust naar een bepaald scenario is gewerkt. Daarbij zijn door de raadsvrouw diverse gedeelten van de verklaringen van verdachte aan het hof voorgehouden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verhoren van verdachte weliswaar veelvuldig en langdurig hebben plaatsgevonden, maar dat niet is gebleken dat er zodanig druk op verdachte is uitgeoefend dat deze verhoren niet voor het bewijs gebruik mogen worden.
Gelet op het hiervoor overwogene met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat, gelet op hetgeen dat uit het geheel van verhoren en het technisch bewijsmateriaal naar voren is gekomen, niet aannemelijk is dat aan verdachte een bepaald scenario is opgedrongen, zodat er geen gronden zijn om de door verdachte ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen van het bewijs uit te sluiten.
Verzoek tot nader onderzoek
De raadsvrouw heeft meer subsidiair verzocht om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen om alsnog een tweetal onderzoekshandelingen te verrichten, met name -kort gezegd- het toevoegen van de zogenaamde politiechats aan het dossier en het bezien door een deskundige in hoeverre de verklaringen van verdachte als betrouwbaar kunnen worden beschouwd.
Het hof acht zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten voldoende voorgelicht en acht derhalve een nader onderzoek niet noodzakelijk. Het toevoegen van de zogenaamde politie- chats is niet noodzakelijk omdat deze chats betrekking hebben op de onderlinge communicatie tussen de verhoorders en de personen die zich in de regiekamer bevinden. Voor de beoordeling van de door de verdachte afgelegde verklaringen zijn immers de aan haar door de verhoorders gestelde vragen en de door haar op die vragen gegeven antwoorden van belang en die staan in de diverse processen-verbaal vermeld.
Verder acht het hof een nader deskundigenonderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte niet noodzakelijk. Het is immers de taak van de rechter om de betrouwbaarheid van die verklaringen te toetsen aan het overige in het dossier bevindend bewijsmateriaal.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is gesteld dat aan verdachte bij het tiende verhoor niet de cautie is gegeven en dat verder in strijd met de wettelijke bepalingen diverse malen door de politie tegen verdachte is gezegd dat er wordt doorgegaan tot er een antwoord is gekomen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat aan verdachte bij verschillende verhoren is meegedeeld dat zij niet tot antwoorden verplicht is, zodat verdachte er van op de hoogte was dat zij geen antwoord hoefde te geven.
Aan verdachte is door de politie bij haar aanhouding op 11 juli 2007 meegedeeld dat zij geen antwoord hoefde te geven op de aan haar gestelde vragen. Bij het verhoor voor de inverzekeringstelling op 12 juli 2007 is opnieuw aan verdachte meegedeeld dat zij niet tot antwoorden verplicht was. Op 12 juli 2007 omstreeks 12.46 uur heeft het eerste verhoor van verdachte plaatsgevonden. In het van dat verhoor opgemaakte proces-verbaal staat vermeld dat aan verdachte werd meegedeeld dat zij niet tot antwoorden verplicht was.
Ook de rechter-commissaris heeft bij het verhoor in het kader van de vordering tot inbewaringstelling op 13 juli 2007 aan verdachte meegedeeld dat zij niet tot antwoorden verplicht is. Daarna hebben er nog een aantal verhoren plaatsgevonden waarbij aan verdachte is meegedeeld dat zij niet tot antwoorden verplicht was. In het proces-verbaal van het tiende verhoor, dat op 8 augustus 2007 om 10.18.30 uur is aangevangen, zoals dit nader is uitgewerkt, staat op pagina 4 vermeld”
10:24:13
V2: Goed. Dat had je al verteld? Niet tot antwoorden verplicht?
Naar het oordeel van het hof kan uit de feitelijke gang van zaken en de omstandigheid dat het steeds een voortzetting van de voorgaande verhoren betreft alsmede dat vanaf het vijfde verhoor de verhoren veelal zijn afgenomen door het verhoorduo Kraeima en Van Dalen, worden afgeleid dat de verdachte geacht kan worden van haar zwijgrecht op de hoogte te zijn geweest.
