ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8163

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000899-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.H. Wachter
  • G.M. Meijer-Campfens
  • G.J. Niezink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na diefstallen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De veroordeelde, geboren in 1984 en thans verblijvende in PI Tilburg, was eerder veroordeeld voor meerdere diefstallen en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde uit zijn strafbare feiten een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald, geschat op € 8.000,-. De rechtbank had de betalingsverplichting voor de ontneming van dit voordeel vastgesteld op € 6.544,79.

De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het bedrag aan wederrechtelijk voordeel zou worden vastgesteld op € 8.544,79. Het hof heeft echter het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding, die was toegewezen tot een bedrag van € 1.455,21, in mindering gebracht op het geschatte voordeel. Hierdoor is het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 6.544,79.

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is ondertekend door de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000899-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-440238-08
Arrest van 21 september 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 maart 2009, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in PI Tilburg, Gevangenis te Tilburg,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 24 maart 2009 van voormelde rechtbank Zwolle-Lelystad in de strafzaak met parketnummer 07/440238-08, het door veroordeelde uit baten van de door hem gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 8.000,- en hem de verplichting opgelegd € 6.544,79 aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het bedrag aan wederrechtelijk voordeel wordt vastgesteld op € 8.544,79.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-000898-09) ter zake van winkeldiefstallen, gepleegd in de periode van 27 juni 2008 tot en met 26 november 2008 in diverse plaatsen in Nederland, veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf.
De veroordeelde heeft uit het bewezenverklaarde handelen voordeel verkregen. Er zijn tevens voldoende aanwijzingen dat hij voordeel heeft verkregen uit baten van soortgelijke feiten als die waarvoor hij is veroordeeld.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 8.000,-.
Bij voormeld arrest van dit hof is ter zake van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding (met een hoofdelijkheidsclausule) toegewezen tot een bedrag van € 1.455,21. Het hof zal dit bedrag in mindering brengen op het geschatte voordeel van € 8.000,-.
Derhalve zal het wederrechtelijk verkregen voordeel worden vastgesteld op een bedrag van € 6.544,79.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 6.544,79;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van zesduizend vijfhonderdvierenveertig euro en negenenzeventig cent ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.