Arrest d.d. 2 juni 2009
Zaaknummer 200.011.900/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[persoonsnaam] Electronics Almere B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: DEA,
advocaat: mr. M.G. Hees, kantoorhoudende te Huizen, die ook heeft gepleit,
[persoonsnaam] Satelliet Ontvangst B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. F.J. Boom, kantoorhoudende te Arnhem,
voor wie heeft gepleit mr. K.J. Hillebrandt, advocaat te Amsterdam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 15 juli 2008 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 25 juli 2008 is door DEA hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis. Bij herstelexploot van 12 augustus 2008 is [geïntimeerde] gedagvaard tegen de zitting van 26 augustus 2008.
De conclusie van de appeldagvaarding, waarin ook de grieven zijn opgenomen, luidt:
"het voornoemde vonnis van rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel, locatie Lelystad, gewezen in de zaak met rolnummer 146163/KG ZA 08-275 gedeeltelijk te vernietigen en wel voor het gedeelte in conventie dat is toegewezen en in voorwaardelijke reconventie dat is afgewezen, en, opnieuw rechtdoende, alsnog bij arrest bij voorraad:
In conventie:
I. [geïntimeerde] in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure zowel bij de Rechtbank als bij het Gerechtshof;
In voorwaardelijke reconventie:
II. voor zover de vordering van [geïntimeerde] onder III geheel dan wel gedeeltelijk mocht worden toegewezen, [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan DEA, althans op de derdengeldrekening van mr. Hees, althans mr. Hillebrandt, voor de door DEA te verrichten werkzaamheden in het kader van de uitvoering van storingsmeldingen ten aanzien van de bellentableaus en videofoons, voor zover die werkzaamheden niet vallen onder de garantieverplichting van DEA, en wel tegen het voor DEA gebruikelijke uurtarief ad € 55,00 exclusief BTW per uur, vermeerderd met voorrijkosten ad € 57,50 per uur en materiaal - voor zover vervanging van materiaal noodzakelijk is -, althans tegen een in goede justitie te bepalen vergoeding."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"In appel
het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen op 15 juli 2008 onder rolnummer 146163/KG ZA 08-275 behoudens de afwijzing van het gevorderde sub V in de dagvaarding in eerste aanleg te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, met veroordeling van DEA in de proceskosten in beide instanties.
In incidenteel appel
het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen op 15 juli 2008 onder rolnummer 146163/KG ZA 08-275 gedeeltelijk te vernietigen en het gevorderde sub V in de dagvaarding in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, met veroordeling van DEA in de proceskosten in beide instanties."
Door DEA is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen op 15 juli 2008 onder rolnummer 146163/KG ZA 08-275 gedeeltelijk te vernietigen en het gevorderde sub V in de dagvaarding in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, met veroordeling van DEA in de proceskosten in beide instanties."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Voorts heeft [geïntimeerde] op 3 februari 2009 een akte vermindering van eis genomen, waarbij zij haar vorderingen deels heeft ingetrokken, waarna deze als volgt luiden:
"het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen op 15 juli 2008 onder rolnummer 146163 / KG ZA 08-275 gedeeltelijk te vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog volledig toe te wijzen zoals deze hierna zijn geformuleerd, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden;
DEA te veroordelen binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis (het hof leest: arrest) aan [geïntimeerde] te retourneren de sleutel van de sleutelkluizen van [geïntimeerde] in de appartementencomplexen Parkrand te Amsterdam en Hof van Chlimintzas en Glashof te Leerdam alsmede alle kopieën van deze sleutel die DEA in haar bezit heeft aan [geïntimeerde] te verstrekken, zulks onder verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000 per overtreding, ter vermeerderen met EUR 5.000 voor elke dag of deel daarvan dat de overtreding voortduurt;
een en ander met veroordeling van DEA in de kosten van dit geding in beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
DEA heeft in het principaal appel veertien grieven opgeworpen.
[geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
Het geding in eerste aanleg
1. [geïntimeerde] heeft DEA in kort geding gedagvaard en - kort samengevat - gevorderd:
I. DEA te verbieden contact te leggen en te onderhouden met woningcorporaties CWL en Het Oosten, alsmede aan deze woningcorporaties gelieerde entiteiten alsmede derden die door deze woningcorporaties in het kader van de projecten Parkrand te Amsterdam en Hof van Chlimintzas en Glashof te Leerdam zijn ingeschakeld, zolang het geschil tussen partijen niet onherroepelijk is beslecht, een en ander of straffe van een dwangsom;
II. DEA te verbieden negatieve uitlatingen te doen over [geïntimeerde] en haar producten tegenover derden, eveneens op straffe van een dwangsom;
III. DEA te veroordelen storingen in de videofoons en bellentableaus van de IP intercomsystemen van voornoemde appartementcomplexen te verhelpen binnen 24 uur nadat de stroingen aan DEA zijn gemeld, op verbeurte van een dwangsom;
IV. DEA ter veroordelen [geïntimeerde] of een of meer door haar aan te wijzen derden in staat te stellen de naamswijzigingen in de bellentableaus van de IP intercomsystemen van voornoemde appartementencomplexen zelfstandig door te voeren, althans deze op verzoek van [geïntimeerde] door te voeren op straffe van een dwangsom;
V. DEA te veroordelen de sleutel van de sleutelkluizen van [geïntimeerde] in de appartementencomplexen aan [geïntimeerde] te retourneren op straffe van een dwangsom;
VI. DEA te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten aan [geïntimeerde],
met veroordeling van DEA in de kosten van het geding.
2. DEA heeft in voorwaardelijke reconventie gevorderd
om - voorzover de vordering van [geïntimeerde] onder III geheel of gedeeltelijk mocht worden toegewezen - [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan DEA van de door DEA te verrichten werkzaamheden in het kader van de uitvoering van storingsmeldingen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
3. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels toegewezen en de vordering van DEA afgewezen, een en ander met veroordeling van DEA in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
Vermindering van eis
4. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [geïntimeerde] medegedeeld dat zij de bellentableaus en videofoons van de projecten Glashof en Hof van Chliminzas inmiddels had vervangen. [geïntimeerde] heeft te kennen gegeven dat zij haar vorderingen ten aanzien van de projecten Glashof en Hof van Chliminzas alsmede haar vorderingen met betrekking tot de woningcorporatie CWL om die reden introk. Daarbij heeft zij desgevraagd aangegeven dat deze intrekking zowel voor de toekomst als voor het verleden gold.
5. Omdat tijdens het pleidooi aan de orde kwam dat de bellentableaus en videofoons van het project Parkrand waarschijnlijk ook op korte termijn zouden worden vervangen, is afgesproken dat [geïntimeerde] zich nog bij akte zou uitlaten over de vraag of zij ook de vorderingen ten aanzien van het project Parkrand en in verband daarmee de vorderingen met betrekking tot de woningcorporatie Het Oosten intrekt en zo ja, of zij dat doet voor de toekomst zowel als voor het verleden, dan wel alleen voor de toekomst.
6. [geïntimeerde] heeft - na aanvankelijk getracht te hebben een akte met verderstrekkende inhoud te nemen, die door het hof is geweigerd - bij akte van
3 februari 2009 kenbaar gemaakt dat zij haar vorderingen gedeeltelijk intrekt maar dat zij haar vordering tot teruggave van de sleutel van de sleutelkluizen handhaaft.
7. Het hof zal van de aldus verminderde eis uitgaan. Weliswaar heeft DEA nog in een brief aangegeven dat zij in de gelegenheid wenst te worden gesteld om bij akte op de eiswijziging te reageren, maar het hof gaat daaraan voorbij. [geïntimeerde], oorspronkelijk eiseres, kan haar vorderingen involge art. 353 lid 1 Rv jo art. 129 Rv te allen tijde verminderen. DEA kan zich daartegen niet verzetten en heeft daarbij als oorspronkelijk gedaagde ook geen belang.
8. Nu [geïntimeerde] bij haar akte niet heeft aangegeven of zij haar vorderingen ten aanzien van het project Parkrand en de woningcorporatie Het Oosten enkel voor de toekomst intrekt of tevens voor het verleden - zoals zij ten aanzien van projecten Glashof en Hof van Chliminzas ten pleidooie heeft gedaan - zal het hof het ervoor houden dat de intrekking enkel op de toekomst ziet.