Bij de door de raadsvrouw uit het tiende verhoor aangehaalde zinsnede “Die vraag blijven we toch herhalen tot je antwoord geeft” heeft de politie zich wellicht ongelukkig uitgedrukt maar dat doet niet af aan de wetenschap bij verdachte dat zij niet tot antwoorden verplicht was.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het hof neemt het volgende in aanmerking.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
In haar aangifte heeft aangever 2 verklaard dat zij op 25 juni 2004 tussen 11.15 en 12.15 uur aan het sporten was bij het instituut Lady Line in Nijmegen, dat zij haar privé spullen in een kluisje had gedaan en de sleutel van het kluisje op het rekje in de sportzaal had gehangen. Toen zij terug kwam bij het kluisje zag zij dat haar tas, onder andere inhoudende een mobiele telefoon, een paspoort, een rijbewijs, een kentekenbewijs een portefeuille, een portemonnee en twee girobetaalkaarten weggenomen was. De goederen behoorden haar in eigendom toe en zij had aan niemand recht of toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
De verdachte heeft ter de terechtzitting van het hof van 20 november 2008 bekend de diefstal te hebben gepleegd. Zij heeft verklaard dat zij op 25 juni 2004 in Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een tas met inhoud van een mevrouw heeft weggenomen.
Ten overstaan van de politie heeft verdachte op 31 juli 2007 verklaard dat zij bij een soort sportclub in Nijmegen was en dat zij daar een handtas van een mevrouw heeft meegenomen. In die tas zaten een paspoort en twee pinpassen.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde:
Op 15 augustus 2007 heeft aangever 1 aangifte gedaan van een poging tot oplichting. Hij verklaarde in de periode tussen 18 augustus 2006 en 18 september 2006 contact te hebben gehad met een persoon die zichzelf Eva noemde. Deze Eva stelde zichzelf voor als de nicht van Anouk. Aangever was voor het moment van aangifte reeds eerder gehoord omtrent zijn relatie met Anouk. Hij verklaarde dat hij de prostituee Anouk had leren kennen als klant. Echter, tussen Anouk en hem groeide een meer dan professionele relatie. Aangever 1 verklaarde op deze prostituee verliefd te zijn geworden. Hij had plannen met haar gemaakt om samen verder te gaan.
Aangever 1 heeft verklaard dat Eva in het eerste gesprek had gezegd dat zij hem dringend wilde spreken. Ze spraken af elkaar te ontmoeten bij een winkelcentrum in Nijmegen. Eva vertelde hem daar in een gesprek van ongeveer een half uur dat Anouk bij familie in Roemenië zat en dat Anouk daar niet kon wegkomen. Van Anouk waren haar identiteitspapieren afgenomen waardoor zij het land niet kon verlaten.
Eva vertelde hem dat een bedrag van 10.000 euro nodig was om Anouk met behulp van valse papieren uit Roemenië te krijgen. Eva vroeg hem dat bedrag als lening te verschaffen.
Daarnaast heeft aangever 1 voornoemd op 15 september 2006 aangifte gedaan van diefstal van zijn pas bij de Postbank en van diefstal van € 3.000,-- van zijn rekening bij de Postbank. Op 13 september 2006 bemerkte hij dat in de periode van 4 tot en met 6 september 2006 diverse keren met zijn pinpas was gepind. In totaal was er € 3.000,-- van zijn rekening afgeschreven. Hij had zijn pinpas op 1 september 2006 nog zelf gebruikt en vermoedt daarom dat de pinpas na die datum was weggenomen. De pinpas en het geld behoorden hem toe en hij had aan iemand recht of toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
De zus van verdachte heeft op 17 augustus 2007 ten overstaan van de politie verklaard dat aangever 1 blind verliefd was op haar zus, de verdachte. Aangever 1 had verdachte leren kennen onder de werknaam “Anouk”. De zus van verdachte heette voor de klanten van Anouk Eva. Aangever 1 belde regelmatig naar de telefoon van haar zus. Zus van verdachte verklaarde dat zij op enig moment de telefoon van haar zus aannam en zich als nicht van Anouk met de naam “Eva” voorstelde. Verdachte had al drie maanden geen contact meer met aangever 1 gehad, daarom leek hij erg wanhopig en bezorgd. De zus van verdachte vertelde hem in het eerste telefoongesprek dat zij iets met hem over Anouk moest bespreken. Ze spraken af om elkaar bij een winkelcentrum in Nijmegen te ontmoeten.
