ECLI:NL:GHARN:2009:BL0975

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.005.561
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst wegens hennep in woning

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 15 september 2009, gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen appellanten en de stichting Volkshuisvesting Arnhem. De appellanten, die in een huurwoning te Arnhem verbleven, werden geconfronteerd met een ontbinding van hun huurovereenkomst vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in de gehuurde woning. Op 27 juni 2007 vond de politie op de zolder van de woning een ruimte die was ingericht voor het telen van hennep. De verbalisant constateerde dat de zolder was uitgerust met een professioneel luchtventilatiesysteem, irrigatiesysteem en een groot aantal hennepplanten, wat duidde op een bedrijfsmatige teelt. De bevindingen van de politie, waaronder illegale elektriciteitsafname, werden als bewijs gebruikt in de rechtszaak.

De appellanten voerden in hoger beroep vijf grieven aan tegen het vonnis van de kantonrechter, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst was uitgesproken. Ze betoogden onder andere dat er geen hennepkwekerij was aangetroffen en dat zij niet verantwoordelijk waren voor de aangetroffen installatie. Het hof oordeelde echter dat de constateringen van de verbalisant voldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij en dat de appellanten in strijd hadden gehandeld met hun verplichtingen als huurders. De grieven van de appellanten werden verworpen, en het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter.

Het hof concludeerde dat de tekortkomingen van de appellanten in hun huurverplichtingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De persoonlijke omstandigheden van de appellanten, zoals het feit dat zij sinds 1995 zonder problemen in de woning woonden, werden niet als verzachtende omstandigheden beschouwd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellanten in de kosten van het hoger beroep, die werden begroot op € 886,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.005.561
(zaaknummer rechtbank 501343)
arrest van de vijfde civiele kamer van 15 september 2009
inzake
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2 ],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. J.G.T. Klooken,
tegen:
de stichting Stichting Volkshuisvesting Arnhem,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.E. Brands.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
18 februari 2008, dat de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem) tussen partijen heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Appellanten hebben bij exploot van 28 april 2008 aan geïntimeerde aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van geïntimeerde voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven hebben appellanten vijf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en hebben zij bewijs aangeboden. Zij hebben gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de door geïntimeerde ingestelde vorderingen in eerste aanleg alsnog zal afwijzen, met haar veroordeling in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde de grieven bestreden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof appellanten niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen in hoger beroep, althans het beroep zal verwerpen, met bekrachtiging, zonodig onder verbetering van gronden, van het bestreden vonnis, met hun veroordeling in de kosten van het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hof gaat uit van het volgende. Appellanten huren van geïntimeerde woonruimte te Arnhem. Op 27 juni 2007 heeft de politie op de zolder van het gehuurde een ruimte aangetroffen die volgens de politieverbalisant was ingericht voor het telen van hennep. De verbalisant zag dat de wanden, ramen en het plafond waren afgedekt met zwart/wit landbouwplastic en isolatiefolie. De vloer was afgedekt met vijverfolie. De aanwezige 151 bloempotten waarin hennepresten en wortelresten lagen, waren opgestapeld en stonden aan de zijkant van de zolder. De hennepplanten hadden volgens de verbalisant ieder afzonderlijk in plastic bloempotten, gevuld met zwarte aarde, gestaan.
Gezien de kalkresten op de vijverfolie hadden er negen hennepplanten per vierkante meter gestaan, aldus de verbalisant. Verder heeft de verbalisant twee zakken met hennep aangetroffen, waarvan de totale hoeveelheid 445 gram bedroeg.
Ook is aangetroffen een luchtventilatiesysteem bestaande uit een afzuigsysteem met drie koolstoffilters, die de lucht naar buiten voerden via een gat in een houten plaat die voor het zolderraam was geplaatst. Er stonden twee ventilatoren, het luchtventilatiesysteem werd automatisch geregeld door een thermostaat. Er was een irrigatiesysteem aanwezig om de planten te voorzien van water en voedingsstoffen. De vloeistof kon vanuit een kunststof ton door een dompelpomp via een handsproeier op de aarde worden aangebracht.
De planten konden worden belicht door twintig assimilatielampen van elk 600 watt.
De stroomvoorziening voor de lampen liep automatisch via een centrale elektriciteitskast met tijdschakelaar. Er was een thermo/hygrometer. De verbalisant voegt aan deze constateringen toe dat de hier gebezigde teelt kennelijk was gericht op de productie van nederwiet, en dat het niet redelijk is te accepteren dat het hier gaat om zaadproductie of kweken op kleine schaal voor eigen gebruik, maar dat het gaat om teelt van hennep gericht op de productie van nederwiet/hennep voor handelsdoeleinden. De verbalisant voegt eraan toe dat uit een onderzoek door een deskundige van NUON ter plaatse is gebleken dat de elektriciteit illegaal was afgetapt; er was een aansluiting buiten de meter om geweest die weer was verwijderd; op een van de aansluitpunten was te zien dat er kortsluiting had plaatsgevonden. Op het moment van het onderzoek was er geen illegale aansluiting meer.
3.2 Naar het oordeel van het hof kan uit dit relaas worden afgeleid dat het hier gaat om een hennepkwekerij, waar bedrijfsmatig hennep was gekweekt. De kwekerij moet nog kort tevoren in werking zijn geweest, mede gezien de aangetroffen hennep. Gelet op de waarnemingen van de verbalisant is aannemelijk is dat deze hennep ter plaats was geoogst.
Grief 1, waarin wordt betoogd dat er geen hennepkwekerij is aangetroffen faalt dan ook.
Met grief 3 betogen appellanten dat zij niet zelf de kwekerij hebben gehad maar de aangetroffen installatie enkel korte tijd voorhanden hebben gehad voor derden. Ook deze grief faalt, nu ook dit voorhanden hebben in strijd is met de verplichtingen zich als goed huurder te gedragen.
3.3 Het feit dat het Openbaar Ministerie heeft afgezien van vervolging omdat het bewijs is verkregen in strijd met de daarvoor geldende regels doet niets af aan de door de verbalisant gedane constateringen. Grief 2 waarmee het tegendeel wordt betoogd slaagt evenmin.
3.4 De grieven 4 en 5 slagen niet, omdat de kantonrechter met juistheid heeft overwogen dat appellanten hebben gehandeld in strijd met hun verplichtingen als huurders en dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
De stelling dat appellanten sinds 1995 zonder problemen in de woning woonden en nu elders dure woonruimte moeten huren, die zij van een bijstandsuitkering moeten betalen, doet niet af aan het gegeven dat zij tevoren rekening hadden behoren te houden met de gevolgen van hun tekortkoming.
3.5 De slotsom luidt dat het hoger beroep faalt. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en appellanten als in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen. Nu niets te bewijzen is aangeboden wat tot een ander oordeel zou kunnen leiden passeert het hof het gedane bewijsaanbod.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt appellanten in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 254,- voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. Fokker, R. Prakke- Nieuwenhuizen en M.G.W.M. Stienissen en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2009.