9. Het hof zal de vorderingen met betrekking tot het project Parkrand en de woningcorporatie het Oosten dientengevolge nog wel inhoudelijk moeten beoordelen in het kader van de proceskostenveroordeling. Voor een zodanige beoordeling is geen spoedeisend belang vereist.
Ten aanzien van de feiten in het principaal en in het incidenteel appel alsmede ten aanzien van grief 1 in het principaal appel
10. Tegen de weergave van de feiten door de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.12) zijn, behoudens tegen de weergave van de vaststaande feiten in r.o. 2.2. tot en met 2.6, 2.9 en 2.11, waartegen grief 1 is gericht, geen grieven ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan, zulks met inachtneming van hetgeen hierna ten aanzien van grief 1 wordt overwogen.
11. Voor zover grief 1 erover klaagt dat de voorzieningenrechter de feiten in genoemde rechtsoverwegingen onvolledig heeft weergegeven faalt deze.
De voorzieningenrechter is niet gehouden alle vaststaande feiten uitputtend weer te geven. De rechter kan volstaan met de weergave van die feiten die voor zijn beslissing redengevend zijn.
12. Grief 1 slaagt voor zover deze klaagt over de weergave van de verplichtingen van [geïntimeerde] - die gehouden was tot het aanleggen van bekabeling en netwerk alsmede tot de installatie van de door DEA geleverde apparatuur - en de garantieverplichting van DEA.
DEA heeft reeds in eerste aanleg betwist dat die garantieverplichting inhield dat zij storingen diende te verhelpen, zodat dit geenszins tussen partijen vaststaat. DEA heeft zich op het standpunt gesteld dat haar garantieverplichting pas geldt vanaf het moment dat haar producten zijn geïnstalleerd en aangesloten op een deugdelijk functionerend netwerk. De garantie houdt volgens DEA in dat zij een door haar geleverd doch aan haar geretourneerd product vervangt wanneer dat defect blijkt, waarbij zij erop heeft gewezen dat zij deze verplichting jegens de eigenaar van de producten heeft (in casu de woningcorporatie dan wel de Vereniging van Eigenaren) en niet jegens [geïntimeerde].
13. Grief 1 slaagt ook voorzover deze klaagt dat door de wijze van weergeven van een e-mail van 8 april 2008 in rechtsoverweging 2.9 ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat de daar geciteerde tekst in zijn geheel van DEA afkomstig is.
Op 8 april heeft [betrokkene 1], rayonopzichter van Het Oosten, een e-mail van DEA aan hem van 4 april 2008 doorgestuurd aan [betrokkene 2], eveneens werknemer van Het Oosten, waarbij [betrokkene 1] de e-mail van DEA van commentaar had voorzien door aan de oorspronkelijke tekst van die e-mail eigen opmerkingen toe te voegen.
Een en ander blijkt niet duidelijk uit r.o. 2.9 van het bestreden vonnis.
Ten aanzien van de grief in het incidenteel appel
14. Het spoedeisend belang bij de vordering van [geïntimeerde] tot teruggave van de sleutel van haar sleutelkluizen is met de aard daarvan gegeven.
DEA heeft als verweer gevoerd dat zij de beschikking over deze sleutel behoefde om storingen te kunnen verhelpen, nu zij daartoe zij involge het vonnis van de voorzieningenrechter gehouden was.
Nu een zodanige gehoudenheid thans hoe dan ook niet meer bestaat nu de systemen van DEA zijn vervangen, is er voor DEA geen noodzaak meer tot het behouden van de sleutel, zodat zij deze thans dient af te geven aan [geïntimeerde] voor zover zij dat nog niet heeft gedaan.
De vordering tot afgifte van de sleutel ligt derhalve voor toewijzing gereed. Het hof ziet evenwel geen aanleiding om aan het bevel tot afgifte een dwangsom te verbinden, nu DEA zich al tijdens de procedure in eerste aanleg bereid heeft verklaard de sleutel aan [geïntimeerde] af te geven en het hof er derhalve van uit gaat dat DEA, zo zij dit al niet heeft gedaan, vrijwillig de sleutel zal afgeven.