Zus van verdachte verklaarde verder dat zij op de dag van de ontmoeting uit de auto van verdachte was gestapt en lopend naar de afgesproken plaats was gegaan. Tijdens de ontmoeting vertelde zij aangever 1 dat Anouk door familie in Roemenië werd vastgehouden en dat zij alleen maar met geld terug te krijgen was. Zus van verdachte verklaarde niet meer precies te weten hoeveel geld zij aangever had gevraagd. Het kon vijfduizend euro zijn geweest, maar ook tienduizend euro. Volgens de Zus van verdachte was het plan van haar en verdachte afkomstig. De bedoeling was dat hij geld zou geven om Anouk naar Nederland te krijgen. Zus van verdachte vertelde aangever 1 dat Anouk om het land uit te komen een andere identiteit nodig had en dat verdachte connecties had die Anouk over de grens zouden kunnen krijgen, maar dat die wel betaald moesten worden.
De zus van verdachte heeft verder verklaard dat het niet was gelukt om geld van aangever te krijgen. Aangever 1 had gezegd dat hij haar het geld niet kon geven, omdat hij niet over zoveel geld beschikte. De zus van verdachte verklaarde ook dat, als hij geld zou hebben gegeven dan hadden zij dat gedeeld. Een deel zou als zakcent voor hun geplande emigratie naar Nieuw-Zeeland worden bewaard.
Verdachte heeft op 31 juli 2007 ten overstaan van de politie verklaard dat zij als prostituee onder de naam Anouk heeft gewerkt en dat een klant, aangever 1, verliefd op haar was. Op een gegeven moment kwam bij haar de gedachte op dat zij wilde kijken of zij geld van aangever 1 kon aftroggelen. Zij heeft toen samen met haar zus, die zich Eva noemde, gezegd dat zij, verdachte, familie had in het buitenland, dat zij ontvoerd was en dat zij geld nodig had. Zij had zoiets van duizenden euro’s nodig om terug te komen van Roemenië of Hongarije naar Nederland. Eva was een soort van contactpersoon en moest dat aan aangever 1 vertellen. Er is afgesproken in Dukenburg en verdachte heeft Eva daar naar toegebracht. Eva moest zeggen dat verdachte in de problemen zat en geld nodig had. Eva vertelde dat aangever 1 erg bezorgd was. Eva heeft één keer een gesprek met aangever 1 gehad, maar verdachte heeft de 10.000 euro niet van hem gekregen. Verdachte heeft voorts verklaard dat als die 10.000 euro gelukt was, dat zij het bedrag met Eva zou delen.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie ook verklaard dat zij geld van aangever 1 heeft gestolen. Aangever 1 heeft haar op een geven moment gezegd wat zijn pincode was, zij heeft toen zijn pinpas gepakt en heeft in Nijmegen totaal 3000 euro van zijn rekening gepind.
Het standpunt van verdachte
Ter terechtzitting van het hof van 20 november 2008 en 1 april 2009 heeft verdachte ontkend het onder 2 en 3 tenlastegelegde te hebben begaan.
Het standpunt van het openbaar ministerie:
De advocaat-generaal geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Hij heeft aangevoerd dat verdachte aan de door haar ten overstaan van de politie afgelegde bekennende verklaringen moet worden gehouden.
De aangiften van aangever 1 en de verklaring van de zus van verdachte stemmen met betrekking tot de poging tot oplichting op details overeen. Het hof acht daarom de door verdachte ten overstaande van de politie afgelegde, bekennende verklaring, die eveneens in overeenstemming is met de aangiften van aangever 1 en de verklaring van de zus van verdachte, geloofwaardiger dan de later door verdachte ter terechtzitting van het hof afgelegde, ontkennende verklaring van deze feiten.
Het hof is derhalve van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Op 8 juli 2007 heeft verdachte een advertentie geplaatst op de website www.speurders.nl, waarin zij aangeeft dat zij een jonge dominante forse meid is die graag mannen ontvoert zodat zij een lekker spel met hen kan spelen. Zij schrijft daar onder andere in dat zij het liefst mannen met een goede baan heeft. Het latere slachtoffer heeft hierop gereageerd en er is over en weer gemaild, waarbij verdachte de naam Maya ter Horst gebruikte en slachtoffer als naam Ludo of Gerard gebruikte. Uiteindelijk werd afgesproken elkaar op 11 juli 2007 om 14.00 uur op de parkeerplaats bij het station Elst te ontmoeten.
