ECLI:NL:GHARN:2009:BK1718

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS P08/0096
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging van terbeschikkinggestelde na evaluatie van behandelresultaten en risicofactoren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2009 uitspraak gedaan over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van een terbeschikkinggestelde. Het hof oordeelt dat de betrokkene, die sinds 2008 onder TBS stond, zich in een verbeterde situatie bevindt. Diverse deskundigen hebben geadviseerd dat de betrokkene beter beïnvloedbaar is geworden en dat hij zichzelf discipline heeft aangeleerd om afspraken na te komen. De psychiater Westerborg heeft in zijn rapportage aangegeven dat de betrokkene geen klachten vertoont die wijzen op een organische oorzaak van zijn problemen, maar dat het recidiverisico nog steeds aanwezig is. Het hof heeft ook de rapportages van de Verslavingszorg Noord Nederland in overweging genomen, die bevestigen dat toezicht uitvoerbaar is bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, mits er specifieke voorwaarden worden gesteld.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 3 maart 2008 vernietigd, waarin de terbeschikkingstelling met twee jaar werd verlengd. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de betrokkene zwaarder wegen dan de risico's, gezien de verbeteringen in zijn functioneren en de mogelijkheid tot resocialisatie. De betrokkene moet zich houden aan een aantal voorwaarden, waaronder het niet plegen van strafbare feiten en het onderhouden van contact met de reclassering. Het hof heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, maar de verpleging van overheidswege beëindigd onder specifieke voorwaarden gericht op de persoonlijke risicofactoren van de betrokkene.

Uitspraak

TBS P08/0096
Beslissing d.d. 23 oktober 2009
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 3 maart 2008, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof beschouwt als hier herhaald en ingelast de inhoud van de tussenbeslissingen van het hof van 23 december 2008 en 26 mei 2009, waarbij in de laatste beslissing onder meer is overwogen dat de zaak wordt heropend teneinde een onafhankelijk psycho-neurologisch onderzoek te laten verrichten en daarnaast een rapportage door de reclassering te laten opmaken omtrent de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
• Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep ruim vijf maanden na het instellen van het hoger beroep door het hof behandeld, waarna de zaak meermalen is aangehouden teneinde nader onderzoek te laten verrichten, de nodige rapportages te laten opmaken en de reclassering te laten rapporteren omtrent de mogelijkheid om te komen tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
Het hof gaat bij de beoordeling uit van de inhoud van de volgende rapportages, correspondentie en getuige-deskundigenverklaringen. Voor de duidelijkheid zullen kort de belangrijkste conclusies van de rapportages, de correspondentie en de getuige-deskundigenverklaringen hierna worden weergegeven:
- Uit de Pro Justitia rapportage van W.F. Kordelaar, psycholoog, d.d. 24 december 2007, volgt dat qua diagnose niet met volledige zekerheid is komen vast te staan of betrokkene lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis dan wel heeft te kampen met een persoonlijkheidspathologie. De risicoprognose is op basis van de uitkomst van de HKT-30 risico-taxatie ongunstig. Gezien vanuit het beloop van de behandeling in relatie tot de ernst van de persoonlijkheidspathologie is een volledig zelfstandig functioneren van betrokkene niet goed voor te stellen. Kordelaar adviseert een verlenging van de maatregel voor de duur van twee jaar.
- Uit de Pro Justitia rapportage van P.J.A. van Panhuis van 4 januari 2008 volgt dat betrokkene een identiteitszwakke, angstige naar paranoïde neigende persoonlijkheidsstructuur heeft die de criteria van de persoonlijkheidsstoornis overschrijdt. Het polydrugsmisbruik (in remissie) is een belangrijke risicofactor waarop verdere behandeling tijdens een resocialisatietraject zich moet richten. Met een goed risicomanagement moet de nog bestaande delictgevaarlijkheid buiten een TBS-kliniek te hanteren zijn. Er zijn nog genoeg behandelmogelijkheden en de gevaarlijkheid van betrokkene is niet zo groot en direct dat daarvoor een TBS omgeving nodig blijkt. Ook Van Panhuis adviseert een verlenging van de tbs met twee jaar.
