ECLI:NL:GHARN:2009:BI9972

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000239-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed met een bromfiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1962 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol. De politierechter had hem een straf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zittingen op 13 februari en 12 juni 2009 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de advocaat-generaal een geldboete van € 280,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden eiste. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte op 18 mei 2007 in de gemeente [gemeente] met een bromfiets had gereden na het gebruik van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 760 microgram per liter lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en de op te leggen straf gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de zorgvuldigheid van het proces-verbaal van het ademonderzoek.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000239-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-490514-07
Arrest van 26 juni 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 februari 2009 en 12 juni 2009 in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 280,00, subsidiair 5 dagen hechtenis. Tevens heeft zij gevorderd verdachte te veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (tweewielige bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 760 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 18 mei 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, tweewielige bromfiets, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 760 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op de openbare weg rijden met een
bromfiets na het gebruik van alcoholhoudende drank.
Door het plegen van dit feit heeft de verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 maart 2009 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde straf, te weten een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in beginsel passend, maar ziet echter in de bijzondere omstandigheid dat de zaak eerder had kunnen worden afgedaan indien het proces-verbaal van het ademonderzoek zorgvuldiger was opgemaakt, aanleiding de gevorderde geldboete voorwaardelijk op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 (oud), 24 (oud) en 24c (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 176 en 179 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdtachtig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. F. Vellinga-Schootstra, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Anjewierden en mr. Vellinga-Schootstra beiden voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.