Ter terechtzitting van de rechtbank van 9 januari 2008 heeft verdachte verklaard dat zij het slachtoffer via internet heeft leren kennen en dat zij zich Maya noemde. Het slachtoffer noemde zich volgens verdachte Gerard. Zij hebben een afspraak gemaakt en hebben elkaar om 14.00 uur bij het treinstation Elst ontmoet. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer achter in de auto ging zitten, dat zij bij hem een blinddoek heeft omgedaan en hem ook handboeien heeft omgedaan. Bij haar huis aangekomen, heeft verdachte het slachtoffer de woonkamer binnengeleid. In de woonkamer is toen het spel begonnen. Na een uur wilde het slachtoffer een rookpauze. Zij heeft verklaard dat zij toen één handboei los heeft gemaakt en de andere handboei aan zijn broekriem te hebben vastgemaakt.
Omtrent de daarop volgende worsteling en het steken heeft verdachte ten overstaan van de politie op 24 juli 2007 onder meer verklaard dat zij het mesje dat op tafel lag pakte en dreigde van “Geef dat geld, eikel”, dat zij kwaad was en naar het slachtoffer uitviel. Zij stonden toen tegenover elkaar. Het slachtoffer rende naar de deur tussen de woonkamer en de gang en verdacht rende achter hem aan. Slachtoffer rende naar de tussendeur van de gang naar de deel en ging de deel in. Hij probeerde de deur dicht te doen en verdachte viel met haar arm door het ruitje, aldus verdachte.
Verdachte heeft verder verklaard dat het slachtoffer de deel is opgegaan en dat zij vlak achter hem was. Daar heeft zij hem in zijn rug gestoken en heeft zij hem de keel doorgesneden. Zij was zo kwaad. Verdachte heeft verklaard dat zij heeft gestoken en gesneden totdat hij doodging. Zij heeft voorts verklaard dat hij één arm vrij had en heel hard gevochten heeft.
In het proces-verbaal van het tiende verhoor, dat op 8 augustus 2007 om 13.53 uur is aangevangen, staat op pagina 28 als verklaring van verdachte vermeld dat zij geld wou hebben. Verder heeft verdachte verklaard dat zij het moeilijk, heel moeilijk vindt om bij de waarheid te blijven. Op de vraag waarom zij het gedaan heeft, antwoordt zij om aan geld te komen en dat zij vooraf op de website van de bank had gekeken.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof van 20 november 2008 onder andere verklaard dat zij op 11 juli 2007 in haar woning in Oosterhout, gemeente Overbetuwe, een man,
(slachtoffer), opzettelijk met een mes heeft gestoken en van het leven heeft beroofd en dat zij er verantwoordelijk voor is dat die man is overleden. Zij heeft verklaard dat zij het slachtoffer van het leven heeft beroofd door hem meermalen in het lichaam te steken, dat zij hem vele keren met het mes heeft geraakt en dat het begon in de woonkamer, dat zij naar de deel toerenden en dat zij, verdachte, hem daar weer heeft geraakt. Verder heeft zij verklaard dat er continu een worsteling was en dat het slachtoffer in het mes heeft gegrepen. Toen haar werd voorgehouden dat zij ten overstaan van de politie heeft verklaard dat de doodsteek is gegeven op de deel, dat het slachtoffer op zijn rug op de grond lag en dat zijn linkerarm op zijn rug vast zat en dat zij op dat moment zijn keel heeft doorgesneden, heeft verdachte verklaard dat zij denkt dat dat inderdaad het moment was dat zij zijn keel doorsneed. Verdachte heeft aangegeven dat het klopt dat zij later het lichaam aan een handboei heeft meegesleept.
Voorts heeft verdachte verkaard dat zij het lichaam van het slachtoffer heeft verschoven en dat zij aan hem heeft getrokken.
De zus van verdachte heeft op 13 november 2008 ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat zij zich het gesprek met de verdachte op 11 juli 2007 om 18.00 uur nog kan herinneren. Voorts heeft zij verklaard dat zij nooit rechtstreeks de website www.totse.com heeft benaderd.
Op 11 juli 2007 werd door verdachte om 19:22 uur de 112-alarmcentrale gebeld en gemeld dat zij in haar woning te Oosterhout een man had neergestoken. Politieagenten die ter plaatse kwamen troffen in de woonkamer van verdachtes woning verdachte aan. Zij zagen het dode lichaam van een man in de woning liggen, in de deuropening naar de bijkeuken. Nader onderzoek wees uit dat het het slachtoffer betrof. Sectie op het lichaam van het slachtoffer heeft uitgewezen dat hij is overleden aan de gevolgen van massaal bloedverlies en functieverlies van het hart, veroorzaakt door meerdere steek- en snijwonden.
