ECLI:NL:GHARN:2009:BJ9769

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.027.370
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beversluis
  • A. Idsardi
  • P. van Lokven-van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gesloten uithuisplaatsing en ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gesloten uithuisplaatsing van de minderjarige appellante. De gesloten uithuisplaatsing was reeds beëindigd voordat appellante hoger beroep instelde. De advocaat van appellante, mr. H. Hulshof, heeft verzocht om vernietiging van de bestreden beschikkingen om vervolgens een schadevergoeding te kunnen indienen. Het hof oordeelt dat het belang van appellante, gelegen in de beëindiging van de uithuisplaatsing, niet voldoende is voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof stelt vast dat de appellante niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beroep, omdat de gesloten uithuisplaatsing al was beëindigd. Het hof komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de bestreden beschikkingen van de kinderrechter. De zaak betreft een complexe juridische discussie over de ontvankelijkheid van het hoger beroep en de voorwaarden waaronder een gesloten uithuisplaatsing kan worden aangevochten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een voldoende belang bij het instellen van hoger beroep, vooral in zaken die betrekking hebben op jeugdzorg en de rechten van minderjarigen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 oktober 2009
Zaaknummer 200.027.370
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat mr. H. Hulshof, kantoorhoudende te Emmeloord,
tegen
Bureau Jeugdzorg Flevoland,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: BJZ.
Belanghebbenden:
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
2. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 5 december 2008 heeft de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, een machtiging verleend om de minderjarige [appellante] (hierna: [appellante]), geboren op [geboortedatum] te [plaats], met ingang van 7 december 2008 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de termijn van vier weken. Bij beschikking van 23 december 2008 heeft de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, de machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een accommodatie van gesloten jeugdzorg, verleend door de kinderrechter te Lelystad op 5 december 2008, met ingang van die datum ingetrokken.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 11 februari 2009, heeft [appellante] verzocht de beschikkingen van 5 december 2008 en 23 december 2008 te vernietigen en opnieuw beslissende BJZ niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek voor een spoedmachtiging gesloten uithuisplaatsing van [appellante] vanaf 7 december 2008 voor de duur van vier weken, althans dat verzoek af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 29 juni 2009, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht het beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair ongegrond te verklaren met zoveel nodig bekrachtiging van de beschikking van de kinderrechter.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
5 augustus 2009 met bijlagen van mr. Hulshof en een faxbericht van 10 augustus 2009 met bijlage van BJZ.
Ter zitting van 20 augustus 2009 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [appellante], bijgestaan door haar advocaat, en de vader. Namens BJZ zijn verschenen [medewerker BJZ 1] en [medewerker BJZ 2] en namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) is verschenen [vertegenwoordiger de raad].
De beoordeling
De feiten
1. In 2001 zijn de ouders van [appellante] gescheiden, waarna [appellante] bij haar moeder is gaan wonen. De ouders hebben het gezag over [appellante]. In 2005 is ze, na een conflict met haar moeder, bij haar vader gaan wonen. Tot 2007 heeft ze afwisselend bij de moeder en de vader gewoond. Vanaf 2007 heeft ze haar hoofdverblijfplaats bij de vader.
2. [appellante] is laatstelijk van 4 maart 2008 tot 4 maart 2009 onder toezicht gesteld.
3.
In december 2007 is [appellante] vanwege gedragsproblematiek en een escalatie bij vader thuis geplaatst op een crisisgroep van Nieuw Veldzicht. In juni 2008 is ze overgeplaatst naar een behandelgroep van Nieuw Veldzicht. Hier is ze een aantal malen zonder toestemming weggebleven.
4. Bij beschikking van 10 juli 2008 heeft de kinderrechter voor de duur van vier weken een machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend, waarna ze op 14 juli 2008 in Het Poortje in Veenhuizen is geplaatst.
5. Bij beschikking van 29 juli 2008 heeft de kinderrechter met ingang van 7 augustus 2008 een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van gesloten jeugdzorg afgegeven voor de duur van vier maanden.
