ECLI:NL:GHARN:2009:BL0278

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
104.004.460
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor elektriciteitsverbruik door hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [appellant] voor het elektriciteitsverbruik dat voortkwam uit een hennepkwekerij die in het door hem gehuurde pand was aangetroffen. [appellant] had het perceel gehuurd van Businesscenter Gennep en onderverhuurd aan de heer [A]. De huurovereenkomst bevatte bepalingen over de betalingsverplichtingen van de huurder, waaronder de huurprijs en bijkomende kosten. Na een inval door de politie in samenwerking met Nuon, werd vastgesteld dat er illegaal elektriciteit was afgetapt voor de hennepkwekerij. Nuon vorderde betaling van [appellant] voor het ongeregistreerde elektriciteitsverbruik, maar de rechtbank oordeelde dat niet was aangetoond dat er een overeenkomst tot levering van elektriciteit tussen Nuon en [appellant] bestond. Nuon had haar vordering gebaseerd op zowel een overeenkomst als een onrechtmatige daad. Het hof oordeelde dat de grieven van [appellant] doel troffen en dat de feiten onvoldoende waren om te concluderen dat hij onrechtmatig had gehandeld. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van Nuon af, waarbij het oordeelde dat [appellant] niet gehouden was verder onderzoek te doen naar de bedoelingen van [A] en dat er geen bewijs was van onrechtmatig handelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 104.004.460
zaak-/rolnummer rechtbank 152147/HA ZA 07-261
arrest van de tweede civiele kamer van 2 juni 2009
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R.J. Verweij,
tegen:
de naamloze vennootschap Liander N.V.,
tot 12 november 2008 geheten: N.V. Continuon Netbeheer,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Teekens.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor de procedure in eerste aanleg en het verloop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het tussenarrest van dit hof van 4 december 2007. Partijen zullen wederom worden aangeduid als [appellant] respectievelijk Nuon. In het tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft geen doorgang gevonden en partijen hebben verder geprocedeerd in hoger beroep.
1.2 Daarna heeft [appellant] bij memorie van grieven vier grieven tegen het vonnis van 3 oktober 2007 aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest zo nodig met verwijzing of aanvulling van de gronden de ingestelde vorderingen geheel zal afwijzen met veroordeling van Nuon in de kosten van beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft Nuon de grieven bestreden en bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis van 3 oktober 2007 zal bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
1.4 Vervolgens hebben partijen schriftelijk gepleit; daartoe hebben zij beiden schriftelijke pleitnotities in het geding gebracht. Nuon heeft daarbij een productie in het geding gebracht.
1.5 Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
2. De vaststaande feiten
2.1 Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties, de navolgende, ook door de rechtbank vastgestelde feiten vast.
2.2. Nuon heeft na een telefonische aanmelding voor aansluiting van de elektriciteit vanaf 1 januari 2004 het transport verzorgd van elektriciteit naar het perceel gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: het perceel).
2.3 [appellant] heeft met ingang van 1 januari 2004 het perceel gehuurd van Businesscenter Gennep (hierna BCG) tegen een all-in huurprijs van EUR 42.000,- per jaar, met het recht van onderhuur.
In de huurovereenkomst tussen BCG en [appellant] is in artikel 4.1 het volgende bepaald:
“4.1 De betalingsverplichting van de huurder bestaat uit:
- de huurprijs
- watergeld (rechtstreeks aan de leverancier te betalen)
- de vergoeding voor de bijkomende leveringen en diensten. (rechtstreeks aan de leverancier te betalen).”
2.4. [appellant] heeft met ingang van 1 januari 2004 het perceel onderverhuurd aan de heer [A] tegen een all-in huurprijs van EUR 43.200,- per jaar, zonder het recht van onderhuur.
