ECLI:NL:GHARN:2009:BI1773

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001019-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • S.H. Wachter
  • J.A. Wiarda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, na beëindiging van een vriendschappelijke relatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. De bedreigingen waren het gevolg van een onverwachte beëindiging van een vriendschappelijke relatie door het slachtoffer. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 april 2009 heeft de advocaat-generaal een werkstraf van tachtig uren geëist, met een voorwaardelijke straf en een schadevergoeding voor de benadeelde partij. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreigingen zoals ten laste gelegd, maar sprak hem vrij van een derde ten laste gelegd feit. Het hof oordeelde dat de bedreigingen ernstige gevolgen hadden voor het slachtoffer, die angst en onveiligheid ervoer door de woorden van de verdachte.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en er zijn geen nieuwe incidenten tussen hem en het slachtoffer na de bewezen feiten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, maar het hof oordeelde dat deze niet eenvoudig te behandelen was in de strafzaak. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, met een voorwaardelijke straf voor het niet nakomen van deze taakstraf.

Uitspraak

parketnummer: 24-001019-08
parketnummer eerste aanleg: 07-480424-07
Arrest van 21 april 2009 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen vervangende hechtenis, waarvan veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, tot een bedrag van € 250,- en dat ter zake daarvan de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair vijf dagen vervangende hechtenis, zal worden opgelegd en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2007 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend één of meermalen met zijn vingers/hand een snijdend gebaar langs zijn keel gemaakt naar die [slachtoffer] en/of zijn hand in zijn kleding gedaan alsof hij, verdachte, daar een wapen had en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je kapot, ik maak je dood, kankerhoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks in de periode van 17 maart 2007 tot en met 19 maart 2007 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een of meer SMS-berichten toegestuurd met de (dreigende) woorden/tekst(en):
-"Je echt bent! Na jou uitspraken tegen mij kan ik je verrot trappen, maar geestelijke vernieling is leuker en is blijvend letsel. Hahahaha",
-"Leugenachtige kankerhoer. Dat je bent. Wees niet bang dat ik [naam] zijn kinderen wat aan zal doen, maar jou des te meer! Vrees voor een langzame pijnlijk",
-"Jouw familie zal afscheid nemen van jou zoals ik van mijn moeder .... dood",
-"Er is genoeg gebeurd ja. Ik heb werk, een leuk onderkomen en mijn leven op een rij, maar wat je mij hebt gezegd ben ik niet vergeten en mijn wraak zal zoet zijn",
- Als 'avonds de bel gaat, zou ik maar goed kijken wie er staat, elke bel kan de laatste zijn, die je hoort. geniet nu het nog kan",
althans woorden en/of teksten van gelijke dreigende aard of strekking, welke SMS-berichten door die [slachtoffer] zijn ontvangen en/of gelezen;
3.
hij op of omstreeks 11 april 2007 in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, nadat hij in de periode van 17 maart 2007 tot en met 19 maart 2007 die [slachtoffer] via een SMS-bericht had bedreigd met de woorden/teksten, "Als 's avonds de bel gaat, zou ik maar goed kijken wie er staat, elke bel kan de laatste zijn, die je hoort, geniet nu het nog kan", voor de deur van die [slachtoffer] gestaan en/of (vervolgens) aangebeld en/of (vervolgens) nadat die[slachtoffer] de deur had geopend, zijn voet tussen de deur gezet en/of geduwd tegen de deur
en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer] de deur dicht had getrokken/ en/of gesloten, een en/of meermalen tegen de deur getrapt en of gebonkt.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 3 aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe dat niet overtuigend kan worden vastgesteld dat van het onder 3 ten laste gelegde voorval een zodanige dreiging is uitgegaan dat bij aangeefster [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar mishandeld zou kunnen worden. Het hof heeft hierbij betekenis toegekend aan het relatief grote tijdsverloop tussen het door [slachtoffer] in de periode van 17 tot en met 19 maart 2007 ontvangen (in de tenlastelegging onder 3 genoemde) sms-bericht
- in welk bericht de verdachte [slachtoffer] te kennen had gegeven haar van het leven te willen beroven - enerzijds en de feitelijke handelingen van de verdachte aan de deur van de woning van [slachtoffer] op 11 april 2007 anderzijds. Door bedoeld tijdsverloop is sprake van een zodanig ver verwijderd verband tussen dat sms-bericht en die feitelijke handelingen, dat niet gezegd kan worden dat die feitelijke handelingen beschouwd kunnen worden als uitvoeringshandelingen in de zin van dat sms-bericht.
De feitelijke handelingen die de verdachte op 11 april 2007 heeft verricht zijn voorts
- op zichzelf beschouwd - te onbestemd om een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, te vormen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 april 2007 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen met zijn vingers/hand een snijdend gebaar langs zijn keel gemaakt naar die [slachtoffer] en zijn hand in zijn kleding gedaan alsof hij, verdachte, daar een wapen had en deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je kapot,
