ECLI:NL:GHARN:2009:BI6067

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.908/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bock
  • A. Verschuur
  • J. Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bewijs in een geschil over een overeenkomst van geldlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende een overeenkomst van geldlening van € 7.500,--. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 18 november 2008 overwogen dat indien kan worden vastgesteld dat bepaalde e-mails door [appellant] zijn verzonden, dit bewijs kan leveren voor het bestaan van de overeenkomst. [geïntimeerde] heeft gesteld dat deze e-mails door [appellant] zijn verzonden, maar [appellant] heeft betwist dat hij deze e-mails heeft opgesteld en heeft geen getuigen voorgebracht om zijn stelling te onderbouwen. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren, maar hij heeft hiervan afgezien.

Het hof heeft geconcludeerd dat het bewijs van de verzending van de e-mails door [appellant] voorshands is geleverd door [geïntimeerde]. Aangezien [appellant] geen tegenbewijs heeft geleverd, houdt het hof het ervoor dat de e-mails inderdaad door hem zijn verzonden. Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomst van geldlening van € 7.500,-- door [geïntimeerde] is bewezen. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 december 2006 en 2 mei 2007 bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 402,-- aan verschotten en € 948,-- aan salaris voor de advocaat.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [geïntimeerde] de kosten kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in de zaak. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de rolraadsheer de uitspraak heeft gedaan.

Uitspraak

Arrest d.d. 19 mei 2009
Zaaknummer 107.001.908/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: voorheen mr. A.T. Bolt, kantoorhoudende te Arnhem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
toevoeging,
advocaat: mr. P.M. Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 18 november 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
[appellant] heeft ter rolle van 16 december 2008 laten weten af te zien van het voorbrengen van getuigen. Ter rolle van 24 februari 2009 heeft de advocaat van [appellant] zich aan de zaak onttrokken. Er heeft zich geen nieuwe advocaat voor [appellant] gesteld.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In rechtsoverweging 1.10 van het tussenarrest van 18 november 2008 staat ten onrechte vermeld dat [appellant] is aangemaand tot betaling van de gestelde leningen van € 75.000,-- en € 2.500,--. Het gaat om gestelde leningen van
€ 7.500,-- en € 2.600,-- zoals ook elders in het tussenarrest is vermeld.
2. Het hoger beroep beperkt zich tot de door [geïntimeerde] gestelde overeenkomst van geldlening van € 7.500,--.
[geïntimeerde] heeft in dat kader een beroep gedaan op de inhoud van twee
e-mailberichten van 15 augustus 2004 en 12 december 2004, die vanaf het hotmailaccount van [appellant] aan haar zijn verzonden.
3. Het hof heeft reeds bij tussenarrest - bij de beoordeling van grief 5 - overwogen dat indien komt vast te staan dat deze e-mails door [appellant] zijn verzonden, het bewijs van het bestaan van de overeenkomst van geldlening van € 7.500,-- door [geïntimeerde] is geleverd. Het hof heeft [geïntimeerde] voorshands geslaagd geacht in het bewijs van haar stelling dat de betreffende e-mails door [appellant] zijn verzonden, behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs.
[appellant], die heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] de e-mails zelf heeft opgesteld, is bij genoemd tussenarrest in de gelegenheid gesteld nader (tegen)bewijs te leveren.
4. [appellant] heeft evenwel afgezien van het voorbrengen van getuigen en heeft ook overigens geen (tegen)bewijs bijgebracht. Dit betekent dat het hof er voor zal houden dat de betreffende e-mails door [appellant] zijn verzonden.
Slotsom
5. Het vorenstaande leidt ertoe dat de vonnissen, waartegen het hoger beroep zicht richt, zullen worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Deze kosten worden, voor zover tot aan deze uitspraak gevallen aan de zijde van [geïntimeerde], wat betreft het salaris van de advocaat begroot op € 948,--
(1,5 punt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 december 2006 en 2 mei 2007 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 402,-- aan verschotten en
€ 948,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
verklaart dit arrest voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. De Bock, voorzitter, Verschuur en Wind, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 19 mei 2009 in bijzijn van de griffier.