- Uit het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 4 januari 2008 blijkt deze kliniek tot een andere diagnose komt dan de Van Mesdagkliniek, waar betrokkene eerder verbleef. FPC [verblijfplaats] komt tot de conclusie dat betrokkene moet worden gediagnosticeerd als een man die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, schizoïde en schizotypische, paranoïde en theatrale trekken. Tijdens de behandeling van betrokkene in [verblijfplaats] ontstaat twijfel omtrent de vraag of betrokkene tevens lijdt aan een autistiforme stoornis. Er is enerzijds sprake van een vorm van reciprociteit in het contact met betrokkene, anderzijds zijn er grote verschillen van mening over hoe de wereld in elkaar steekt. De kliniek acht de kans op toekomstig gewelddadig gedrag bij een terugkeer in de maatschappij zowel op korte als op de lange termijn groot. Een longstay plaatsing in de toekomst behoort tot de mogelijkheden, aldus [verblijfplaats].
- Tijdens de verlengingsprocedure in eerste aanleg heeft de getuige-deskundige [naam], psychiater en behandelcoördinator bij [verblijfplaats] bij de rechtbank te Leeuwarden op 18 februari 2008 verklaard dat hij twijfels heeft of er wel of niet sprake is van een autistische stoornis bij betrokkene. De getuige-deskundige merkt op dat wanneer betrokkene middelen gaat gebruiken, hij gevaarlijk wordt. Betrokkene heeft aangegeven dat niet meer te gaan doen en de getuige-deskundige verklaart dat te geloven. [Naam getuige-deskundige] verklaart dat de kliniek zal bekijken hoe het verder moet met de verslavingsproblematiek van betrokkene. [Naam getuige-deskundige] verwacht dat betrokkene tussen dat moment en een jaar onbegeleid verlof zal krijgen.
- De rechtbank Leeuwarden heeft bij beslissing van 3 maart 2008 de terbeschikkingstelling van betrokkene onder verwijzing naar het verlengingsadvies van [verblijfplaats] en de delictgevaarlijkheid met een termijn van twee jaar verlengd, nu de psychische problematiek die ten grondslag lag aan de gepleegde delicten nog (onveranderd) aanwezig is.
- In het kader van een time-out naar aanleiding van een incident wordt betrokkene in mei 2008 in [verblijfplaats] geplaatst alwaar hij geen behandeling meer ontvangt.
- Tijdens de zitting van het hof van 12 december 2008 verklaart de getuige-deskundige [naam getuige-deskundige], klinisch psycholoog en werkzaam bij de [verblijfplaats] dat betrokkene redelijk stabiel functioneert. De getuige-deskundige gaat ervan uit dat bij betrokkene sprake is van een oppositionele stoornis. Hij heeft een beperkte angst- en frustratiecontrole en verliest snel het overzicht waardoor hij gestrest raakt en agressief. In tegenstelling tot Van Panhuis ziet [naam getuige-deskundige] weinig tot geen mogelijkheden om nog te komen tot een succesvolle behandeling. Gelet op de aarzelingen omtrent de diagnose is in de laatste behandelbespreking van de kliniek een onderzoek door het Pieter Baan Centrum ter sprake geweest.
- In de tussenbeslissing van het hof van 23 december 2008 spreekt het hof zijn zorg uit over het gebrek aan informatie, de lange duur van de time-out in de [verblijfplaats] en het gebrek aan uitzicht op een vervolgsituatie en overweegt dat betrokkene hierdoor in zijn belangen wordt geschaad. Het hof heropent de zaak teneinde het Pieter Baan Centrum in de gelegenheid te stellen betrokkene neurologisch te onderzoeken en omtrent de diagnostiek te laten rapporteren. Nadien blijkt dat betrokkene weigert om zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek door het Pieter Baan Centrum.