In de (onder)huurovereenkomst tussen [appellant] en [A] is in artikel 4.1 het volgende bepaald:
“4.1 De betalingsverplichting van de huurder bestaat uit:
- de huurprijs
- watergeld (rechtstreeks aan de leverancier te betalen)
- elektriciteitskosten
- de vergoeding voor de bijkomende leveringen en diensten. (rechtstreeks aan de leverancier te betalen).”
2.5. Nuon heeft een contractsbevestiging verzonden, gericht aan [appellant] op het adres [adres] te [plaats]. Hierop heeft Nuon geen reactie ontvangen. Nuon heeft de door haar ontvangen termijnbetalingen ten behoeve van het perceel op naam van [appellant] geboekt.
2.6 Op 21 november 2005 heeft de politie in samenwerking met Nuon een inval gedaan in het perceel. Daarbij is een hennepkwekerij aangetroffen en geconstateerd dat ten behoeve hiervan illegaal elektriciteit is afgetapt door middel van een vóór de meterkast, zonder toestemming van Nuon, zelfstandig geplaatste aansluiting. De meterkast is daarbij beschadigd en de verzegeling verbroken. Nuon heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie.
2.7 Door de illegale aansluiting is het verbruik van de hennepkwekerij en een deel van het verbruik van het resterende deel van het perceel niet door de meter geregistreerd. Nuon heeft berekend dat in het perceel totaal 286.724 kWh elektriciteit is verbruikt die niet door de meter is geregistreerd.
2.8 Nuon heeft ter zake van dit verbruik en gemaakte kosten op 9 december 2005 een factuur aan [appellant] gezonden van in totaal EUR 38.928,15 inclusief btw. [appellant] heeft deze factuur onbetaald gelaten.
3. De beoordeling in hoger beroep
3.1 Gelet op de hiervoor onder 1.2 weergegeven conclusie van de memorie van grieven en het feit dat geen grieven zijn aangevoerd tegen het vonnis van 23 mei 2007, zal het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in het tegen dit vonnis ingestelde beroep.
3.2 Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellant] jegens Nuon aansprakelijk is voor het verbruik van elektriciteit als onder 2.7 bedoeld, en enkele aanvullende schadeposten. Nuon heeft aan haar daartoe strekkende vordering primair een met [appellant] bestaande overeenkomst tot levering van elektriciteit ten grondslag gelegd en subsidiair een onrechtmatige daad. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat een overeenkomst is gesloten tussen Nuon en [appellant], zodat voor toewijzing van de vordering op de primaire grondslag geen plaats is. De rechtbank heeft de vordering van Nuon echter toegewezen op de subsidiaire grondslag, onrechtmatige daad. Daartegen richten zich de grieven van [appellant].
3.3 Het hof ziet aanleiding eerst te beoordelen of de vordering van Nuon toewijsbaar is op de primaire grondslag, overeenkomst, nu deze grondslag op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep aan de orde komt indien één of meer grieven slagen.
3.4 Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het bestaan van een overeenkomst tot levering van elektriciteit tussen Nuon en [appellant] niet is aangetoond. Het hof volgt de rechtbank dan ook in haar oordeel dat de vordering van Nuon niet kan worden gebaseerd op een tussen partijen bestaande overeenkomst en maakt de overwegingen van de rechtbank onder 4.1 en 4.2 van het vonnis van 3 oktober 2007 tot de zijne.
3.5 Daarmee komt het hof toe aan de grieven 1 tot en met 3 van [appellant], die zich lenen voor een gezamenlijke behandeling. [appellant] bestrijdt met deze grieven de oordelen van de rechtbank dat [appellant], door in zee te gaan met [A], die hij niet goed kende, zonder verder onderzoek te doen naar diens werkelijke bedoelingen met het pand, door stukken te ondertekenen waarvan hij de inhoud niet precies kende en door het pand niet regelmatig te bezoeken, derden in de gelegenheid heeft gesteld een aansluiting van elektriciteit op zijn naam te verkrijgen, een hennepkwekerij in te richten in het perceel en daartoe illegaal elektriciteit af te tappen en aldus bewust het risico heeft genomen dat in het pand illegale activiteiten werden ontplooid, waardoor [appellant] zich onzorgvuldig en dus onrechtmatig jegens Nuon heeft gedragen en Nuon schade heeft geleden.
