ECLI:NL:GHARN:2009:BJ5180
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A.A. van Rossum
- A. Smeeïng-van Hees
- A.M.C. Groen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid verzoek tot omzetting faillissement in schuldsaneringsregeling na gebrek aan kennisgeving
In deze zaak hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2], beiden wonende in Duitsland, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Almelo van 24 maart 2009. Dit vonnis wees hun verzoek tot opheffing van het faillissement en toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af. De rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk was dat zij te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd en dat hun totale schuldenlast ongeveer € 280.000,- bedraagt. [appellant sub 1] is fulltime werkzaam bij Aegon en [appellante sub 2] werkt 24 uur per week bij Carint.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2009 hebben beide appellanten hun standpunten toegelicht. [appellant sub 1] erkende dat hij eerder was veroordeeld voor verduistering, maar betoogde dat de rechter alle omstandigheden van het geval in overweging moest nemen. [appellante sub 2] betwistte dat zij wist dat het geld niet toekwam en stelde dat de rechtbank zonder nadere motivering had geconcludeerd dat zij hiervan op de hoogte was.
Het hof heeft vervolgens beoordeeld of [appellant sub 1] ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof concludeerde dat de griffier van de rechtbank Almelo geen kennisgeving had verzonden aan [appellant sub 1], waardoor hij niet in staat was om tijdig een verzoek tot omzetting in de schuldsaneringsregeling in te dienen. Dit maakte hem ontvankelijk in zijn verzoek.
Desondanks heeft het hof het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof oordeelde dat de schuld van [appellant sub 1] aan de benadeelde zeer verwijtbaar was en dat niet was aangetoond dat de overige schulden te goeder trouw waren aangegaan. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Almelo, waarmee het verzoek van de appellanten werd afgewezen.