ECLI:NL:GHARN:2009:BI8018
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Stikkelbroeck
- A. Bartelds
- R. Rutgers van der Loeff
- Rechtspraak.nl
Verlenging terbeschikkingstelling en verdragsschending in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht van 3 september 2008, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar had verlengd. De raadsman van de betrokkene verzocht het hof om rekening te houden met de schending van artikel 5, lid 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en vroeg om deze schending te verdisconteren in de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging of in de termijn van verlenging van de maatregel. Het hof oordeelde dat de erkenning van de verdragsrechtelijke schending op zichzelf al voldoende bevrediging biedt voor het geschonden rechtsgevoel.
Het hof heeft de verzoeken van de raadsman om de verdragsschending te verdisconteren in de beslissing over de verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, omdat artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is op deze procedure. Ondanks de behandelvoortgang en de aanvragen voor onbegeleid verlof, oordeelde het hof dat het niet realistisch was om binnen een jaar de terbeschikkingstelling te beëindigen. De betrokkene had nog steeds intensieve behandeling en begeleiding nodig, gezien het aanwezige delictgevaar en de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een termijn van twee jaar verlengd. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee raadsheren, met inachtneming van de adviezen van deskundigen en de behandelvoortgang van de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen in het kader van terbeschikkingstelling en de bescherming van de samenleving.