Parketnummer: 24-002718-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-410065-07
Arrest van 12 mei 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 3 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.500,00 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Hieronder is opgenomen de inhoud van het verdachte ten laste gelegde, zoals vermeld op de inleidende dagvaarding, onder verbetering van enkele daarin voorkomende spelfouten.
Verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 12 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente 1] en/of in de gemeente [gemeente 2], in ieder geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind, althans een aan zijn, verdachtes, zorg toevertrouwde minderjarig kind [slachtoffer], geboren op [1991], bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen, in ieder geval eenmaal de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond heeft genomen en/of vervolgens die penis heeft gepijpt en/of de penis van die [slachtoffer] in de hand heeft genomen en/of (vervolgens) heeft afgetrokken en/of aftrekkende bewegingen heeft gemaakt en/of in het bijzijn van die [slachtoffer], zijn, verdachtes penis, heeft afgetrokken en/of aftrekkende bewegingen heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2006 tot en met 12 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente 1] ontucht heeft gepleegd met een aan zijn, verdachtes, zorg toevertrouwd minderjarig kind, [slachtoffer], geboren op [1991], bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond heeft genomen en die penis heeft gepijpt en in het bijzijn van die [slachtoffer], zijn, verdachtes penis, heeft afgetrokken en/of aftrekkende bewegingen heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft meermalen ontucht gepleegd met een jongen van 15-16 jaren oud, die in het gezin van verdachte was opgevangen vanwege problemen in zijn thuissituatie.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van een kind dat in een afhankelijkheidsrelatie tot verdachte stond en dat - gelet op zijn achtergrond - kwetsbaar was en juist extra bescherming nodig had. Niettemin heeft verdachte zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de belangen van het slachtoffer. De feiten moeten worden aangemerkt als ernstige aantastingen van de lichamelijke integriteit van de jongen. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer volgt dat hij nog steeds negatieve gevolgen ondervindt van het misbruik. Zijn vertrouwen in andere mensen is beschadigd.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van 12 januari 2009 niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de inhoud van de omtrent verdachte opgemaakte rapporten van Reclassering Nederland van 11 juli 2007 en 18 oktober 2007. In laatstgenoemd rapport wordt verdachte door de rapporteur aangemerkt als seksverslaafd en wordt behandeling, gelet op het recidiverisico, absoluut noodzakelijk geacht.
Gebleken is, dat verdachte in therapie is en behandelingen bij De Waag heeft ondergaan.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij door de behandelingen bij De Waag en na een kerkelijke bevrijdingsbediening geen aandrang meer heeft tot seksuele lustbevrediging. Voorts heeft verdachte aangevoerd dat een gevangenisstraf zijn gezin onevenredig zal belasten.
Wat daarvan ook zij, oplegging van een werkstraf, door de raadsman bepleit, is thans niet aan de orde. Naar het oordeel van het hof blijft uit oogpunt van generale preventie oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk en geboden. Aan de generale preventie dient een zwaardere rol te worden toegekend dan aan de omstandigheden die door verdachte zijn geschetst.
Het hof is voorts van oordeel dat de hoogte van de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten. Het hof zal derhalve een gevangenisstraf van langere duur opleggen.
Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal het hof een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd voor de duur van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Daarom kan deze worden toegewezen zoals na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f (oud), 57 (oud), 63 (oud) en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twaalf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend vijfhonderd euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Beswerda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.