- Bij tussenbeslissing van het hof van 26 mei 2009 concludeert het hof dat nog altijd niet duidelijk is hoe de kliniek het verdere verloop van de behandeling van betrokkene ziet. Uit een door de kliniek verzonden brief van 4 mei 2009 blijkt niet van behandelvoornemens van de kliniek, noch worden recente wettelijke aantekeningen van de kliniek ontvangen. Het hof overweegt dat het nog altijd behoefte heeft aan nadere informatie omtrent de diagnose van betrokkene. Voorts overweegt het hof dat het van mening is dat - gelet op de lange duur dat betrokkene inmiddels op de [verblijfplaats] verblijft - de belangen van betrokkene zwaarder komen te wegen en dat een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling van betrokkene in zicht komt. Het hof beslist tot het laten opmaken van een onafhankelijke neuropsychologische rapportage en een maatregelrapport door de reclassering.
- Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de raadsman het hof te kennen gegeven dat het beroep van betrokkene bij de RSJ, gericht tegen een uitspraak van de beklagcommissie van [verblijfplaats], gegrond is verklaard. Uit de door de raadsman aan het hof toegezonden beslissing van de RSJ van 3 augustus 2009 blijkt dat de reden van de gegrond verklaring is dat betrokkene door het FPC ten onrechte werd onderworpen aan de beperkende maatregelen en de overplaatsing naar [verblijfplaats], terwijl het verblijf van betrokkene op [verblijfplaats] bovendien onevenredig lang voortduurt.
- Uit aanvullende gegevens van [verblijfplaats] d.d. 28 september 2009 volgt dat zich enige verbeteringen hebben voorgedaan in het functioneren van betrokkene, welke waarschijnlijk niet zijn toe te schrijven aan specifieke therapeutische interventies. Een aantal verbeteringen zijn mogelijk het gevolg van rijping. Betrokkene heeft zich zeer gedisciplineerd gewijd aan een opleiding en diploma’s gehaald. Behandelingangen worden nog altijd niet gezien. Betrokkene is erg vastberaden ten aanzien van zijn voornemen geen alcohol en drugs meer te willen gebruiken. De kliniek adviseert de maatregel met een jaar te verlengen.
- Op 6 oktober 2009 heeft M.A. Westerborg, psychiater, een rapportage uitgebracht omtrent betrokkene. Westerborg wijst er in zijn rapportage op dat betrokkene geen klachten heeft die wijzen op organiciteit als oorzaak van zijn contact of persoonlijkheidsstoornis. Het recidiverisico is onverminderd aanwezig omdat betrokkene niet in staat is geweest om in de maatschappij te praktiseren wat hij in de kliniek heeft geleerd. Betrokkene lijkt niet verder te kunnen veranderen maar lijkt thans beter beïnvloedbaar dan in het begin van de behandeling en hij heeft zichzelf voldoende discipline aangeleerd om afspraken na te komen. Het handhaven van die discipline zou de inzet van de begeleiding van betrokkene moeten worden.
• Gelet op de inhoud van bovenstaande rapportages, correspondentie en getuige-deskundigenverklaringen oordeelt het hof vast dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de tbs-maatregel wordt verlengd. Hoewel geen sprake is van volledige eenduidigheid omtrent de diagnose en het delictgevaar, staat voor het hof voldoende vast dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis (in welke vorm dan ook) en dat het recidivegevaar nog in een zodanige mate aanwezig is dat dit een verlenging van de tbs-maatregel vereist, nu geen van voornoemde deskundigen heeft geconcludeerd tot een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. Nu sinds de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 maart 2008 reeds meer dan een jaar is verstreken, is het hof van oordeel dat de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met een termijn van twee jaren.
