ECLI:NL:GHARN:2009:BJ4240

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002100-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Koolschijn
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • S.J. van der Woude
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door pompbediende van tankstation met oplegging van werkstraf en leerstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, een pompbediende van een tankstation, werd beschuldigd van verduistering van geldbedragen die hij onder zich had. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2007 en 12 november 2007, waarbij de verdachte op slinkse wijze geldbedragen verduisterde door contante betalingen van klanten in eigen zak te steken en vervolgens de tankpas van een klant te gebruiken om de transacties te maskeren. Dit leidde tot een aanzienlijke verduistering van geld, wat het vertrouwen van zowel de werkgever als de klanten ernstig heeft geschaad.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf en een leerstraf, en de benadeelde partij had een vordering ingediend die in eerste aanleg volledig was toegewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 30 uren en een leerstraf van 36 uren, evenals de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.129,12.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan verduistering en kreeg een werkstraf van 30 uren, met een vervangende hechtenis van 15 dagen, en een leerstraf van 36 uren, met een vervangende hechtenis van 18 dagen. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel werd opgelegd. Het hof heeft ook de kosten van het geding door de benadeelde partij toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002100-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-461550-07
Arrest van 13 juli 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren en een leerstraf 'budgetteringscursus' voor de duur van 36 uren.
Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.129,12 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 22 dagen hechtenis, gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met
12 november 2007 te of nabij[plaats] in de gemeente [gemeente], (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde] en/of tankstation [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerker van dat tankstation en/of pompbediende, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2007 tot en met 12 november 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], telkens opzettelijk geldbedragen, die toebehoorden aan [benadeelde] en/of tankstation [benadeelde], en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als medewerker van dat tankstation en/of pompbediende onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft in een periode van ruim 10 maanden op slinkse wijze geldbedragen verduisterd bij het tankstation waar hij werkzaam was. In het bedrijf waar verdachte werkte maakten sommige vaste klanten gebruik van een speciale tankpas, die bij het tankstation werd bewaard. Na het tanken werd de pas door de pompbediende door een apparaat gehaald om de rekening te registeren en een bon te verkrijgen. De bonnen werden bewaard en eenmaal per maand werden de rekeningen voldaan.
Verdachte stopte door klanten contant betaalde geldbedragen in eigen zak en haalde vervolgens - om te maskeren dat hij zich geld had toegeëigend - de pas van één van de vaste klanten door het apparaat om de rekening te registeren en een bon te verkrijgen. Op deze wijze heeft hij zich uiteindelijk een fors geldbedrag toegeëigend.
Verdachte heeft zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin. Door aldus te handelen heeft verdachte (die al 17 jaren bij het tankstation werkte) zowel het vertrouwen van zijn werkgever alsook het vertrouwen van de klanten van het tankstation op grove wijze beschaamd.
Verdachte is, zo blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2009, eerder veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof heeft kennis genomen van het op 16 januari 2008 omtrent verdachte opgemaakt adviesrapport van de reclassering, waarin wordt geadviseerd de gedragsinterventie budgetteringscursus en een werkstraf op te leggen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang gezien, is het hof van oordeel dat oplegging van een leerstraf 'budgetteringscursus' en een werkstraf van na te melden duur - zoals opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal - passend en geboden is.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof beschouwt de vordering, die is opgemaakt door [benadeelde], één van de vennoten van de [benadeelde], als te zijn ingediend namens genoemde vennootschap onder firma.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen zoals na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal ten aanzien van het toe te wijzen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 36f (oud), 57 (oud) en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een combinatie van werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast,
alsmede een leerstraf 'budgetteringscursus' voor de duur van zesendertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van achttien dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van duizend honderdnegenentwintig euro en twaalf cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend honderdnegenentwintig euro en twaalf cent ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeëntwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.