GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.010.222
(zaaknummer rechtbank 90480)
arrest van de tweede civiele kamer van 27 oktober 2009
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe,
1. [geïntimeerde sub 1], h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde sub 2] Assurantiën B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.W. Kobossen.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 20 februari 2008 en 16 april 2008, die de rechtbank Zutphen tussen appellant (hierna: [appellant]) als eiser en geïntimeerden (hierna: [geïntimeerden]) als gedaagden heeft gewezen. Van laatstgemeld vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 11 juli 2008 [geïntimeerden] aangezegd van voormelde vonnissen in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerden] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] één grief tegen de bestreden vonnissen aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden, één productie in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, zo nodig onder ambtshalve aanvulling van de gronden, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van [appellant] zal toewijzen en [geïntimeerde sub 2] zal veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties, met de bepaling dat indien [geïntimeerde sub 2] deze kosten niet binnen twee werkdagen na betekening van het in deze te wijzen arrest aan [appellant] heeft voldaan, zij daarover de wettelijke rente aan [appellant] is verschuldigd tot aan de dag der algehele voldoening.
2.3 Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] de grief bestreden en verweer gevoerd, bewijs aangeboden, nieuwe producties in het geding gebracht en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in het appel dat zich richt tegen (de afwijzing van de vorderingen jegens) [geïntimeerde sub 1], tot verwerping van de [bedoeld zal zijn:] grief en tot bevestiging van de aangevallen vonnissen, al dan niet onder verbetering van gronden, en tot veroordeling van [appellant] in de kosten van [bedoeld zal zijn:] het hoger beroep, waarbij de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
2.4 Daarna heeft [appellant] een akte uitlating producties genomen.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3 De vaststaande feiten
Op grond van hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties, staan vast de feiten die de rechtbank in haar vonnis van 16 april 2008 onder 2.1 tot en met 2.10 heeft vermeld.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Het gaat in dit geding - kort samengevat - om het volgende. In de zomer van 2005 heeft Reaal Verzekeringen (hierna: Reaal) een actie in de markt gezet waarbij een hypotheek kon worden afgesloten met 0,2% rentekorting onder de voorwaarde dat de deelnemer aan de actie een levensverzekeringspolis met een premie van minimaal € 50 per maand met Reaal zou aangaan. [appellant] had bij Reaal al vanaf 1994 een levensverzekeringspolis lopen en was geïnteresseerd in deelname aan de actie. Hij wilde een nieuwe hypotheek afsluiten tegen een rentepercentage van 3,3% per jaar, voor zes jaar vast. [voorletter] [geïntimeerde sub 2] van [geïntimeerde sub 2] heeft vervolgens in opdracht van [appellant] een hypotheekofferte aangevraagd met de opmerking daarbij dat de af te sluiten levensverzekering geïntegreerd moest worden in de reeds lopende polis. Omdat Reaal per internet niet bereikbaar was, heeft [geïntimeerde sub 2] de aanvraag uiteindelijk op 19 augustus 2005 per fax verzonden. De actie liep tot en met 16 september 2005.
4.2 Op 22 september 2005 heeft Reaal een offerte voor een hypotheek en een offerte voor een levensverzekering aan [appellant] respectievelijk Hypotheek Advies Centrum Winterswijk gestuurd, zonder rekening te houden met de reeds lopende polis van [appellant]. Nadien is Reaal er niet meer toe overgegaan een gewijzigde offerte aan [appellant] uit te brengen waarin de actiehypotheek gecombineerd was met een offerte voor een levensverzekering waarin de lopende polis van [appellant] was geïntegreerd. Uiteindelijk heeft [appellant] een hypotheek afgesloten tegen een rentepercentage van respectievelijk 3,4% voor de duur van één jaar, vervolgens 4,8% voor de duur van één jaar en tot slot (per 1 september 2007) een rentepercentage van 4,4% voor 10 jaar.
