4.7 Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
4.7.1 Vivare heeft, door aan te besteden op basis van de voorwaarden van het bestek, en Dura Vermeer heeft, door zonder voorbehoud dienaangaande - daarvan is immers niets gesteld of gebleken - op het bestek in te schrijven, als voor ieder van hen bindend de in het bestek vervatte regels voor geschillenbeslechting aanvaard.
4.7.2 Of in casu de regel van art. 44, lid 3, UAR toepassing dient te vinden dan wel de regeling van de UAV 1989, voor zover daarvan niet is afgeweken in par. 01.02.49, in welk geval de daar gegeven regeling zou moeten worden toegepast, is een kwestie van uitleg van het bestek. Nu niet door enige partij gesteld dan wel gebleken is dat voor de uitleg van het bestek rekening moet worden gehouden met niet in de tekst van het bestek uitgedrukte verklaringen of gedragingen van enige partij en het bestek, wat betreft de bepalingen omtrent de aanbesteding kennelijk bestemd was om te gelden tussen de aanbesteder en alle inschrijvers en, wat betreft de in par. 01.01.10 bedoelde UAV 1989, telkens tussen de aanbesteder en de aannemer aan wie de opdracht zou worden gegeven, dient dat bestek naar objectieve maatstaven te worden uitgelegd. Daarbij dient niet alleen gelet te worden op de bewoordingen van de afzonderlijke besteksbepalingen, maar ook op het mede uit de indeling blijkende stelsel van het bestek.
4.7.3 In het algemeen kan gezegd worden dat aanbestedingsgeschillen betrekking hebben op de fase van totstandkoming van de aannemingsovereenkomst, zodat tussen aanbesteder en aannemer geen sprake meer is van een aanbestedingsgeschil zodra de aannemingsovereenkomst tussen hen beiden is gesloten. Bij na die sluiting tussen de opdrachtgever en de aannemer gerezen geschillen gaat het om uitvoeringsgeschillen. Gesteld noch gebleken is dat de opsteller van het bestek bij de bepalingen omtrent de geschillenregeling(en) iets anders voor ogen heeft gestaan, zodat krachtens het bestek voor aanbestedingsgeschillen de geschillenregeling van het UAR 2001 geldt en voor uitvoeringsgeschillen de geschillenregeling van de UAV 1989, voor zover daarvan niet is afgeweken in besteksbepaling 01.02.49, in welk geval de daar gegeven bepalingen gelden. Laatstgenoemde besteksbepaling kent geen verval- of verjaringstermijn voor het aanhangig maken van een geschil en onbetwist kennen ook de UAV 1989 voor dit geval niet zo'n verval- of verjaringstermijn.
4.7.4 Beslissend is dus of, binnen het kader van de besteksbepalingen, in onderlinge samenhang bezien, het geschil moet worden begrepen als een aanbestedingsgeschil dan wel een uitvoeringsgeschil.
4.7.5 Mede in het licht van de omstandigheden dat volgens par. 00.01.10 van het bestek het werk de bouw van 249 woningen in drie fasen betreft, het bestek in par. 00.04.90 meer dan één gunningscriterium kent, de gunning zou geschieden onder voorbehoud van het onherroepelijk worden van de bouwvergunning - die toen nog afhing van een beslissing van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan - en het bestek onder 00.04.90 bepaalt dat de gunning zal plaatsvinden in drie deelopdrachten, kan slechts geconcludeerd worden dat het enkele feit van de laagste inschrijving nog niet bewerkstelligde dat de aannemingsovereenkomst was gesloten. Er diende nog een gunningsbeslissing te volgen, waarmee Vivare het aanbod van Dura Vermeer zou aanvaarden. Omdat het aan te besteden werk de - niet in voor afzonderlijke inschrijving geopende kavels verdeelde - bouw van 249 woningen betreft, het totaalbedrag van de deelinschrijfsommen één van de gunningscriteria is en verder slechts als criteria gelden: de mate waarin de (open) begroting van de (laagste) inschrijver aan het bestek voldoet en de bouwtijden per deelopdracht, moet het bestek aldus begrepen worden dat er slechts sprake is van één gunningsbeslissing. Een andere uitleg waarbij telkens per deelopdracht zou worden gegund, verdraagt zich niet met dat eerste criterium.
