ECLI:NL:GHARN:2009:BJ9581

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.019.049/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Kuiper
  • A. de Hek
  • F. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en aansprakelijkheid bij bekrachtiging huurovereenkomst door rechtspersoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en Café Moeders Pot B.V. De zaak betreft een huurachterstand die door [appellant] werd ingeroepen tegen Moeders Pot, die de huurovereenkomst had bekrachtigd na oprichting van de B.V. Het hof oordeelde dat de huurachterstand van € 326,90, inclusief vertragingsrente, te gering was om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. Het hof stelde vast dat de B.V. mede aansprakelijk was voor de huurachterstand, maar dat de bekrachtiging van de huurovereenkomst niet leidde tot een ontbinding van de overeenkomst. Het hof wees erop dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de huurachterstand en dat de huurverhogingen vanaf het vierde kwartaal van 2006 niet waren onderbouwd. De eerdere uitspraak van de kantonrechter werd bekrachtigd, en [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 6 oktober 2009
Zaaknummer 200.019.049/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.R.F. van der Mark, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
Café Moeders Pot B.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna (ook) te noemen: Moeders Pot,
advocaat: mr. P.M. Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 6 augustus 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 6 november 2008, gevolgd door herstelexploten van achtereen-volgens 9 december 2008 en 16 december 2008, is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Moeders Pot tegen de, nader aangezegde, zitting van 6 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven d.d.10 februari 2009 luidt:
"(...) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
I
het vonnis dat op 6 augustus 2008 onder rolnummer 08-4841 tussen partijen is gewezen door de rechtbank te Zwolle-Lelystad, sector Kanton, locatie Lelystad, te vernietigen, alsmede
II
de vorderingen van [appellant] zoals geformuleerd in de dagvaarding van 6 augustus 2008 alsnog toe te wijzen, met veroordeling van Moeders Pot in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord (met producties) is door Moeders Pot verweer gevoerd met als conclusie:
"(...) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel het bestreden vonnis te bekrachtigen (al dan niet onder aanvulling en/of verbetering van de gronden waar het op rust) onder veroordeling van appellant in de kosten."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft zijn bezwaren tegen het beroepen vonnis van 6 augustus 2008 in één grief samengevat. De grief luidt: "Ten onrechte heeft de Kantonrechter de stellingen van [appellant] niet inhoudelijk behandeld en zijn vorderingen afgewezen."
De beoordeling
De feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken, dan wel op grond van de overgelegde niet bestreden producties, staat in dit geding het volgende vast.
1.1. [appellant] is eigenaar van het bedrijfspand aan het Geinplein 3 te Almere, waarin een eetcafé onder de naam "Moeders Pot" wordt geëxploiteerd.
1.2. Tot in 2005 was [betrokkene 1] exploitant van deze horecagelegenheid.
Medio 2005 zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met elkaar in contact geraakt over de overname van "Moeders Pot". [appellant] is door hen benaderd voor overname van de huurovereenkomst.
1.3. Begin oktober is tussen [appellant] als verhuurder en "Café Moeders Pot B.V. i.o.", vertegenwoordigd door [betrokkene 2], een schriftelijke huurovereenkomst opgesteld voor de duur van vijf jaar, ingaande 1 oktober 2005, tegen een jaarhuur van € 9.000,--. Op deze huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte ex artikel 7A:1624 BW van toepassing verklaard.
1.4. "Café Moeders Pot B.V. i.o." is op 13 januari 2006 "overgedragen" aan
[betrokkene 3] die ook de exploitatie van het eetcafé heeft overgenomen. De BV i.o. was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 39 39091458, zowel vóór als na de overdracht aan [betrokkene 3]. Op 27 februari 2006 is de akte van oprichting betreffende Café Moeders Pot B.V. gepasseerd. Bestuurder van Café Moeders Pot B.V. is, blijkens een uittreksel uit het handelsregister, Frank Visch Beheer B.V., met als d.g.a. [betrokkene 3], met als bestuurder Frank Visch B.V.
1.5. Café Moeders Pot B.V. heeft sedertdien huurbetalingen gedaan.
1.6. Stellende dat tussen hem en [betrokkene 2] met betrekking tot het eetcafé Moeders Pot een huurovereenkomst bestaat, heeft [appellant] bij exploot van 18 april 2006 [betrokkene 2] voor de kantonrechter gedagvaard en gevorderd - kort gezegd - dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en [betrokkene 2] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, alsmede tot betaling van een boete en van schadevergoeding.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 18 oktober 2006 de vorderingen afgewezen. [appellant] is van dat vonnis in hoger beroep gekomen. Bij arrest van dit hof van 23 september 2008, dat aan dit arrest is gehecht, is het vonnis van de kanton-rechter bekrachtigd.