4.3 [appellant] heeft in eerste aanleg een beroepsfout verweten aan [geïntimeerden]. Hij heeft een bedrag van € 8.062,72 gevorderd uit hoofde van schadevergoeding, stellende dat hij ten opzichte van een rente van 3,3% voor de duur van zes jaren het gevorderde bedrag meer aan rente heeft moeten betalen. Daarnaast heeft hij betaling gevorderd van de kosten voor een nieuwe taxatie (€ 690,20) en buitengerechtelijke kosten (€ 904). [geïntimeerden] hebben verweer gevoerd. Bij eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
4.4 [appellant] heeft zijn grief gericht tegen rechtsoverwegingen 5.1 tot en met 5.23 van het eindvonnis. In zijn toelichting heeft hij de grief in verschillende onderdelen verdeeld.
4.5 Nu [appellant] tegen het tussenvonnis van 20 februari 2008 geen grief(onderdeel) heeft gericht, zal hij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep. Ook zal het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep tegen [geïntimeerde sub 1]. In rechtsoverweging 5.2 van het eindvonnis heeft de rechtbank immers geoordeeld dat [appellant] voor wat betreft de vorderingen tegen [geïntimeerde sub 1] niet voldaan heeft aan zijn stelplicht en heeft zij de vorderingen tegen [geïntimeerde sub 1] daarom afgewezen. Onder randnummer drie van zijn memorie van grieven heeft [appellant] zich neergelegd bij dit oordeel.
4.6 In dit geschil gaat het erom of [geïntimeerde sub 2] de zorg in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hypotheekbemiddelaar mag worden verwacht. In hoger beroep stelt [appellant] zich op het standpunt dat [geïntimeerde sub 2] niet alleen bemiddelaar was maar ook adviseur omdat hij alleen de contacten met Reaal onderhield. [appellant] verbindt hieraan geen (duidelijk) rechtsgevolg. Niet valt in te zien dat dit standpunt het beoordelingskader van de zaak wijzigt, nu binnen dat kader niet alleen de bemiddeling maar ook de adviezen van [geïntimeerde sub 2] aan de orde zijn.
4.7 Tegen de overwegingen van de rechtbank over de wijze waarop [geïntimeerde sub 2] de aanvraag heeft verzorgd, heeft [appellant] geen bezwaren (randnummer 14 memorie van grieven). [appellant] legt primair aan zijn vordering ten grondslag dat [geïntimeerde sub 2] de hypotheekofferte en de offerte voor een levensverzekering van 22 september 2005 niet had moeten afwijzen. In plaats daarvan had hij namens [appellant] de hypotheekofferte onder voorbehoud moeten accepteren. In de acceptatietermijn van twee weken had [geïntimeerde sub 2] het er dan toe moeten leiden dat de lopende levensverzekeringspolis alsnog werd geïntegreerd met een nieuwe af te sluiten levensverzekering, aldus [appellant]. [geïntimeerde sub 2] heeft gemotiveerd betwist dat deze mogelijkheid bestond, althans tot het gewenste resultaat kon leiden.
4.8 Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [appellant] een brief van 27 april 2007 van Reaal aan [appellant] overgelegd (productie 1 bij memorie van grieven). In die brief staat:
"Verband levenofferte en hypotheekofferte
Zoals u zelf ook aangeeft was de uitgebrachte hypotheekofferte correct.
Er is geen noodzaak om te wachten met tekenen van de hypotheekofferte totdat berekeningen van een te verpanden polis zijn gemaakt."
4.9 [appellant] leidt hieruit af dat het mogelijk was de hypotheekofferte te aanvaarden zonder ook de levenofferte te aanvaarden. Het hof leest dat niet zonder meer in deze brief. Reaal brengt kennelijk slechts tot uitdrukking dat de berekeningen die nodig zijn om de hoogte van de premie voor de levensverzekering vast te stellen ook plaats kunnen vinden nadat de hypotheekofferte is getekend. Daaruit volgt nog niet dat het [appellant] vrijstond de hypotheekofferte te accepteren zonder ook de aangeboden nieuwe levensverzekering te accepteren. Het hof verwijst verder naar de laatste zin van rechtsoverweging 5.10 in het eindvonnis van de rechtbank. In elk geval blijkt uit die brief niet dat [geïntimeerde sub 2] in de zomer van 2005 ervan uit mocht gaan dat een voorwaardelijke acceptatie binnen de actievoorwaarden een reële mogelijkheid was.