Het exacte aantal steek- en snijwonden kon -door overlapping van de letsels- niet worden aangegeven. Wel zijn er bij acht verwondingen de steekkanalen opgemeten; deze hadden een lengte van 5 tot 13 centimeter. Het slachtoffer had ondermeer diepe steekletsels in de borst en de rug, waarbij er een perforatie was van de hals, de borst en de buik. In de borst waren beide longen en het hart geraakt. In de buik was de lever geraakt. In de hals had het slachtoffer overdwars verlopende snijwonden en was er sprake van klieven van de luchtpijp. Ook was er snijletsel in de rechterhandpalm.
De forensisch arts Botter heeft omtrent het tijdstip van overlijden geconcludeerd dat de dood van het slachtoffer om circa 13.18 uur is ingetreden, met een spreiding van 2,8 uur. Dit zou betekenen dat het slachtoffer uiterlijk om 16.06 uur zou zijn overleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte geen vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven en dat verdachte daarom vrijgesproken dient te worden van de onder 1 primair tenlastegelegde moord. Daarbij heeft de raadsvrouw gesteld dat de door de verdachte na het intreden van de dood van het slachtoffer verrichte handelingen niet voor het bewijs van voorbedachte rade gebezigd mogen worden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen naar voren is gekomen dat verdachte bezig is geweest een moord voor te bereiden, deze moord heeft begaan en nadien getracht heeft de sporen van haar moordplan te verbergen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte zowel voor als na de daad handelingen heeft verricht die redengevend zijn voor de vaststelling dat verdachte handelde met voorbedachte raad. Zo heeft verdachte in de periode voorafgaand aan 11 juli 2007 een “boodschappenlijstje” en een tijdschema gemaakt, op internet een advertentie geplaatst en diverse internetsites bezocht. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat handelingen achteraf, wanneer deze zijn gericht op het laten verdwijnen van vooraf gemaakte plannen, redengevend kunnen zijn voor de bewijsvoering van “voorbedachten rade”.
Boodschappenlijstje
In de woning van verdachte is een zwart notitieblok (SVO 3270) gevonden, dat verdachte heeft herkend als het hare. Op de eerste blanco pagina uit dit notitieblok is door middel van contrastafdrukken doorgedrukt schrift zichtbaar gemaakt. Hierbij zijn -onder meer- de volgende handgeschreven teksten aangetroffen:
handschoenen v [vinkje]
pruiken v [vinkje]
kleding / pet / strop
schoenen
tapeid (anders dan de raadsvrouw acht het hof het aannemelijk dat hier ‘tape id’ staat geschreven)
handboeien
knuppel (opa)
scheppen
amoniak / bleek
plastic zeil
talkpoeder
wapens
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat ze in de maanden voorafgaand aan 11 juli 2007 dingen heeft gekocht en plannen heeft gemaakt voor moord. Zo verklaart verdachte onder meer ammoniak, messen en vuilniszakken te hebben gekocht. In de woning zijn ook een groot aantal van deze goederen, zoals handschoenen, pruiken, tape, handboeien, een knuppel en ammoniak aangetroffen.
Tijdschema
In de woning van verdachte is ook een collegeblok aangetroffen (SVO 3207h), waarbij van (één van) de eerste drie blanco pagina’s (SVO 3207f) door middel van contrastafdrukken doorgedrukt schrift zichtbaar is gemaakt. Hierbij zijn -onder meer- de volgende handgeschreven teksten aangetroffen:
1400 Elst
1415 thuis auto
1430
1500 Elst auto
1600 Zwolle zijn auto
18.30/00 Arnhem trein
18.30 Die hard 4
2100 Elst trein
21.15 thuis auto
pinnen 23.50
pinnen 00.05
GIRO € 1000 p.dg. Bij GIRO & ING bank
€ 250 – bij andere banken
RABO – € 500 – € 1000 p.dg.
