ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7083

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.019.131/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Rowel-van der Linde
  • A. Kuiper
  • J. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van contractuele medehuurder voor huurbetalingen en hoofdelijke aansprakelijkheid ten opzichte van verhuurder

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een contractuele medehuurder voor huurbetalingen aan de verhuurder, in dit geval de stichting Woningstichting Centrada. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin zijn vorderingen werden afgewezen. De huurovereenkomst werd op 27 april 2005 gesloten door de appellant en een medehuurder voor een woning in Lelystad. Het huurreglement bepaalt dat bij meerdere huurders ieder hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige huurprijs. De appellant heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, waarbij hij betoogt dat de kantonrechter onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn omstandigheden en dat hij niet voldoende in zijn verweer is gehoord.

De feiten zijn als volgt: de medehuurder heeft de woning begin 2008 verlaten, en de appellant heeft het exclusieve gebruik van de woning gekregen. De verhuurder heeft de medehuurder per 23 februari 2008 uit haar verplichtingen ontslagen, maar de appellant blijft aansprakelijk voor de huurbetalingen. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de huurachterstand van de appellant de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen, omdat hij niet voldoende heeft onderbouwd dat de omstandigheden die hij aanvoert, de non-betaling rechtvaardigen.

Het hof heeft geoordeeld dat de appellant hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de huurbetalingen, ongeacht of de medehuurder de woning nog bewoont. De beslissing van de kantonrechter is bekrachtigd, en de appellant is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof heeft geen termen aanwezig geacht voor het toewijzen van wettelijke rente over de proceskosten, zoals door de appellant was gevorderd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van huurders in een hoofdelijk aansprakelijkheidsconstructie en de gevolgen van het niet nakomen van huurbetalingen.