• De kern van de onderhavige procedure betreft de vraag of resocialisatie van betrokkene haalbaar is en of de dwangverpleging eventueel voorwaardelijk dient te worden beëindigd. Het hof heeft bij tussenbeslissing van 26 mei 2009 reeds overwogen dat, ondanks de eerdere tussenbeslissing van het hof, het hof nog steeds geen wettelijke aantekeningen alsmede geen informatie van de kliniek heeft ontvangen waaruit duidelijk wordt hoe het verdere verloop van de behandeling van betrokkene eruitziet en het hof op grond daarvan een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging overwoog. Ter zitting van het hof van 9 oktober 2009 blijkt dat betrokkene thans gedurende bijna anderhalf jaar in [verblijfplaats] verblijft. In het laatste bericht van [verblijfplaats] van 28 september 2009 wordt wederom geen informatie verschaft hoe het verdere verloop van de behandeling van betrokkene eruitziet, noch enige mededeling gedaan omtrent de beëindiging van zijn plaatsing in [verblijfplaats].
Uit het maatregelrapport van de Verslavingszorg Noord Nederland van 5 oktober 2009 volgt dat de reclassering van oordeel is, gelet op de inhoud van alle adviezen en standpunten, dat in het geval dat het hof komt tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege het toezicht uitvoerbaar zal zijn. Daarbij wordt er op gewezen dat gelet op het karakter van betrokkene het toezicht een moeilijk en intensief traject zal zijn maar ook dat hij zich door zijn karakter naar verwachting wel zal houden aan gemaakte afspraken. De rapporteur adviseert in het rapport om naast de gebruikelijke voorwaarden de TBS met verpleging te beëindigen onder een zestal specifieke voorwaarden.
Het hof is gelet op bovenstaande van oordeel dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van betrokkene is geïndiceerd.
Het hof heeft daarbij tevens acht geslagen op de inhoud van bovengenoemde adviezen, waaruit volgt dat diverse deskundigen van oordeel zijn dat betrokkene is aangekomen tegen de grens van wat er door middel van behandeling ten aanzien van het gedrag en functioneren van betrokkene kan worden bereikt. Voorts acht het hof van belang dat psychiater Westerborg erop wijst dat betrokkene thans beter beïnvloedbaar lijkt dan in het begin van de behandeling en dat betrokkene zichzelf discipline heeft aangeleerd om afspraken na te komen. Tenslotte acht het hof van groot belang dat de Verslavingszorg Noord Nederland heeft bericht dat in geval van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van betrokkene het toezicht uitvoerbaar zal zijn, mede gelet op zijn gedisciplineerde karakter, wanneer naast de gebruikelijke voorwaarden de tbs van betrokkene wordt beëindigd onder een aantal specifieke voorwaarden gericht op de persoonlijke risicofactoren.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 3 maart 2008 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Beëindigt de verpleging van overheidswege van de terbeschikkingstelling betreffende [naam terbeschikkinggestelde] en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. Betrokkene zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten;
2. betrokkene zal zich houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering;
3. betrokkene houdt frequent contact met een reclasseringbegeleider, waarbij de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij betrokkene de reclassering over de diverse leefgebieden (zijn daginvulling, financiën, zijn sociale contacten, huisvesting etc.) informeert;
4. betrokkene heeft een 'inspanningsverplichting', hij zal initiatieven moeten tonen om de aanwijzingen en afspraken die hij maakt met de reclassering uit te voeren;
5. betrokkene is bereikbaar voor de reclassering, wat inhoudt dat hij de reclassering op de hoogte houdt van zijn verblijfplaats;
6. betrokkene gebruikt geen drugs en/of alcohol;
7. wanneer de reclassering dit nodig acht werkt betrokkene mee aan urinecontroles of andere controles die er toe dienen om alcohol en of middelengebruik op te sporen.
Aldus gedaan door
mr G. Mintjes als voorzitter,
mr W.R. Rosingh en mr J.H.M. Zwinkels als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak als griffier,
en op 23 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken.
Mr J.H.M. Zwinkels en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.