Ten aanzien van de overige grieven in het principaal appel
15. Het hof zal de overige grieven in het principaal appel gezamenlijk bespreken en zich daarbij - gelet op het feit dat [geïntimeerde] haar oorspronkelijke vorderingen grotendeels heeft ingetrokken - beperken tot het in het kader van de proceskostenveroordeling beoordelen van de oorspronkelijke vorderingen ten aanzien van Parkrand en Het Oosten.
16. DEA heeft tijdens de procedure in eerste aanleg betoogd dat [geïntimeerde] geen spoedeisend belang bij haar vorderingen had.
[geïntimeerde] stelde enerzijds dat DEA haar schade toebracht door het doen van onrechtmatige uitlatingen, en anderzijds dat er sprake was van storingen in het intercomsysteem waarvoor DEA de bellentableaus en videofoons had geleverd en van welke storingen de bewoners van het appartementencomplex dagelijks hinder ondervonden.
Het hof is van oordeel dat het spoedeisend belang met de aard van die vorderingen gegeven was. Grief 2 faalt derhalve.
17. DEA komt voorts op tegen het door de voorzieningenrechter gehanteerde uitgangspunt dat de garantieverplichting van DEA meebracht dat zij gehouden was de storingen aan de door haar geleverde producten kosteloos te verhelpen en dat zij dientengevolge gehouden was de zich in het intercomsysteem voordoende storingen kosteloos te verhelpen zolang zij niet aantoont dat het niet gaat om storingen in haar producten.
18. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
De voorzieningenrechter heeft allereerst miskend dat de aard en omvang van de garantieverplichting onderwerp van geschil was en geenszins tussen partijen vast staat. Voorts heeft de voorzieningenrechter - die in rechtsoverweging 5.13 van zijn vonnis overwoog dat tussen partijen in geschil is bij wie de oorzaak van de storingen ligt, zodat een deskundigenonderzoek daarnaar geïndiceerd is - ten onrechte geoordeeld dat DEA de storingen voorshands kosteloos diende te verhelpen. Aldus miskende de voorzieningenrechter dat het op de weg van [geïntimeerde] als oorspronkelijk eiseres lag om aannemelijk te maken dat de storingen aan de producten van DEA te wijten waren. DEA had zulks immers uitvoerig gemotiveerd betwist door erop te wijzen dat de storingen ook konden voortkomen uit de bekabeling of het netwerk of de wijze van installeren van de producten, waarvoor [geïntimeerde] verantwoordelijk was.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] haar stellingen dat de storingen waren terug te voeren op de producten van DEA in het kader van dit kort geding op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt, terwijl ook de door haar gestelde aard en omvang van de garantieverplichting van DEA niet aannemelijk is geworden. Om die reden had de vordering van [geïntimeerde] tot veroordeling van DEA om kosteloos voor herstel van de storingen zorg te dragen, afgewezen dienen te worden. De grieven 3, 8 en 9 slagen.
19. DEA heeft voorts grieven geformuleerd tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de uitlatingen die zij jegens opdrachtgevers van [geïntimeerde] heeft gedaan als onrechtmatig zijn aan te merken en dat het DEA om die reden verboden wordt contact te leggen en onderhouden met en negatieve uitlatingen te doen aan genoemde opdrachtgevers en een aantal derden.
20. Het hof is van oordeel dat, hoewel DEA zich beter had kunnen onthouden van het doen van uitlatingen over het betalingsgedrag van [geïntimeerde], deze uitlatingen niet van dien aard waren dat zij dergelijke vergaande verboden rechtvaardigden.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de uitlatingen enkel waren gedaan jegens de woningcorporaties Het Oosten en CWL en niet tegen alle door de voorzieningenrechter genoemde derden, terwijl het bovendien niet aannemelijk was dat DEA dergelijke uitlatingen in de toekomst zou herhalen.
Bovendien was het opleggen van een algeheel contactverbod naar het oordeel van het hof disproportioneel. Niet valt immers in te zien waarom het DEA niet vrij zou staan om - los van het onderhavige geschil - met betrekking tot bijvoorbeeld andere producten contact te hebben met de woningcorporaties en de door de voorzieningenrechter genoemde derden. De grieven 4, 5, 6 en 7 slagen.