6. Op 5 december 2008 heeft de kinderrechter een verzoek van BJZ tot verlenging van voornoemde machtiging tot gesloten uithuisplaatsing afgewezen.
7. Op 5 december 2008 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg afgegeven met ingang van 7 december 2008 voor de duur van vier weken.
8. Sinds 18 december 2008 verblijft [appellante] weer thuis. Bij beschikking van
23 december 2008 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van gesloten jeugdzorg met ingang van 23 december 2008 ingetrokken.
9. [appellante] heeft zowel tegen de beschikking van 5 december 2008 als tegen de beschikking van 23 december 2008 hoger beroep ingesteld.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
10. Naar de mening van [appellante] is zij ontvankelijk in haar beroep. Zij voert daartoe aan dat er ten tijde van het verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing noch een indicatiebesluit van BJZ was, noch een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper. Voorts is [appellante] voorafgaand aan de toewijzing van het verzoek niet gehoord, terwijl dit wel mogelijk was, omdat zij in Het Poortje verbleef. Er is derhalve aan drie van de formele vereisten voor een spoeduithuisplaatsing niet voldaan, aldus [appellante]. Bovendien was de verlenging van de gesloten uithuisplaatsing reeds op 5 december 2008 afgewezen vanwege het ontbreken van de instemming van een gedragsdeskundige. BJZ heeft een onrechtmatige daad gepleegd, omdat BJZ wist dat zij misbruik maakte van het recht door alsnog een verzoek voor een spoedmachtiging gesloten uithuisplaatsing te doen. [appellante] wil daarom een schadevergoedingsprocedure tegen BJZ starten. Nu de kinderrechter de machtiging voor gesloten plaatsing echter met ingang van
23 december 2008 in plaats van met ingang van 7 december 2008 heeft ingetrokken, is de machtiging niet met terugwerkende kracht aan de gesloten plaatsing komen te ontvallen. Teneinde een schadevergoeding te kunnen verkrijgen dienen daarom beide bestreden beschikkingen door het hof te worden vernietigd, aldus [appellante]. Zij ziet hierin een bijzondere omstandigheid op grond waarvan zij voldoende belang heeft bij het hoger beroep, zodat zij in haar beroep ontvankelijk dient te worden verklaard.
11. BJZ stelt te hebben gehandeld conform de op dat moment geldende afspraken met de kinderrechter. Ter zitting van 18 december 2008 was er wel een indicatie gesloten jeugdzorg. Uit het persoonlijkheidsonderzoek bleek dat [appellante] een behandeling nodig had en dat er vanuit de gesloten plaatsing via een besloten plaatsing naar thuisplaatsing gewerkt moest worden. BJZ vond op dat moment thuisplaatsing niet verantwoord, omdat er niet tijdig nazorg geregeld kon worden en er geen dagbesteding voor [appellante] was. Ook gezinsbegeleiding was niet mogelijk op korte termijn. BJZ is dan ook van mening dat het beroepschrift van [appellante] niet-ontvankelijk dan wel ongegrond dient te worden verklaard.
12. Het hof stelt voorop dat de gesloten uithuisplaatsing van [appellante] reeds was beëindigd voordat zij hoger beroep instelde. Mr. Hulshof heeft namens [appellante] verklaard dat de vernietiging van de bestreden beschikking is verzocht teneinde vervolgens een verzoek tot schadevergoeding te kunnen indienen. Gelet op de vaste jurisprudentie is een dergelijk belang niet een voor de ontvankelijkheid van dit beroep genoegzaam belang, zijnde een belang gelegen in de beëindiging van de uithuisplaatsing, zodat [appellante] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beroep. Voor het eventueel vaststellen van misbruik van bevoegdheid door BJZ is niet noodzakelijk dat de bestreden beschikkingen door het hof worden vernietigd.
13. Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan de inhoudelijke toetsing van de bestreden beschikkingen.
Slotsom
14. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikkingen d.d. 5 december 2008 en 23 december 2008.
Aldus gegeven door mrs. Beversluis, voorzitter, Idsardi en Van Lokven-van der Meer, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2009 in bijzijn van de griffier.