ECLI:NL:GHARN:2009:BK0197

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.311/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Zuidema
  • Kuiper
  • Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op partnerpensioen bij tegenstrijdig belang bestuurder en vennootschap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 13 oktober 2009, staat de aanspraak van de appellante op een partnerpensioen centraal. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.F.M.G. Heutink, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerden, waaronder [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding B.V. en [persoonsnaam] Pensioen B.V., vertegenwoordigd door mr. P.M. Wilmink. De zaak betreft een pensioentoezegging en de rol van de vennootschap in het geval van een tegenstrijdig belang van de bestuurder. Het hof heeft in een eerder tussenarrest vastgesteld dat de appellante recht heeft op het partnerpensioen, maar de geïntimeerden hebben hiertegen geprotesteerd.

Het hof heeft in zijn eindbeslissing geoordeeld dat de appellante aanspraak heeft op het partnerpensioen, ondanks de bezwaren van de geïntimeerden. Het hof verwierp het standpunt van de geïntimeerden dat er geen toereikend besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (Ava) was om de pensioentoezegging te wijzigen. De Ava had de bestuurder gemachtigd om een nieuwe pensioenbrief op te stellen, die ook een partnerpensioen voor de appellante omvatte. Het hof oordeelde dat de wijziging van de pensioenen niet alleen betrekking had op de pensioenen van de bestuurder en zijn voormalige echtgenote, maar ook op die van de appellante.

De slotsom van het hof was dat het beroepen vonnis diende te worden vernietigd en dat de vorderingen van de appellante werden toegewezen, met uitzondering van een niet-toewijsbare vordering. De geïntimeerden werden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het hof heeft de kosten van het geding in eerste aanleg en hoger beroep vastgesteld en de geïntimeerden verplicht om de appellante te informeren over de geldelijke waarde van haar aanspraken op grond van de pensioenregeling, onder verbeurte van een dwangsom bij niet-nakoming.

Uitspraak

Arrest d.d. 13 oktober 2009
Zaaknummer 107.002.311/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats en gemeente appellante],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. G.F.M.G. Heutink, kantoorhoudende te Apeldoorn,
tegen
1. [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente [plaats],
2. [persoonsnaam] Pensioen B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente [plaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s.,
advocaat: mr. P.M. Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 3 maart 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het genoemde tussenarrest hebben [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. een akte genomen, waarop [appellante] met een antwoordakte heeft gereageerd.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In hetgeen het hof in r.o. 2 en 3 van het genoemde arrest aan feiten heeft vastgesteld en hetgeen het hof met betrekking tot grief 1 heeft overwogen, ligt besloten dat het hof bij eindbeslissing heeft geoordeeld dat [appellante] aanspraak heeft op het litigieuze partnerpensioen.
2. Bij akte zijn [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. tegen deze eindbeslissing opgekomen.
3. Vooropgesteld moet worden dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zal doen ( HR 25 april 2008, LJN: BC2800, NJ 2008, 553).
4. Anders dan [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. ingang tracht te doen vinden kan het hof in hetgeen in het genoemde tussenarrest is overwogen geen onjuiste juridische of feitelijke grondslag van bedoelde eindbeslissing ontwaren.
Het hof verwerpt het standpunt dat er geen toereikend besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (Ava) was om tot wijziging van de pensioentoezegging over te gaan. Het hof verwijst naar de feiten die bij het tussenarrest zijn vastgesteld. De Ava heeft [geïntimeerde in persoon] gemachtigd een nieuwe pensioenbrief op te stellen. Ook de oude pensioenbrief voorzag in een partnerpensioen ten behoeve van de toenmalige echtgenote. Het huwelijk tussen haar en [geïntimeerde in persoon] was evenwel op 21 december 1989 ontbonden. Het hof deelt niet het door [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. ingenomen standpunt dat de wijziging van de pensioenen waartoe de Ava bij besluit van 12 november 1993 had gemachtigd nog uitsluitend kon zien op het door [geïntimeerde in persoon] en zijn voormalige echtgenote toegekende pensioenen en dat [geïntimeerde in persoon] ten onrechte een pensioenbrief mede ten gunste van [appellante] heeft opgesteld.
5. [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. hebben weliswaar ingevolge het genoemde tussenarrest bij akte een berekening overgelegd, maar zij doen die berekening niet vergezeld gaan van deugdelijke bescheiden.
6. Hetgeen het hof in het genoemde tussenarrest en hiervoor heeft overwogen leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [appellante] als oorspronkelijk eiseres in voege als in het dictum van dit arrest te omschrijven voor toewijzing gereed liggen met dien verstande dat de vordering van [appellante] als verwoord onder 3 in het petitum van de dagvaarding in hoger beroep en onder III van de memorie van grieven wegens haar onbepaaldheid niet toewijsbaar is. [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. hebben derhalve bij het gestelde in nr. 10 van de akte geen belang.
De slotsom
7. Het beroepen vonnis dient te worden vernietigd. De vorderingen van [appellante] als oorspronkelijk eiseres zullen worden toegewezen in voege als in het dictum van dit arrest te omschrijven met uitzondering van de niet-toewijsbare vordering als hiervoor in r.o. 6 bedoeld. [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. De kosten van het geding in eerste aanleg zullen worden begroot naar het liquidatietarief voor de rechtbanken (tarief II; 2,5 pt. à € 452,--). De kosten van het geding in hoger beroep zullen worden begroot naar het liquidatietarief voor de hoven (tarief II: 2 pt à € 894,--).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het beroepen vonnis
en opnieuw rechtdoende:
A. verklaart voor recht dat [appellante] op grond van de daartoe bestaande pensioenovereenkomst aanspraak op partnerpensioen toekomt;
B. veroordeelt [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. - des dat indien de één deze verplichting nakomt de ander zal zijn bevrijd - om binnen één maand na betekening van dit arrest [appellante] onder overlegging van deugdelijke bescheiden schriftelijk te informeren over de geldelijke waarde van de haar maandelijks toekomende aanspraken op grond van de bestaande pensioenregeling;
C. bepaalt dat de veroordeling onder B. geschiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. in gebreke blijven aan die veroordeling te voldoen met een maximum van € 10.000,--;
D. veroordeelt [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. om al hetgeen [appellante] ter uitvoering van het beroepen vonnis aan [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. heeft voldaan, te weten wegens proceskosten een bedrag van € 1.378,--, aan haar terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2007 tot de dag der terugbetaling;
E. veroordeelt [persoonsnaam geïntimeerde] Machinery Holding c.s. in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante]:
in eerste aanleg op € 332,87 aan verschotten en € 1.130,-- aan salaris voor de procureur,
in hoger beroep op € 370,85 aan verschotten en € 1.788,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
F. verklaart dit arrest, voor zover het de veroordelingen sub B, C, D en E betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
G. wijst af het anders of meer gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Zuidema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 13 oktober 2009 in bijzijn van de griffier.