Uitspraak

Arrest d.d. 1 september 2009
Zaaknummer 200.019.131/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM,
Nevenzittingsplaats LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
toevoeging,
advocaat: mr. K.D. Regter, kantoorhoudende te Geleen,
tegen
de stichting Woningstichting Centrada,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
advocaat: mr. T. Mulder, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 22 oktober 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 17 november 2008, hersteld bij exploot van 6 januari 2009, is door appellant hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van geïntimeerde tegen de zitting van 20 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"(...) dat de bestreden beschikking van Rechtbank Zwolle-Lelystad vernietigd dient te worden, met veroordeling van Centrada in de kosten van deze procedure alsmede in de kosten van de procedure in eerste aanleg."
Bij memorie van antwoord is door geïntimeerde verweer gevoerd met als conclusie:
"(...) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, al dan niet met verbetering en/of aanvulling van de gronden, het bestreden vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad van 22 oktober 2008 onder zaaknummer 408177 CV 08-8955 gewezen te bekrachtigen en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg en dit hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf zeven dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Appellant heeft twee grieven opgeworpen.
Het petitum
Het hof leest, met Centrada, in het petitum dat [appellant] vernietiging beoogt van het vonnis, en niet een beschikking, van de kantonrechter van 22 oktober 2008.
De beoordeling
De feiten
1. Als gesteld en erkend, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, staat tussen partijen het volgende vast.
1.1 [appellant] en [betrokkene] hebben op 27 april 2005 een huurovereenkomst met Centrada gesloten voor de woning aan Kreek 117 te Lelystad.
1.2 Het toepasselijke huurreglement bepaalt onder meer:
a. bij meer dan één huurder is ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele huurprijs;
b. de huurprijs is per maand bij vooruitbetaling voor de eerste dag van de nieuwe maand verschuldigd en verzuim treedt in op de eerste dag van de nieuwe maand, waarbij wettelijke rente verschuldigd wordt;
c. bij opzegging door een van de huurders duurt de overeenkomst ten aanzien van de andere huurders ongewijzigd voort;
d. als het huurrecht van een huurder eindigt door echtscheiding, dient huurder dat onmiddellijk na het onherroepelijk worden van de desbetreffende beschikking aan Centrada mee te delen. Zolang huurder die mededeling niet doet, blijft hij tegenover de verhuurder aansprakelijk voor de nakoming van alle verplichtingen.
1.3 Mw. Van der Aar heeft begin 2008 de huurwoning verlaten; bij voorlopige voorziening in de echtscheidingsprocedure tussen huurders d.d. 22 februari 2008 is aan [appellant] het uitsluitend gebruik van de woning toegekend. Bij brief van 23 april 2008 aan [betrokkene] heeft Centrada haar meegedeeld dat zij per 23 februari 2008 niet meer aansprakelijk is voor huurbetaling vanaf die datum, maar wel voor eventuele vorderingen tot die datum. Bij brief van dezelfde datum aan [appellant] heeft Centrada hem bericht dat contractwisseling mogelijk is na het opmaken van een opnamestaat en indien er geen huurachterstand is.
1.4 Contractwisseling heeft niet plaatsgevonden.
De beslissing in eerste aanleg
2. Centrada heeft op 16 juni 2008 een sommatiedagvaarding tegen [appellant] laten uitbrengen wegens huurachterstand en op grond daarvan betaling, ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3. De kantonrechter heeft in het vonnis, waarvan beroep, de vorderingen met uitzondering van incassokosten toegewezen.
Daarbij is overwogen dat de hoogte van de niet betwiste achterstand de ontbinding rechtvaardigt en dat de verweren van [appellant] niet opgaan. Onder rechtsoverweging 6 oordeelt de kantonrechter dat het bij dupliek gevoerde verweer onvoldoende handen en voeten heeft. Er zijn geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat:
- aan Centrada een verklaring is verzocht dat alleen [appellant] aansprakelijk is voor de huurbetalingen en dat zij geweigerd heeft deze af te geven;
- loonbeslag is gelegd waarbij geen rekening wordt gehouden met woonlasten en dit laatste volgens de beslagleggende deurwaarder (uitsluitend) het gevolg is van het ontbreken van een verklaring als hiervoor bedoeld;
- bij overlegging van zo'n verklaring het bedrag waarvoor beslag is gelegd zal worden verminderd (met het bedrag van de huurprijs).
Dit klemt temeer nu [appellant] dit verweer pas bij dupliek voert en dit niet ziet op een omstandigheid die pas na antwoord bekend is geworden.
4. Ontruiming heeft inmiddels plaatsgevonden. Een executie kort geding heeft [appellant] niet mogen baten.
5. Grief 1 luidt dat de kantonrechter ten onrechte geen althans onvoldoende rekening heeft gehouden met de door [appellant] geschetste omstandigheden. Blijkens de toelichting is het volgens [appellant] onredelijk dat Centrada, ondanks herhaald verzoek, heeft geweigerd om de huurovereenkomst alleen op zijn naam te zetten of een verklaring af te geven dat hij alleen aansprakelijk is voor huurbetaling, nu daardoor de beslagvrije voet niet kon worden aangepast. Dat is bovendien in tegenspraak met het bericht dat Centrada [betrokkene] per 23 februari 2008 uit haar verplichtingen ontslagen acht, welk bericht [appellant] eerst op 30 september 2008 vernam.
Met grief 2 betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft beslist dat hij zijn verweer onvoldoende handen en voeten heeft gegeven.
5.1 Het hof begrijpt deze grieven aldus dat [appellant] opkomt tegen hetgeen de kantonrechter heeft overwogen onder rechtsoverweging 6 van zijn vonnis. Het hof constateert dat ook Centrada blijkens punt 10 van haar memorie van antwoord de grieven aldus heeft opgevat. Voor zover Centrada met het slot van de tweede alinea van dat punt bedoelt dat het in hoger beroep gevorderde reeds moet worden afgewezen omdat [appellant] niet uitdrukkelijk heeft gegriefd tegen rechtsoverweging 8, waarin de kantonrechter samenvat dat de verweren op grond van het voorgaande niet slagen en de vordering grotendeels toewijsbaar is, wordt dat verweer verworpen. Het is immers ook Centrada volstrekt duidelijk op welke grond [appellant] wenst dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd.
5.2 Het hof zal beide grieven tezamen behandelen nu zij allebei betrekking hebben op
het onder 2.3 samengevatte verweer van [appellant] bij dupliek en de beoordeling daarvan door de kantonrechter in zijn rechtsoverweging 6, zoals weergegeven onder 3.
5.3 Het hof stelt voorop dat huurbetaling de kernprestatie is die de huurder dient te verrichten. Indien de huurder daarmee in gebreke blijft, rechtvaardigt zulks in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming, tenzij de huurder zodanig bijzondere omstandigheden stelt -en bij betwisting aannemelijk maakt- waaruit volgt dat de non-betaling in dit geval de ontbinding niet rechtvaardigt.
De -aanzienlijke- omvang van de huurachterstand is door [appellant] niet betwist.
5.4 Het hof overweegt dat het voor de omvang van de huurverplichtingen van [appellant] ten opzichte van Centrada niet uitmaakt tot welke datum hij een contractuele medehuurder had. Tot die datum was hij immers hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk, en daarna zou hij als enige aan huurderzijde aansprakelijk zijn voor betaling.
5.5 Met de in eerste aanleg bij dupliek en met de thans bij memorie van grieven ingenomen stellingen heeft [appellant] getracht een deel van de oorzaak van zijn betalingsprobleem bij Centrada neer te leggen: door haar opstelling konden minder woonlasten meegeteld worden voor de beslagvrije voet.
[appellant] heeft zijn stellingen dienaangaande evenwel ook in hoger beroep niet voldoende onderbouwd. Niet is gebleken van loonbeslag vòòr 23 juni 2008 (productie 1 bij memorie van grieven). De huurachterstand tot 1 juli 2008, waarvoor [appellant] in rechte werd betrokken, bedroeg al meer dan drie maanden huur. De huurachterstand is sindsdien alleen nog maar toegenomen.
De grieven falen reeds om deze reden.
6. Ten overvloede constateert het hof dat [appellant], voor zover het gaat om de bij dupliek bedoelde verklaring, ook in hoger beroep geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij Centrada met het oog op de omvang van het loonbeslag heeft gevraagd om een verklaring dat hij vanaf enig moment alleen aansprakelijk is voor de huurbetaling, laat staan dat Centrada heeft geweigerd aan een dergelijk verzoek te voldoen. In het midden kan daarom blijven of [appellant] een dergelijke verklaring nodig had voor het door hem gestelde doel, welke noodzaak Centrada overigens betwist.
7. Eveneens ten overvloede merkt het hof op dat in deze procedure niet door [appellant] is gevorderd dat Centrada hem een huurovereenkomst ten aanzien van het gehuurde aanbiedt op alleen zijn naam. Evenmin komt het hof in deze procedure een oordeel toe over de gevolgen van het (eenzijdig?) door Centrada accepteren van de huuropzegging door [betrokkene] als hoofdelijk medeschuldenaar, bijvoorbeeld met het oog op art. 6:12 e.v. BW.
De slotsom
8. Nu geen van de grieven gegrond is, dient het vonnis waarvan beroep te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (1 punt bij tarief II). Het hof acht geen termen aanwezig voor toewijzing van de wettelijke rente over proceskosten als gevorderd.
De beslissing
Het gerechtshof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Centrada tot aan deze uitspraak op € 254,- aan verschotten en € 894,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door mrs. Rowel-van der Linde, voorzitter, Kuiper en Fikkers, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 1 september 2009 in bijzijn van de griffier.