4.10 In de actievoorwaarden bij de brief van 1 augustus 2005 die Reaal aan haar assurantietussenpersonen heeft gestuurd om hen te attenderen op de actie (bijlage VII bij productie 1 bij memorie van antwoord) staat namelijk het volgende.
"Om voor de korting van 0,2% in aanmerking te komen gelden de volgende actievoorwaarden:
(…)
* Er dient minimaal een nieuw bijverband met een maandelijkse premie/inleg van € 50,- te worden gesloten".
Gelet op deze actievoorwaarde waren de hypotheekofferte en de levenofferte met elkaar verbonden. [geïntimeerde sub 2] behoefde hieruit in elk geval niet te begrijpen dat een acceptatie van de hypotheekofferte onder voorbehoud van het alsnog integreren van de levensverzekering tot de mogelijkheden behoorde. Verder is aannemelijk dat de actie voor Reaal vooral interessant was vanwege de nieuw af te sluiten levensverzekeringen. Daarom ligt het nog minder voor de hand dat Reaal zou instemmen met een voorwaardelijke acceptatie van de hypotheekofferte. Tot slot blijkt de samenhang tussen hypotheekofferte en de levenszekering uit de redactie van de hypotheekofferte. Daarin staat niet alleen de totale premie van
€ 157,03 genoemd voor de levenpolis maar ook dat met de ondertekende hypotheekofferte het ingevulde en ondertekende aanvraagformulier voor de levensverzekering moet worden meegezonden.
4.11 Dat er destijds desondanks een redelijke en reële kans was dat Reaal een voorwaardelijke aanvaarding van de hypotheekofferte had geaccepteerd en vervolgens (tijdig) tot een aanpassing van de levenofferte was overgegaan, heeft [appellant] onvoldoende (nader) onderbouwd. Daarenboven is het maar de vraag of Reaal met [appellant] een hypotheekofferte en levenofferte in de door [appellant] gewenste zin was overeengekomen. Het stond Reaal uiteraard vrij om al dan niet in te gaan op een verzoek tot deelname aan de actie onder andere dan de door haar gestelde voorwaarden. De enkele - niet onderbouwde - stelling van [appellant] dat Reaal later heeft aangegeven dat zij binnen de acceptatietermijn tot aanpassing van de offerte bereid was, acht het hof onvoldoende. Hierbij speelt een rol dat [appellant] in 2007 een klachtenprocedure tegen Reaal is begonnen. In dat licht valt te begrijpen dat Reaal zich in antwoord daarop nu flexibel opstelt. Uit de gang van zaken in 2005 en 2006 en de overgelegde correspondentie krijgt het hof eerder de indruk dat Reaal destijds overvallen was door de grote respons op haar actie en na afloop van de actietermijn feitelijk geen ruimte gaf of had om nog overeenkomsten te sluiten in de door [appellant] gewenste zin.
4.12 Het komt er dus op neer dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde sub 2] in de zomer van 2005 rekening moest houden met de mogelijkheid dat Reaal een acceptatie van de hypotheekofferte onder voorbehoud had aanvaard en (tijdig) tot de gewenste aanpassing van de levenofferte was overgegaan. [geïntimeerde sub 2] heeft dan ook haar zorgplicht niet geschonden door die weg niet te bewandelen.
4.13 Voorts legt [appellant] aan zijn vordering ten grondslag dat [geïntimeerde sub 2] onvoldoende inspanningen heeft verricht om Reaal te bewegen tot het doen van een nieuwe levenofferte waarin de lopende levenpolis geïntegreerd was. Hij stelt dat de aantoonbare inspanningen van [geïntimeerde sub 2] dateren van na mei 2006. [appellant] heeft daarbij kennelijk het oog op de overgelegde correspondentie tussen [geïntimeerde sub 2] en Reaal. Volgens hem had een goede adviseur direct actie ondernomen en is aannemelijk dat snelle actie tot een grotere kans op resultaat had geleid.