Deze grieven treffen doel. Naar het oordeel van het hof zijn de door de rechtbank genoemde feiten en omstandigheden, ook in onderling verband en samenhang beschouwd, onvoldoende om op grond daarvan te concluderen dat [appellant] in strijd met de maatschappelijke onzorgvuldigheid en daarmee onrechtmatig jegens Nuon heeft gehandeld. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken van enig oorzakelijk verband tussen enerzijds het door [appellant] op verzoek van [A] ondertekenen van stukken waarvan hij ([appellant]) de inhoud niet goed kende en anderzijds het feit dat bij Nuon de aansluiting voor het adres [adres] te [plaats] op naam van [appellant] kwam te staan. Nuon heeft ook geen schriftelijk stuk geproduceerd met de handtekening van [appellant] erop in relatie tot de elektriciteitsaansluiting op genoemd adres. Het valt dan ook niet in te zien hoe het bedoelde ondertekenen van stukken kan bijdragen aan het oordeel dat [appellant] jegens Nuon onrechtmatig heeft gehandeld. Voorts acht het hof van belang dat niet is gesteld of gebleken dat [appellant] wist, althans over enige aanwijzing beschikte dat de elektriciteitsaansluiting voor het perceel bij Nuon op zijn naam zou komen / stond, noch dat [A] of een derde illegale activiteiten in het gehuurde zou gaan ontplooien dan wel ontplooide. [appellant] heeft in dit verband onbetwist gesteld dat [A] reeds eerder door een huurder van het perceel in het gehuurde was gehuisvest en aan [appellant] had meegedeeld dat hij het pand nodig had om personeel voor de bouwwereld uit Engeland te kunnen huisvesten en dat hij het pand niet zelf kon huren, omdat hij nog niet was uitgeschreven in Engeland. Het hof is verder van oordeel dat [appellant] als huurder van het perceel niet tegenover Nuon gehouden was een verder onderzoek naar [A] te doen dan hij heeft gedaan, te weten het verlangen van een kopie van diens paspoort. Met name was [appellant], nu niet is gebleken van aanwijzingen voor illegale activiteiten, jegens Nuon niet gehouden de werkelijke bedoelingen van [A] met het perceel verder te onderzoeken of het perceel regelmatig te bezoeken.
3.6 Nuon heeft in eerste aanleg noch in hoger beroep (andere) feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [appellant] tegenover Nuon onrechtmatig heeft gehandeld. Het door Nuon gedane bewijsaanbod zal daarom worden gepasseerd als niet ter zake dienend. De vordering van Nuon is op de subsidiaire grondslag niet toewijsbaar.
3.7 Nu de vordering van Nuon op de primaire grondslag noch op de subsidiaire grondslag toewijsbaar is, dient het vonnis van de rechtbank te worden vernietigd en dient de vordering alsnog te worden afgewezen.
3.8 Grief 4, die ziet op de omvang van de schade, behoeft bij gebrek aan belang geen behandeling meer.
4 Slotsom
De grieven 1 tot en met 3 treffen doel. De vordering van Nuon is op de primaire noch op de subsidiaire grondslag toewijsbaar. Het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en de vordering van Nuon zal alsnog worden afgewezen. Nuon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 3 oktober 2007 en doet opnieuw recht;
wijst de vordering van Nuon af;
veroordeelt Nuon in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg begroot op € 1.158,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 925,00 voor griffierecht en wat betreft het hoger beroep begroot op € 2316,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, € 1.205,00 voor griffierecht en € 84,31 voor explootkosten;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Groefsema, H.M. Wattendorff en J.G.J. Rinkes en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2009.