21. Met haar tiende grief komt DEA op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat DEA de software voor de bellentableaus aan [geïntimeerde] ter beschikking diende te stellen en dat zij, DEA, zich terzake niet op een opschortingsrecht kon beroepen wegens het uitblijven van de betaling van [geïntimeerde], omdat [geïntimeerde] gerechtigd was een deel van haar betaling op te schorten.
22. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
Voor zover DEA betoogt dat de voorzieningenrechter onder 'apparatuur' niet 'software' mocht verstaan, faalt de grief. Niet bestreden is dat reeds tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg is aangegeven dat onder apparatuur software diende te worden verstaan.
Het hof verstaat de grief - in samenhang met de stellingen van DEA in eerste aanleg - aldus dat DEA zich gelet op de door [geïntimeerde] onbetaald gelaten nota's ter hoogte van € 45.000,-- ter zake op een opschortingsrecht beroept.
De grief slaagt voor zover deze opkomt tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat DEA geen beroep op een opschortingsrecht toekomt, omdat [geïntimeerde] gerechtigd was haar betaling op te schorten.
Het hof is voorshands van oordeel dat [geïntimeerde] niet gerechtigd was haar betaling op te schorten, omdat vooralsnog immers niet is komen vast te staan dat de storingen in het intercomsysteem terug te voeren zijn op de door DEA geleverde producten. Grief 10 slaagt.
23. Uit de bespreking van de voorgaande grieven vloeit voort dat ook grief 11 slaagt.
24. Nu het hof van oordeel is dat de oorspronkelijke vordering van [geïntimeerde] tot herstel van de storingen door DEA niet voor toewijzing vatbaar was, is de voorwaarde waaronder de voorwaardelijke eis in reconventie was ingesteld niet vervuld, zodat het hof aan de bespreking daarvan - en mitsdien aan de bespreking van grief 12 - niet toekomt. Dat heeft voorts tot gevolg dat grief 13 faalt.
25. Grief 14 mist zelfstandige betekenis en behoeft om die reden geen afzonderlijke bespreking. Hierbij gaat het hof er van uit, anders dan de tekst van de grief doet vermoeden, dat deze niet is gericht tegen de beslissing onder 7.1 en 7.2 van het bestreden vonnis, nu immers niet is gesteld of gebleken dat DEA belang heeft bij de niet-ontvankelijkheid van [geïntimeerde] in haar vordering jegens DEA Logic.
Slotsom
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vordering van [geïntimeerde] zoals geformuleerd in de inleidende dagvaarding sub V toewijzen, evenwel met dien verstande dat daaraan geen dwangsom zal worden verbonden.
[geïntimeerde] zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg in conventie en in de kosten van het hoger beroep in principaal appel, waarbij de kosten aan de zijde van DEA tot aan deze uitspraak gevallen, ten aanzien van het salaris voor de advocaat worden begroot in eerste aanleg in conventie op € 816,-- (kort geding liquidatietarief) en in hoger beroep in het principaal appel op € 2.682,-- (3 punten, tarief II).
DEA zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg in (voorwaardelijke) reconventie, waarbij de kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak gevallen ten aanzien van het salaris voor de advocaat worden begroot op € 408,-- (1/2 kort geding liquidatietarief).
Het hof ziet aanleiding om de kosten van het geding in hoger beroep in het incidenteel appel te compenseren aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt DEA om binnen twee dagen na betekening van dit arrest aan [geïntimeerde] te retourneren de sleutel van de sleutelkluizen van [geïntimeerde] in de appartementencomplexen Parkrand te Amsterdam en Hof van Chlimintzas en Glashof te Leerdam alsmede alle kopieën van deze sleutel die DEA in haar bezit heeft aan [geïntimeerde] te verstrekken;
verklaart DEA niet-ontvankelijk in haar vordering in;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van DEA op € 254,-- aan verschotten en € 816,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt DEA in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil aan verschotten en € 408,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep in het principaal appel en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van DEA op € 374,80 aan verschotten en € 2.682,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in het incidenteel appel in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten van de procedure in het incidenteel appel draagt;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, voorzitter, Wind en Wissink, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 2 juni 2009 in bijzijn van de griffier.