De procedure en de beslissing in eerste aanleg
2. [appellant] heeft primair gevorderd voor recht te verklaren dat geen huurovereenkomst bestaat tussen hem en Moeders Pot. Subsidiair vordert hij ontbinding van de met Moeders Pot gesloten huurovereenkomst. Voorts is zowel primair als subsidiair de ontruiming gevorderd door Moeders Pot van het gehuurde en veroordeling van Moeders Pot tot betaling van schade ten gevolge van huurderving, achterstallige huur, achterstallige betalingen, leveringen en diensten, opeisbare boetes, ontruimingskosten en advocaatkosten, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [appellant] heeft zijn vorderingen gebaseerd op de stelling dat Moeders Pot niet de vennootschap is die [appellant] en [betrokkene 2] destijds op het oog hadden en dat Moeders Pot derhalve niet in staat is om de door de B.V. i.o. aangegane verplichting te bekrachtigen. Daarom komt, aldus [appellant], Moeders Pot geen recht of titel toe om huurder van het door haar betrokken pand te zijn.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
Met betrekking tot de grief
3. De huurovereenkomst is met Café Moeders Pot B.V. i.o. gesloten.
Op zichzelf is juist dat [betrokkene 2], die als handelende partij namens de B.V. i.o. aansprakelijk was voor de nakoming van de huurovereenkomst totdat de B.V. was opgericht en deze overeenkomst had bekrachtigd, de huurovereenkomst niet zonder medewerking van [appellant] kon overdragen aan [betrokkene 3]. Dat is dan ook niet gebeurd en [betrokkene 2] is derhalve persoonlijk aansprakelijk gebleven voor de nakoming totdat de B.V. de huurovereenkomst had bekrachtigd.
Vanaf het moment dat deze rechtspersoon daadwerkelijk is opgericht, is sprake van een huurovereenkomst met een rechtspersoon, waarbij [appellant] als verhuurder niets over de eigendomsverhoudingen met betrekking tot de aandelen en de bestuursbenoemingen binnen die rechtspersoon heeft te vertellen.
In de situatie dat [betrokkene 2] de rechtspersoon zelf had opgericht, de rechtspersoon de huurovereenkomst had bekrachtigd terwijl [betrokkene 2] nadien de aandelen had vervreemd aan [betrokkene 3], had [appellant] daar niets tegen in kunnen brengen. De huurovereenkomst bevat geen enkele bepaling die een persoonlijke betrokkenheid van [betrokkene 2] bij de exploitatie van het café vereist. Ook overigens heeft [appellant] niets aangevoerd waaruit zou blijken dat die persoonlijke betrokkenheid van [betrokkene 2] voorwaarde was voor het sluiten van de huurovereenkomst.
4. Met betrekking tot de stelling van [appellant], dat de opgerichte B.V. niet de vennootschap is die hij bij het contracteren met de B.V. i.o. voor ogen had, overweegt het hof dat de naam en de aard van het bedrijf blijkens de inschrijving in het handelsregister en het nummer van inschrijving evenwel gelijk zijn gebleven. De opgerichte B.V. is dan ook te vereenzelvigen met de gelijknamige B.V. i.o. Het hof verwijst verder naar hetgeen in 's hofs eerdergenoemd arrest d.d. 23 september 2008 is overwogen onder 4 en 5.
De stelling van [appellant] - in alinea 8 van de memorie van grieven - dat alleen [betrokkene 2] toestemming van [appellant] had om Moeders Pot op te richten vindt geen steun in het recht.
5. Tegenover de gemotiveerde betwisting door Moeders Pot heeft [appellant] zijn stellingen omtrent een huurachterstand van enige importantie onvoldoende onderbouwd.
Uit de specificatie van de huurachterstand (productie 12 bij inleidende dagvaarding) blijkt dat ten tijde van het oprichten van de B.V. een huurachterstand bestond van € 326,90, inclusief vertragingsrente. Deze huurachterstand was voor de bekrachtiging door de B.V. al opeisbaar, zodat [betrokkene 2] daarvoor in beginsel dus aansprakelijk was. Na de oprichting van de B.V. en de bekrachtiging is de B.V. echter (mede) aansprakelijk. Zij had zich ervan moeten vergewissen dat er geen achterstand was. De bekrachtiging leidt daarom tot gebondenheid ex tunc.
Naar 's hofs oordeel is deze achterstand, mede gelet op het verdere verweer zijdens Moeders Pot op dit punt, evenwel te gering om ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen.
Voor de in rekening gebrachte huurverhogingen vanaf het vierde kwartaal 2006 is door [appellant] geen rechtsgrond gesteld. Het hof zal met deze huurverhogingen dan ook geen rekening kunnen houden.
Ook overigens is door [appellant] onvoldoende gesteld om aan te nemen dat aan de zijde van Moeders Pot sprake is van zodanig tekortschieten in haar verplichtingen als huurster dat ontbinding van de huurovereenkomst daardoor gerechtvaardigd zou zijn.
6. Het hof passeert het in algemene termen gestelde bewijsaanbod als onvoldoende gespecificeerd.
7. De grief faalt.
De slotsom.
8. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (1 procespunt naar tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Moeders Pot tot aan deze uitspraak op € 254,-- aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Kuiper, voorzitter, De Hek en Fikkers, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 6 oktober 2009, in bijzijn van de griffier.