ECLI:NL:GHARN:2009:BI1395

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
31 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.460/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk korte termijn voor dwangsom bij pensioenvoorziening

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 31 maart 2009, ging het om een hoger beroep van O.A.F. Holland B.V. tegen een eerdere uitspraak. De zaak betrof de termijn waarbinnen O.A.F. moest voldoen aan een vonnis, waarbij een dwangsom van € 750 per dag was opgelegd. O.A.F. stelde dat deze termijn onredelijk kort was, vooral in het kader van het regelen van een pensioenvoorziening. De rechtbank had eerder geoordeeld dat O.A.F. verplicht was om een pensioenbewijs af te geven aan de geïntimeerde, maar O.A.F. voerde aan dat zij aan deze verplichting had voldaan door relevante verzekeringsbewijzen over te leggen.

Het hof oordeelde dat de grief van O.A.F. slaagde, wat betekende dat het vonnis van 18 oktober 2007 gedeeltelijk werd vernietigd, specifiek voor wat betreft de dwangsom. Het hof vond het niet opportuun om een nieuwe dwangsom vast te stellen. Voor het overige werd het eerdere vonnis bekrachtigd. De vordering van O.A.F. tot terugbetaling van eerder betaalde dwangsommen werd toegewezen, maar het hof besloot dat deze terugbetaling niet binnen zeven dagen na betekening van het arrest hoefde plaats te vinden, omdat de wettelijke rente voldoende prikkel zou zijn voor de geïntimeerde om tot betaling over te gaan.

Het hof besloot dat iedere partij de eigen kosten in hoger beroep moest dragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van redelijkheid in het opleggen van dwangsommen en de verplichtingen van partijen in civiele procedures.

Uitspraak

Arrest d.d. 31 maart 2009
Zaaknummer 107.002.460/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
O.A.F. Holland B.V.,
gevestigd te Olst,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: O.A.F.,
advocaat: mr. W.J.G.M van den Broek, kantoorhoudende te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. F.A. Hendrikse-Voogt, kantoorhoudende te Zutphen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 6 januari 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
O.A.F. heeft een akte genomen, waarbij zij een tweetal producties hebben overgelegd, welke zich overigens niet bevinden in het door [geïntimeerde] gefourneerde dossier.
[geïntimeerde] heeft een akte houdende uitlating productie genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest. In het dossier van O.A.F. ontbreekt het door het hof gewezen tussenarrest d.d. 6 januari 2009.
De verdere beoordeling
1. O.A.F. heeft bij akte een kopie van een op 4 juli 2008 afgegeven verzekeringsbewijs ten name van [geïntimeerde] overgelegd, waaruit blijkt dat het pensioengat meeverzekerd is. Daarnaast heeft O.A.F. een op 11 februari 2009 afgegeven verzekeringsbewijs ten name van [geïntimeerde] overgelegd, waaruit blijkt dat de pensioenverzekering c.a. is geprolongeerd.
2. [geïntimeerde] heeft aangegeven dat O.A.F. daarmee aan de op haar rustende verplichting heeft voldaan.
3. O.A.F. heeft, onder verwijzing naar hetgeen het hof in zijn tussenarrest van 6 januari 2009 onder 7 en 8 heeft overwogen, aangegeven geen (praktisch) belang meer te hebben bij de grieven I en II.
4. Het hof zal die grieven daarom niet inhoudelijk behandelen.
5. Het feit dat grief III slaagt, laat onverlet dat O.A.S. in eerste aanleg als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, zodat er geen enkele reden is om ter zake van de proceskosten in eerste aanleg tot een ander oordeel te komen dan de kantonrechter.
Slotsom
6. Het slagen van grief III brengt enkel mee dat het vonnis van 18 oktober 2007 moet worden vernietigd voor wat betreft de aan de veroordeling tot afgifte gekoppelde dwangsom. Het hof acht het niet opportuun een nieuwe dwangsom te bepalen. Voor het overige zal dat vonnis - voor zover tussen O.A.F. en [geïntimeerde] gewezen - worden bekrachtigd. Ook het tussenvonnis van 12 juli 2007 dient te worden bekrachtigd.
De vordering van O.A.F. tot terugbetaling van de aan [geïntimeerde] betaalde dwangsommen, welke vordering verder inhoudelijk niet door [geïntimeerde] is bestreden, ligt voor toewijzing gereed. Het hof zal echter niet toewijzen dat die terugbetaling dient plaats te vinden binnen 7 dagen na betekening van dit arrest, nu de wettelijke rente voldoende prikkel voor [geïntimeerde] zal opleveren om tot betaling over te gaan.
Gelet op een en ander acht het hof termen aanwezig om ieder der partijen in hoger beroep met de eigen kosten te belasten.
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 12 juli 2007 voor zover tussen O.A.F. en [geïntimeerde] gewezen;
bekrachtigt het vonnis van 18 oktober 2007 voor zover tussen O.A.F. en [geïntimeerde] gewezen, behoudens ten aanzien van de aan de veroordeling tot nakoming van de afgifte van een pensioenbewijs gekoppelde dwangsom van € 750,-- per dag;
vernietigt dat vonnis in zoverre en verstaat dat geen (nieuwe) dwangsom wordt bepaald;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan O.A.F. van een bedrag groot € 18.000,-- ter zake van door [geïntimeerde] geïnde dwangsommen, welk bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente telkens vanaf de dag waarop de dwangsommen door O.A.F. aan [geïntimeerde] zijn betaald tot aan het moment van terugbetaling en verklaart dit onderdeel van het arrest uitvoerbaar bij voorraad;
belast ieder der partijen met de eigen kosten in hoger beroep;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 31 maart 2009 in bijzijn van de griffier.