ik maak je dood, kankerhoer";
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 17 maart 2007 tot en met 19 maart 2007 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] SMS-berichten toegestuurd met de dreigende woorden/teksten:
-"Wees niet bang dat ik [naam] zijn kinderen wat aan zal doen, maar jou des te meer! Vrees voor een langzame pijnlijke aftakeling",
-"Jouw familie zal afscheid nemen van jou zoals ik van mijn moeder .... dood",
- Als 'avonds de bel gaat, zou ik maar goed kijken wie er staat, elke bel kan de laatste zijn, die je hoort. geniet nu het nog kan", welke SMS-berichten door die [slachtoffer] zijn ontvangen en gelezen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 -
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2 -
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich - kennelijk uit diepe frustratie en grote teleurstelling over de voor hem onverwachte beëindiging door [slachtoffer] van de vriendschappelijke relatie die hij had met die [slachtoffer] - schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen aan het adres van [slachtoffer]. De bewoordingen die de verdachte heeft gebezigd, onder meer in de door hem aan [slachtoffer] gerichte sms-berichten, veroorzaken veelal gevoelens van angst en onveiligheid bij degenen tot wie die woorden gericht zijn.
Blijkens de door [slachtoffer] opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring heeft de verdachte door het plegen van de hierboven aangeduide delicten daadwerkelijk gevoelens van angst en onveiligheid bij haar opgewekt en ondervindt zij daarvan nog steeds negatieve gevolgen. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof niet de indruk gewekt er daadwerkelijk van te zijn doordrongen wat hij [slachtoffer] heeft aangedaan.
Het hof heeft bij de straftoemeting ten voordele van de verdachte in aanmerking genomen dat de verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2009 - niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit. Het hof acht het in dit kader voorts van belang dat er na eind april 2007 kennelijk geen sprake meer is geweest van nieuwe incidenten tussen de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer].
Voorts heeft het hof rekening gehouden met het recentelijk omtrent de verdachte uitgebrachte adviesrapport van 23 maart 2009, opgemaakt door de Reclassering Nederland.
Het hof heeft tevens gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof uit het oogpunt van normhandhaving, vergelding en ter stimulering van de verdachte om niet in herhaling te vervallen, de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden, met dien verstande dat het hof de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde van een verplicht hulpverleningscontact met Reclassering Nederland thans niet meer opportuun acht. Er lijkt immers sprake te zijn van een verbetering in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in die zin dat de verdachte in voldoende mate de controle over zijn leven heeft hervonden en dat reeds geruime tijd - sinds eind april 2007 - geen herhaling van soortgelijke incidenten jegens het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat het hierboven genoemde adviesrapport van Reclassering Nederland niet duidt op nut of noodzaak van een verplicht hulpverleningscontact.
De door het hof gehanteerde strafmodaliteit strookt met de oriëntatiepunten voor straftoemeting die het hof hanteert in zaken van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het hof acht minder strafbare feiten bewezen dan de advocaat-generaal, maar zal verdachte een werkstraf voor dezelfde duur opleggen als door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof komt tot deze beslissing omdat het hof dat een passende straf acht die recht doet aan de ernst van de feiten en die tevens strookt met de oriëntatiepunten voor straftoemeting die het hof hanteert in zaken van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij zich in de strafzaak in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van de benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen, dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in de strafzaak in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat zij zich niet leent voor behandeling in de strafzaak.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is vooralsnog onduidelijk welk deel daarvan als rechtstreeks gevolg van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten is aan te merken. Immers, uit het strafdossier blijkt dat de benadeelde partij in de periode waarin de bewezen verklaarde feiten zich afspeelden ook anderszins, te weten door toedoen van [naam], emotionele schade heeft opgelopen. Voorts dient er rekening mee te worden gehouden dat een vooralsnog onbekend deel van de gevorderde immateriële schade betrekking heeft op het onder 3 ten laste gelegde, ter zake waarvan de verdachte is vrijgesproken.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade dient voorts - zoals door de verdachte is aangevoerd - in enigerlei mate rekening te worden gehouden met de eigen rol en het eigen aandeel van [slachtoffer] in het ontstaan van de door de verdachte gepleegde delicten. Ook om die reden is de vordering van [slachtoffer] niet eenvoudig van aard.
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schade wordt gemotiveerd betwist door de verdachte.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat deze benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud) en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.