Verdachte verklaart hierover ten overstaan van de politie dat dit een door haar gemaakte planning betreft die zij op een schrijfblok geschreven heeft. Ook heeft verdachte op dit schrijfblok opgeschreven hoeveel er per dag gepind kan worden bij diverse banken. Bij onderzoek aan de in de woning van verdachte inbeslaggenomen computer (SVO 5001) is vastgesteld dat op 9 juli 2007 is gezocht op websites van de ABN-AMRO bank, de Postbank en de Rabobank, waarbij door de gebruiker informatie over ‘pinnen’ is opgevraagd. Bij de Postbank heeft verdachte de zoekvraag “hoeveel kan ik per dag pinnen” gesteld en bij de Rabobank “pinnen per dag”. Verdachte heeft verklaard dat ze de pincode van het slachtoffer heeft opgeschreven door het slachtoffer te dreigen met een mes.
Internetsites
Ook is vastgesteld dat vanaf mei 2007 op internet informatie is geraadpleegd, dan wel is gezocht naar informatie, over onder meer pruiken , bleekloog/bleekwater, plastic en zeil . Voorts blijkt dat door middel van deze computer de website ‘www.totse.com’ is bezocht en dat vanaf juni 2007 het bezoek aan deze website is geïntensiveerd. Op deze website wordt informatie verstrekt over misdrijven en hoe deze het beste uitgevoerd kunnen worden. Verdachte heeft verklaard dat ze op internet heeft gezocht op de woorden misdaad, moord en assassin en dat ze de site ‘www.totse.com’ geraadpleegd heeft.
Advertentie
Op 8 juli 2007 heeft verdachte op www.speurders.nl een advertentie geplaatst met – onder meer – de volgende tekst:
“Ik ben een jonge dominante forse meid die graag mannen ontvoert zodat ik een lekker spel met ze kan spelen. Woon rond Arnhem/Nijmegen en kan ergens afspreken (parkeerplaats). Dan kom ik en blinddoek en bind je vast en stop je in mijn auto en neem je lekker mee naar mijn huis. Daar kunnen we allerlei spannende spelletjes doen. Eventueel kan ik ook bij jouw langskomen, maar dan wens ik wel een eigen huis met privacy zodat we lekker ons gang kunnen gaan. Ik heb het liefst mannen met een goede baan (pak) want dat geeft een extra kick om te domineren. (slappelingen is geen uitdaging).”
Verdachte heeft hierover ten overstaan van de politie verklaard dat ze via internet zocht naar potentiële slachtoffers, waarbij het van belang was dat ze geld hadden. Verdachte verklaart dat ze SM noemt omdat dit betekent dat je iemand kunt vastbinden en dreigen, want “hij kan dan niks doen”.
Nadat het slachtoffer is overleden, heeft verdachte maatregelen getroffen om ontdekking te voorkomen. Verdachte heeft getracht sporen uit te wissen door computerbestanden te wissen, papiersnippers door het toilet te spoelen en een bloedvlek met ammoniak te verwijderen.
Computerbestanden
Uit onderzoek aan de in beslaggenomen computer (SVO 5001) is komen vast te staan dat op 11 juli 2007 tussen 18:14 – 18:19 uur een groot aantal bestanden is verwijderd.
Ook is onderzocht dat de datum/tijd van deze computer overeenkomt met de werkelijke datum/tijdstip.
Verdachte heeft hierover verklaard dat ze de bestanden op de computer heeft gewist omdat ze besefte dat de informatie op de computer voor haar belastend zou zijn, dat het eruit zou zien alsof zij hem in koele bloede had afgemaakt.
Papiersnippers
Op 9 augustus 2007 zijn diverse papiersnippers met handschrift uit het riool bij de woning van verdachte veiliggesteld en in beslaggenomen (SVO 1370). Verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit velletjes uit haar kladblok zijn waar “slechte” dingen op stonden, welke ze heeft verscheurd en door het toilet heeft gespoeld .
Bloedvlek
In de gang is een grote bloedvlek (SVO 614) aangetroffen met op de grond een fles ammoniak en een oranje handdoek. Verdachte heeft hierover verklaard dat zij heeft getracht het bloed te verwijderen met ammoniak.
