ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7593

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000366-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Poelman
  • A. Wachter
  • J. de Ruijter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding immateriële schade en kosten rechtsbijstand na detentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die ten gevolge van ondergane detentie schade heeft geleden. De verzoeker, geboren in 1978, had eerder een beschikking van de rechtbank ontvangen waarin hem een vergoeding was toegekend op basis van artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker vroeg in hoger beroep om een hogere schadevergoeding van in totaal € 3.180,- voor immateriële schade en € 7.868,50 voor gemaakte kosten in verband met de strafzaak tegen hem. Het hof heeft in openbare raadkamer kennisgenomen van de relevante stukken en de omstandigheden van de zaak, waaronder de detentie van de verzoeker van 5 augustus 2008 tot 7 augustus 2008, en het sepot van de strafzaak op 16 september 2008 zonder oplegging van straf of maatregel.

Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de verzoeker een hogere vergoeding toe te kennen dan gebruikelijk, gezien de ernstige reputatieschade die hij had opgelopen in een kleine gemeenschap. Het hof kende de verzoeker een immateriële schadevergoeding toe van € 2.500,-, alsook een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand tot het moment van ontvangst van de sepotmededeling, ter hoogte van € 2.405,29. Daarnaast werden de kosten van het verzoekschrift vergoed tot een bedrag van € 540,-. In totaal werd aan de verzoeker een schadevergoeding van € 5.445,29 toegekend, waarbij het hof de kosten van de deskundige afwees, omdat onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat deze inschakeling van belang was voor het strafrechtelijk onderzoek.

De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en kende de verzoeker de gevraagde vergoeding toe, met afwijzing van het meer of anders verzochte. De voorzitter van het hof heeft de tenuitvoerlegging van de beslissing bevolen, waarbij het bedrag op de rekening van de advocaat van de verzoeker moest worden overgemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM,
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Raadkamernummer hoger beroep: 366-09
Raadkamernummer eerste aanleg: 08/1373 en 08/1374
Beschikking d.d. 11 september 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op het hoger beroep tegen een beschikking ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering d.d. 11 februari 2009 van de rechtbank te Zwolle-Lelystad op een verzoek van:
[verzoeker]
geboren [1978] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon en bijgestaan door zijn raadsman mr. L.P.H. Hameleers, advocaat te Roermond.
1. De beschikking waarvan beroep
Bij voormelde beschikking van de rechtbank is aan verzoeker toegekend een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van € 285,- en een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van € 2.945,29.
2. Het verzoek
Verzoeker vraagt vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane detentie in een strafzaak heeft geleden ten bedrage van € 3.180,-, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.
Voorts vraagt verzoeker vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten en/of geleden schade in een strafzaak tegen hem ten bedrage van € 7.868,50 , zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.
Daarnaast vraagt verzoeker een vergoeding voor de gemaakte kosten van de indiening van het verzoekschrift.
3. Aanwending van het rechtsmiddel
Verzoeker is blijkens akte d.d. 12 februari 2009 op de voorgeschreven wijze (en tijdig) van voormelde beschikking in hoger beroep gekomen.
4. De behandeling in raadkamer
Het hof heeft in openbare raadkamer van 28 augustus 2009 kennis genomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de strafzaak betrekking hebbende stukken.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, alsmede de verzoeker en zijn advocaat.
5. De beoordeling van het hoger beroep
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het hof het navolgende gebleken:
- tegen verzoeker is een strafzaak aanhangig geweest;
- verzoeker is op 5 augustus 2008 in verzekering gesteld en op 7 augustus 2008 heengezonden;
- de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, te weten met een kennisgeving sepot d.d. 16 september 2008;
- verzoeker heeft tengevolge van voormelde detentie schade geleden;
- verzoeker heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend.
Het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering
Het hof is van oordeel, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker ter zake van immateriële schade een schadevergoeding toe te kennen.
Het hof is van oordeel dat aan verzoeker een hogere vergoeding dan gebruikelijk moet worden toegekend voor de in verzekering doorgebrachte tijd. Naar het oordeel van het hof heeft verzoeker voldoende aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van de in verzekeringstelling ernstige reputatieschade heeft opgelopen, gelet op de kleine gemeenschap die [plaats] is. Voorts acht het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat verzoeker hierdoor last heeft van slapeloosheid.
Het hof acht derhalve termen van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een bedrag van € 2.500,- toe te kennen voor de schade, welke hij tengevolge van voormelde detentie in voormelde strafzaak heeft geleden, hieronder mede begrepen de kosten voor verminderde arbeidsinzet.
Het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering
Verzoeker heeft in het verzoekschrift aangevoerd dat hij tengevolge van de strafzaak kosten heeft gemaakt en/of schade heeft geleden, te weten:
a. kosten raadsman € 6.389,80
b. kosten deskundige € 1.478,70
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de gemaakte kosten voor rechtsbijstand tot het moment van ontvangst van de sepotmededeling op 17 september 2008, derhalve een bedrag van
€ 2.405,29.
Het hof acht geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding van de kosten van de deskundige Vos. Naar het oordeel van het hof heeft verzoeker onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de inschakeling van deze deskundige van belang is geweest voor het strafrechtelijk onderzoek.
De kosten van het verzoek
De kosten van het verzoekschrift zal het hof vergoeden overeenkomstig de terzake geldende landelijke richtlijnen, en wel tot een bedrag van € 540,-.
Gelet op het vorenstaande zal het hof aan verzoeker de volgende vergoeding ten laste van de Staat toekennen:
- immateriële schade € 2.500,-
- kosten raadsman € 2.405,29
- kosten indiening verzoek € 540,-
totaal € 5.445,29
6. Beslissing (op het hoger beroep)
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
kent aan verzoeker [verzoeker]toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 5.445,29;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gewezen door mrs. Poelman, Wachter en De Ruijter, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Griffier Voorzitter
De voorzitter beveelt de tenuitvoerleging ten aanzien van dit bedrag door overmaking van dat bedrag op bankrekening nr. 14.44.27.362 ten name van HMB Advocaten rabo-rekening Roosteren onder vermelding van vergoeding [verzoeker].
Voorzitter
5
5
Raadkamernummer: 366-09