Bovendien voorziet het bestek in par. 00.04.90 in de mogelijkheid dat deelopdrachten eerst buiten de gestanddoeningstermijn zullen worden verleend, in welk geval de overeengekomen prijs volgens de daar vermelde index aangepast zal worden. Ook dat wijst erop dat er volgens het bestek slechts één gunningsbeslissing voor het gehele, drie fasen omvattende werk is, waarmee de prijs voor het gehele werk is bepaald .
Aan deze uitleg kan niet afdoen dat in de Nota van wijzigingen en inlichtingen (productie 2 bij conclusie van antwoord) wordt gesproken van drie "gunningsdata", nu daarmee kennelijk slechts de start van de uitvoering van elk van de drie fasen is bedoeld. Het betreft hier het antwoord op de vraag of duidelijkheid gegeven kan worden over de totale bouwtijd en de start van de verschillende fasen.
Geen van partijen heeft feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andere beslissing omtrent de uitleg van het bestek zouden kunnen leiden.
Het hof verenigt zich dan ook met de uitleg van het bestek die de rechtbank in het bestreden vonnis onder 4.8 heeft gegeven.
4.7.7 Die gunningsbeslissing diende binnen de gestanddoeningstermijn te worden gegeven en aan de inschrijver wiens aanbieding werd aanvaard, kenbaar te worden gemaakt. Zonder die wilsverklaring van de aanbesteder kan geen aannemingsovereenkomst betreffende het gehele werk tot stand zijn gekomen. Hierover zijn partijen het eens.
4.7.8 Oneens zijn zij het over de vraag of Vivare tijdig die gunningsbeslissing aan Dura Vermeer heeft kenbaar gemaakt, hetgeen volgens Dura Vermeer alleen schriftelijk kon geschieden. Volgens grief III van Vivare is dat laatste niet vereist.
4.7.9 Of artikel 25, lid 2, UAR 2001 de strekking heeft, dat een mondelinge mededeling van de aanvaarding van het aanbod van de inschrijver geen overeenkomst tot stand brengt, is een kwestie van uitleg van die bepaling. Nu het een door de centrale overheid gegeven regel voor aanbestedingen betreft, waarvan gesteld noch gebleken is dat partijen of één van hen bij het opstellen daarvan betrokken is geweest, en die regel kennelijk gegeven is om in meer dan één aanbesteding en ten opzichte van méér dan één inschrijver toepassing te vinden, is ook hier een objectieve uitleg geboden.
De tekst van de regel biedt geen aanknopingspunt voor de gedachte dat de daarin bedoelde schriftelijke mededeling een onmisbaar totstandkomingsvereiste voor de opdracht zou zijn. Niet valt in te zien dat deze door de aanbesteder op de aanbesteding van toepassing verklaarde regel zou kunnen bewerkstelligen dat een ingevolge die aanbesteding doch slechts mondeling gegeven opdracht aan de aannemer en de dienovereenkomstige mondelinge aanvaarding daarvan door de aannemer niet leidt tot een geldige en bindende overeenkomst tussen opdrachtgever en aannemer. De eisen van gelijke behandeling en transparantie bij een aanbesteding gaan niet zover dat daardoor een volgens art. 6:217 juncto 7:750 BW geldig tot stand gekomen aannemingsovereenkomst, niettemin geen gelding zou hebben. Dit sluit aan bij rechtspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland, zoals onder meer blijkende uit RvA 1 maart 1984, nr. 10.902, TvA 1984/5, blz. 138, waarin werd beslist dat de dienovereenkomstige bepaling van het UAR 1972 slechts een bewijsregeling is. Partijen hebben ook geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitleg zouden nopen.
Grief III slaagt derhalve.
4.7.10 Vivare heeft steeds het standpunt ingenomen dat zij de gunningsbeslissing binnen de gestanddoeningstermijn aan Dura Vermeer heeft medegedeeld. Dit sluit in, dat aldus voor het gehele werk, alle drie de fasen omvattend, een aannemingsovereenkomst is tot stand gekomen.
Dit brengt, in het licht van het hiervoor overwogene, met zich dat zij niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat het in dit geval gaat om een aanbestedingsgeschil, hetgeen bij een geschil tussen aanbesteder en aannemer, zoals hier, immers vereist dat er geen aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen. Dit laatste heeft Vivare nimmer gesteld.
4.7.11 Het hof volgt Vivare derhalve niet in haar niet-ontvankelijkheidsverweer, gebaseerd op de toepasselijkheid in dezen van art. 44, lid 1, van het UAR 2001. Grief I faalt derhalve.