Gelet op het bovenstaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat verdachte plannen heeft gemaakt om een man van het leven te beroven en daarna, met behulp van zijn bankpas met bijbehorende pincode, geld van zijn rekening te halen. Verdachte heeft op het internet
-onder meer- gezocht naar informatie over het uitvoeren van een moord en naar informatie over het opnemen van geldbedragen door middel van de pinpas. Zij heeft opgeschreven welke materialen zij nodig dacht te hebben om een moord te kunnen plegen. Ze heeft bedacht dat een SM-afspraak waarin zij zelf de dominante rol zou spelen haar op een makkelijke manier fysieke macht over een slachtoffer zou geven. Zij heeft gezocht naar een man die -in een voor hem onderdanige rol- een SM-spel met haar wilde spelen. Nadat verdachte een afspraak met het slachtoffer had gemaakt, heeft zij een dagplanning opgeschreven. Uit deze planning maakt het hof op dat zij voornemens was om, nadat zij het slachtoffer om het leven had gebracht, de auto van het slachtoffer naar Zwolle te brengen. Daarna zou verdachte met de trein via Arnhem naar Elst reizen om vervolgens, om 23.50 uur en om 00.05 uur geld te gaan pinnen. Verdachte heeft nadat het slachtoffer was gestoken niet onmiddellijk hulp ingeroepen, maar heeft getracht op diverse manieren sporen uit te wissen. Toen dit niet lukte heeft verdachte uiteindelijk 112 gebeld en haar verhaal aangepast, hetgeen naar het oordeel van het hof duidt op een weloverwogen actie.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat verdachte op vele momenten de tijd en de gelegenheid heeft gehad zich te beraden op het besluit om een man van het leven te beroven, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis en gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarmee heeft verdachte gehandeld met voorbedachte raad, zodat het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op11 juli 2007 te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, opzettelijk en met voorbedachten rade het slachtoffer van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, dat slachtoffer, meermalen, met een mes, in het lichaam (o.a. hals, borst, rug en andere lichaamsdelen) heeft gestoken en gesneden tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
2.
zij en haar mededader in de periode van augustus tot en met september 2006 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, aangever 1 te bewegen tot de afgifte van 10.000 euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid verdachtes mededader, onder de valse namen Eva contact heeft gezocht met voornoemde aangever 1 en deze heeft verteld dat 'Anouk' in Roemenie zat endat 'Anouk' geld nodig had om uit Roemenie weg te kunnen komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij in de periode van 1 tot en met 13 september 2006 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en 3000 euro, toebehorende aan aangever 1, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (onrechtmatig gebruik van een pinpas);
4.
zij op 25 juni 2004 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tas met inhoud, toebehorende aan aangever 2;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Voor zover de raadsvrouw met betrekking tot de onder 1 tenlastegelegde moord heeft willen betogen dat er sprake is van noodweer omdat verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen het slachtoffer, wordt dit betoog op grond van het hiervoor overwogene verworpen. Het hof heeft immers vastgesteld dat er sprake is van voorbedachten rade.
Het bewezene levert derhalve op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot oplichting.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
De voortgezette handeling van diefstal en diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover de raadsvrouw met betrekking tot de onder 1 tenlastegelegde moord heeft willen betogen dat er sprake is van noodweerexces omdat verdachte in haar verdediging tegen het slachtoffer door de psychische toestand waarin zij toen verkeerde, is doorgeschoten, wordt dit betoog verworpen. Het stuit immers af op dezelfde grond als het beroep op noodweer.
Verdachte is derhalve strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van negen jaar en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld wegens het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van tien jaar en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld overeenkomstig het vonnis van de rechtbank.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Naast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 en 4 bewezenverklaarde vermogensmisdrijven en de onder 2 bewezenverklaarde poging tot oplichting heeft zij zich schuldig gemaakt aan de onder 1 bewezenverklaarde moord.
Verdachte heeft een medemens op een gruwelijke wijze om het leven gebracht. Zij heeft onder valse voorwendselen het slachtoffer naar haar woning meegenomen, heeft hem in haar woning achtervolgd toen hij wilde vluchten voor het geweld van de kant van verdachte, heeft hem meermalen diepe steekwonden toegebracht en heeft uiteindelijk zijn keel doorgesneden. Na het overlijden van het slachtoffer heeft verdachte getracht de sporen van haar daad uit te wissen.
Bovendien kan het hof niet anders dan concluderen dat verdachte louter uit het oogpunt van financieel gewin heeft gehandeld.
