ECLI:NL:GHARN:2009:BK1179

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000186-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • O. Anjewierden
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • G.M. Meijer-Campfens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door het vervoeren van een rund vanuit een beperkingsgebied

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van het overtreden van artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het betrof een incident waarbij op 19 januari 2007 een rund vanuit een 20-kilometergebied, dat onderhevig was aan beperkende maatregelen vanwege de uitbraak van bluetongue, naar een ander bedrijf werd vervoerd. De verdachte heeft erkend dat dit vervoer heeft plaatsgevonden, wat in strijd was met de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006.

De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er omstandigheden waren die de ernst van de strafbaarheid verminderden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict was veroordeeld en dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg de verdediging van de verdachte ernstig had geschaad.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen aan de verdachte, ondanks de vaststelling van de schuld. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige rechtsgang en de bescherming van de rechten van de verdediging, zelfs in gevallen van overtredingen van economische delicten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000186-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-994707-07
Arrest van 23 oktober 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 januari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres],
ter terechtzitting vertegenwoordigd door [naam], directeur van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen van 2 september 2008 en 9 januari 2009 in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren, zal kwalificeren als een misdrijf en haar ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 19 januari 2007 te [plaats] in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen in strijd met artikel 4 juncto artikel 10 van de Regeling beperkingsgebieden bluetonque 2006 een herkauwer, te weten een rund heeft laten vervoeren vanaf een bedrijf gelegen in het 20-kilometergebied te weten de [straat], te [plaats], naar een bedrijf gelegen in het gebied, bedoeld in bijlage II van voornoemde Regeling.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 19 januari 2007 te [plaats] in de gemeente [gemeente], opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met artikel 4 juncto artikel 10 van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 een herkauwer, te weten een rund, heeft laten vervoeren vanaf een bedrijf gelegen in het 20-kilometergebied, te weten de [straat], te [plaats], naar een bedrijf gelegen in het gebied, bedoeld in bijlage II van voornoemde Regeling.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
Het hof overweegt met betrekking tot de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan het volgende.
Toen zich in Nederland in 2006 een geval van bluetongue - een virusziekte bij herkauwers - voordeed, zijn ter uitvoering van Europese richtlijnen beperkende maatregelen ingesteld om bluetongue te bestrijden en uit te roeien, vervat in de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006. Een van die maatregelen hield in dat het vervoer van herkauwers vanuit het 20-kilometergebied rondom het besmette bedrijf werd verboden. Het bedrijf [verdachte] was op 19 januari 2007 gelegen in het 20-kilometergebied.
De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij op 19 januari 2007 met een andere werknemer een rund heeft laten vervoeren vanaf het bedrijf (gelegen in het 20-kilometergebied) naar een bedrijf gelegen buiten dat gebied.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 juli 2009 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk delict is veroordeeld.
De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat hoger beroep is ingesteld om de wijze waarop de zaak is behandeld aan de orde te stellen.
Gelet op de dossierstukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd is het hof van oordeel dat verdachte door de wijze waarop de zaak ter zitting in eerste aanleg is behandeld, met miskenning van haar recht (door het verzoek een meegebrachte getuige ter zitting te horen af te wijzen op een grond die de afwijzing niet zelfstandig kan dragen en ter zitting volstrekt niet meer in te gaan op de reden van een eerdere aanhouding), zo ernstig in haar verdediging is geschaad, dat de vertegenwoordiger van verdachte genoodzaakt was de zaak voor te leggen aan de appelinstantie.
Hoewel verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit is het hof van oordeel dat, met name gelet op bovengenoemde omstandigheden, toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Oplegging van een werkstraf voegt naar het oordeel van het hof niets meer toe.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 4 van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat aan [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Meijer-Campfens voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-