4.14 Het hof stelt het volgende voorop. In de actieperiode, die liep tot en met 16 september 2005, was Reaal vrijwel onbereikbaar. Pas na afloop van de actietermijn heeft Reaal haar offertes uitgebracht. Tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft [voorletter] [geïntimeerde sub 2] verklaard dat hij na de offertes van 22 september 2005 regelmatig gesprekken heeft gevoerd met de accountmanager van Reaal en dat er steeds toezeggingen werden gedaan. Die werden niet nageleefd vanwege telkens andere redenen, zoals ziekte. De directeur van Reaal zou uiteindelijk hebben toegezegd alsnog een offerte uit te brengen, maar ook die toezegging is niet nagekomen, aldus nog steeds [voorletter] [geïntimeerde sub 2]. [appellant] heeft dit ter comparitie niet weersproken en heeft verklaard dat [voorletter] [geïntimeerde sub 2] hem regelmatig op de hoogte heeft gehouden van zijn gesprekken met de accountmanager van Reaal. Wel was het zo dat [appellant] af en toe heeft moeten bellen om te informeren naar de stand van zaken, aldus [appellant]. In eerste aanleg waren partijen het er dus over eens dat er gesprekken met de accountmanager - en later met de directeur - van Reaal hebben plaatsgevonden na en naar aanleiding van de offerte van 22 september 2005 om alsnog de juiste offertes te verkrijgen en dat [appellant] daarvan op de hoogte was.
4.15 Uit de randnummers 19 tot en met 22 van de memorie van grieven begrijpt het hof dat [appellant] in hoger beroep van zijn verklaring ter comparitie terugkomt. Voor zover dat het geval is (het gestelde onder randnummer 11 maakt dat dit onduidelijk is), staat hem dit vrij. Het hoger beroep dient ook om eerder gemaakte fouten te herstellen. Dit neemt niet weg dat [appellant] zijn nieuwe standpunt begrijpelijk dient te motiveren. Dat heeft [appellant] niet gedaan. Louter het standpunt dat er een onbewijsbare discussie tussen [geïntimeerde sub 2] en Reaal heeft plaatsgevonden en dat die niet aan [appellant] kan worden tegengeworpen, is onvoldoende, zeker in het licht van het eerdere partijdebat. Daarom komt het hof niet toe aan bewijslevering van de stelling van [appellant] dat [geïntimeerde sub 2] een beroepsfout heeft gemaakt door niet tijdig actie te ondernemen. Hierbij geldt - anders dan [appellant] voorstaat – dat de bewijslast voor de tekortkoming van [geïntimeerde sub 2] in beginsel op hem rust en niet - wegens de veronderstelde onbewijsbaarheid daarvan - op [geïntimeerde sub 2]. Aan de vraag of eerdere actie had geleid tot een beter resultaat, wordt bij deze stand van zaken niet toegekomen.
4.16 Ten aanzien van een mogelijk alternatief stelt [appellant] in hoger beroep niet meer dan dat hij het aannemelijk vindt dat eerdere en adequate actie tot beperking van zijn schade had geleid. Daarover heeft het hof hiervoor geoordeeld. Het hof begrijpt dat [appellant] in hoger beroep niet meer de stelling inneemt dat [geïntimeerde sub 2] ten onrechte niet is ingegaan op een verondersteld door Reaal aangeboden alternatief met een rente van 3,45%. Voor zover [appellant] deze stelling in hoger beroep toch wenst te handhaven, is hij niet, althans onvoldoende gemotiveerd ingegaan op rechtsoverwegingen 5.19 tot en met 5.23 van het eindvonnis. In die overwegingen heeft de rechtbank gemotiveerd geoordeeld dat er - samengevat - onvoldoende aanwijzingen zijn dat Reaal daadwerkelijk een alternatief heeft aangeboden van 3,45%.
4.17 In het licht van al het bovenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, heeft [appellant] onvoldoende (nader) gemotiveerd dat en waarom [geïntimeerde sub 2] niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend hypotheekbemiddelaar. Het hof verwerpt daarom zijn bewijsaanbod en het hoger beroep.
4.18 De grief faalt, zodat het bestreden eindvonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Zutphen van 20 februari 2008;
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen [geïntimeerde sub 1];
bekrachtigt het eindvonnis van voormelde rechtbank van 16 april 2008;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 632 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 406 voor griffierecht;
verklaart dit arrest voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. van der Beek, S.O.H. Bakkerus en Th.C.M. Willemse, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2009.