Tegen deze achtergrond, in het bijzonder gelet op de wreedheid van het onder 1 bewezenverklaarde gebeurde en de doodsstrijd die het slachtoffer daardoor heeft doorgemaakt, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaar een gerechtvaardigde straf zou zijn.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op het omtrent verdachte opgemaakte rapport van J.M.J.F. Offermans, psychiater, en prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt, psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie, Locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (PBC) van 5 maart 2009 en de door genoemde deskundigen gegeven toelichting op dat rapport ter terechtzitting van het hof van 1 april 2009.
Uit het PBC-rapport komt het volgende naar voren.
De rapporteurs zijn van mening dat verdachte ten tijde van het plegen van de haar tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen indien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest haar wil in vrijheid
-overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen.
De rapporteurs hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van het haar onder 1 tenlastegelegde feit lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling harer geestvermogens, dat dit feit haar slechts in verminderde mate kan worden toegerekend en ten tijde van de haar onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling harer geestvermogens, dat deze feiten haar in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt deze tot de zijne.
De mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte brengt het hof tot het oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, zoals eveneens door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, aangewezen is.
Het PBC-rapport houdt verder onder meer in:
Bij verdachte, die beschikt over een ruim bovengemiddeld intelligentie wordt thans een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anderszins omschreven) met afhankelijke en vermijdende trekken vastgesteld. Daarnaast kan worden gesteld dat verdachtes persoonlijkheidsstructuur als een borderline persoonlijkheidsorganisatie kan worden gekenschetst, grenzend aan een psychotische persoonlijkheidsorganisatie.
Als gevolg van een nauwelijks te overbruggen discrepantie tussen een obligate, sociaal wenselijke buitenkant en een agressiegecontroleerde binnenkant functioneert er een neurotisch getint lacunair geweten, dat in feite als een streng geweten functioneert. Er zijn aanwijzingen voor veel en overmatig liegen, daarmee verwerft verdachte aandacht van anderen. In de kern is zij echter sterk vermijdend ingesteld.
Dissociatieve episodes komen voor waarin denken, ervaren en doen onvoldoende met elkaar in contact en onvoldoende geïntegreerd functioneren.
Met betrekking tot het recidivegevaar houdt het PBC-rapport onder meer het volgende in:
Er valt niet te verwachtend dat verdachte zonder adequate behandeling zal kunnen komen tot een integratie van haar twee werelden (fantasie en werkelijkheid), waarbij het risico van het “uitageren” van negatieve emoties (woede, boosheid, krenking en vernedering) binnen (seksuele) contacten zeker tot de mogelijkheden blijft behoren. De kans dat verdachte “vooruit vlucht” in voor haar onoverzichtelijke situaties blijft aanzienlijk, waarbij opnieuw gerefereerd kan worden aan haar borderline persoonlijkheidsorganisatie.
Door het vervagen van grenzen (tussen fantasie en werkelijkheid en tussen personen en situaties) gerelateerd aan de borderline persoonlijkheidsorganisatie, brengt deze stoornis een behoorlijk recidiverisico met zich mee, dat volgens het onderzoekend team met een tbs met bevel tot verpleging tot aanvaardbare proporties kan worden teruggebracht. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is naar het oordeel van de deskundigen niet haalbaar, gelet op de noodzaak van een langdurige, klinische opname, de ernst van de (persoonlijkheids)pathologie en het gevaar van schijnaanpassing.
Ter terechtzitting van het hof van 1 april 2009 hebben de deskundigen -ieder voor zich- verklaard dat er sprake is van een aanzienlijk recidiverisico en dat dit met name geldt voor het onder 1 tenlastegelegde.
Op grond van het bovenstaande acht het hof de kans op herhaling van ernstig delictgevaarlijk gedrag, zoals thans onder 1 is bewezenverklaard, aanzienlijk. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte behandeld dient te worden en wel binnen een dwingend kader nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit vereist en het om een feit gaat dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld. Het hiervoor vermelde vormt de grondslag voor de beslissing om aan verdachte naast een gevangenisstraf van na te melden duur, terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij aangever 1
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 3.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 45, 47, 56, 57, 289, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Wijs af het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak voor nader onderzoek.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
De vordering van de benadeelde partij aangever 1:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, aangever 1, te betalen een bedrag van EUR 3.000,00 (drieduizend euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, aangever 1, een bedrag te betalen van EUR 3.000,00 (drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr G. Mintjes en mr A.P. Besier, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs, griffier,
en op 15 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.